Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Münster in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in 1997, die zowel de Nederlandse als de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 8 februari 2022. De officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en de raadsman, mr. G. Palanciyan, waren aanwezig, maar de opgeëiste persoon zelf was niet verschenen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De opgeëiste persoon wordt verdacht van georganiseerde diefstal, waarvoor in Duitsland een vrijheidsstraf van ten minste drie jaar kan worden opgelegd. De rechtbank heeft ook de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld, die bevestigden dat de opgeëiste persoon zijn straf in Nederland kan ondergaan indien hij in Duitsland wordt veroordeeld.
De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon onschuldig is, maar de rechtbank oordeelde dat deze onschuld niet is aangetoond en dat dit geen reden kan zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, waarbij zij opmerkt dat de OLW de rechtbank niet de bevoegdheid geeft om te beslissen dat de officier van justitie de strafvervolging in Nederland overneemt. De uitspraak is gedaan door mr. J.G. Vegter als voorzitter, samen met mrs. A.J.R.M. Vermolen en C.M. Delstra, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.