Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon aan Polen op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 24 december 2021. De opgeëiste persoon, geboren in 1986 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. De behandeling van de vordering vond plaats op 8 februari 2022 via een videoverbinding, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. K.H. Zonneveld.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het EAB onderzocht. Dit EAB was uitgevaardigd door de Sad Okregowy in Kielce op 27 juli 2021 en betrof een vrijheidsstraf van 1 jaar, opgelegd door de Sad Rejonowy in Pinczow op 7 oktober 2019. De raadsvrouw voerde aan dat de overlevering geweigerd moest worden op basis van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de inhoudelijke behandeling van zijn zaak. De rechtbank oordeelde echter dat de opgeëiste persoon op 25 september 2021 in persoon was opgeroepen en dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was.
De rechtbank concludeerde dat het EAB voldeed aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen andere weigeringsgronden waren. De feiten waarvoor de overlevering werd verzocht, betroffen diefstal met een valse sleutel, meermalen gepleegd, wat ook onder Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft daarom de overlevering toegestaan, en de beslissing werd uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.