Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank Bochum in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1975, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 8 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M. de Klerk, en een tolk in de Turkse taal.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het verzoek van de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden afgewezen. De raadsman voerde aan dat er onderhandelingen gaande waren met de Duitse belastinginspectie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende vooruitzicht was op een spoedige oplossing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.
De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onder andere het medeplegen van belastingfraude, verduistering en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.