ECLI:NL:RBAMS:2022:1758

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
4 april 2022
Zaaknummer
13/751055-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Internationaal strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met onschuldverweer

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2022 uitspraak gedaan op een vordering ex artikel 23 van de Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door Litouwen op 27 december 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1988 en met de Nederlandse nationaliteit, heeft verklaard niet schuldig te zijn aan de hem verweten feiten, die onder meer diefstal door twee of meer verenigde personen omvatten. Tijdens de zittingen op 3 november 2020, 19 januari 2021 en 10 maart 2022 is de zaak behandeld, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek was verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat er geen grondslag meer was voor de gevangenhouding van de opgeëiste persoon.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en het EAB onderzocht. De rechtbank oordeelde dat de overlevering kon worden toegestaan, omdat voldaan was aan de eisen van de OLW. De opgeëiste persoon heeft zijn onschuld betoogd, maar de rechtbank oordeelde dat hij dit niet had aangetoond. De rechtbank heeft ook de garantie van de Litouwse autoriteiten in overweging genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon zijn eventuele straf in Nederland zou kunnen ondergaan. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden waren en het EAB voldeed aan de wettelijke eisen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751055-20
RK nummer: 20/1070
Datum uitspraak: 24 maart 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 27 februari 2020 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 27 december 2019 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende te: [BRP-adres] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

Zitting 3 november 2020
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 3 november 2020. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. J.J.M. Asbroek. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem. De behandeling van de vordering is aangehouden om een genoegzame terugkeergarantie te laten opvragen. De rechtbank heeft daarnaast de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing.
Zitting 19 januari 2021
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 19 januari 2021. Het onderzoek heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. C.L.E. McGivern. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem. De behandeling van de vordering is nogmaals aangehouden om een genoegzame, onvoorwaardelijke terugkeergarantie te laten opvragen. Daarnaast heeft de rechtbank de officier van justitie verzocht uitvoering te geven aan het in artikel 21a OLW bepaalde, inclusief het verzoek dat deze advocaat Engels spreekt.
Zitting 10 maart 2022
De vordering is behandeld op de openbare zitting van 10 maart 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Westerman. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M. de Klerk, advocaat te Haarlem.
De rechtbank stelt vast dat in deze zaak de termijn van 90 dagen waarbinnen de rechtbank ex artikel 22 OLW op het overleveringsverzoek moet beslissen, al is verstreken. Dat betekent dat de rechtbank de beslistermijn niet meer kan verlengen en dat als gevolg daarvan geen grondslag meer bestaat voor gevangenhouding.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een arrestatiebevel van 16 december 2019 door
the Vilnius city District Court(Litouwen), referentienummer: 01-1-40448-19.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Litouws recht strafbaar feit.
Dit feit is omschreven in onderdeel e) van het EAB.

4.Strafbaarheid; feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit niet aangeduid als feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
Het feit levert naar Nederlands recht op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels

5.Onschuldverweer

De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit. Hij stelt dat de zaak volledig gemanipuleerd is, omdat zijn ex-vriendin als getuige heeft gelogen. Dit zou hij kunnen aantonen met de voicememo’s die hij naar deze rechtbank en de Litouwse rechtbank heeft gestuurd. De opgeëiste persoon stelt dat de hele zaak leunt op wat zijn ex-vriendin heeft gezegd en dat zij hem valselijk heeft beschuldigd.
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon niet heeft aangetoond dat hij onschuldig is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De opgeëiste persoon heeft verklaard niet schuldig te zijn aan het feit, maar hij heeft dit tijdens het verhoor ter zitting niet aangetoond.
De onschuldbewering kan alleen al om die reden niet leiden tot weigering van de overlevering.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit. Zijn overlevering kan daarom alleen worden toegestaan, indien naar het oordeel van de rechtbank is gewaarborgd dat, als hij ter zake van het feit waarvoor de overlevering kan worden toegestaan in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf wordt veroordeeld, hij deze straf in Nederland zal mogen ondergaan.
De
Chief Prosecutorvan de
Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuaniaheeft op 18 maart 2021 de volgende garantie gegeven:
The Prosecutor General's Office of the Republic of Lithuania pays sincere respect to you and, in response to your request to give the guarantee that [opgeëiste persoon] would be able to serve the custodial sentence imposed upon him in the Republic of Lithuania, hereby assures that the aforementioned condition shall be satisfied and [opgeëiste persoon] shall be able to serve the custodial sentence - imposed upon him in the Republic of Lithuania (if any sentence of such kind is imposed upon him) - in the Kingdom of the Netherlands.
Naar het oordeel van de rechtbank is de hiervoor vermelde garantie voldoende.

7.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

8.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5, 6 en 7 van de OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Prosecutor’s General’s Office of the Republic of Lithuania(Litouwen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. C. Huizing-Bruil en H.G. van der Wilt, rechters,
in tegenwoordigheid van V.D. Reinders, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 24 maart 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.