ECLI:NL:RBAMS:2022:1726

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
13/752366-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot belastingfraude

Op 22 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Arrondissementsrechtbank Bochum in Duitsland. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1975, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft en gedetineerd is. De rechtbank heeft de vordering tot overlevering behandeld op een openbare zitting op 8 februari 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. Diependaal, aanwezig was, evenals de raadsman van de opgeëiste persoon, mr. M. de Klerk, en een tolk in de Turkse taal.

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en het verzoek van de raadsman om de behandeling van de zaak aan te houden afgewezen. De raadsman voerde aan dat er onderhandelingen gaande waren met de Duitse belastinginspectie, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende vooruitzicht was op een spoedige oplossing. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering.

De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn onder andere het medeplegen van belastingfraude, verduistering en valsheid in geschrift. De rechtbank heeft geoordeeld dat de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn en dat de overlevering kan worden toegestaan. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten om de overlevering van de opgeëiste persoon aan Duitsland toe te staan, waarbij de relevante wetsartikelen zijn toegepast. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
Parketnummer: 13/752366-21
RK nummer: 21/6866
Datum uitspraak: 22 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 24 december 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 oktober 2021 door
de Arrondissementsrechtbank Bochum(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon ]
geboren te [geboorteplaats] (Turkije) op [geboortedag] 1975
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland
gedetineerd in het [detentieplaats]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 8 februari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden via een videoverbinding in tegenwoordigheid van de officier van justitie
mr. M. Diependaal. De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsman,
mr. M. de Klerk te Haarlem en door een tolk in de Turkse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Turkse nationaliteit heeft.

3.Verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak

De raadsman heeft ter zitting aan de rechtbank verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden en voert hiertoe het volgende aan.
De advocaten van de bedrijven waar de opgeëiste persoon voor heeft gewerkt zijn in onderhandeling met de Duitse belastinginspectie en hebben het strafdossier opgevraagd en zijn nu in afwachting hiervan. Indien tot een oplossing wordt gekomen met de Duitse belastinginspectie, kan worden voorkomen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering in
Untersuchungshaftzou moeten verblijven, hetgeen te vergelijken is met het in voorlopige hechtenis verblijven met beperkingen.
De officier van justitie verzet zich tegen het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak.
De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak af nu er onvoldoende vooruitzicht is dat de gestelde onderhandelingen van de advocaten met de Duitse belastinginspectie binnen korte tijd zullen leiden tot intrekking van het EAB.
Daar komt bij dat de Duitse autoriteiten tot op heden het EAB niet hebben ingetrokken en kennelijk het verzoek tot overlevering van de opgeëiste persoon wensen te handhaven.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een door de Arrondissementsrechtbank te Bochum op
4 augustus 2021 uitgevaardigd aanhoudingsbevel strekkende tot voorlopige hechtenis, met dossiernummer: II-10 KLs-40 Js 134/15-4/21.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren op naar Nederlands recht op:
Medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van poging tot opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven;
en
medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 69 Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 45, 47 en 225 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon ]aan
de Arrondissementsrechtbank Bochum(Duitsland) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. J.G. Vegter, voorzitter,
mrs. A.J.R.M. Vermolen en C.M. Delstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 22 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.