In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 maart 2022 uitspraak gedaan in het kader van een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Amtsgericht Köln op 30 juli 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Duitsland in 1985, is ingeschreven in de Basisregistratie Personen in Nederland. Tijdens de openbare zitting op 15 maart 2022 was de opgeëiste persoon niet aanwezig, maar zijn gemachtigd raadsman, mr. L. de Leon, was wel aanwezig.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het beslissen op het overleveringsverzoek reeds was verstreken, wat betekent dat er geen grondslag meer bestaat voor de gevangenneming van de opgeëiste persoon. De raadsman heeft aangevoerd dat de opgeëiste persoon zich vermoedelijk in Turkije bevindt en niet zal terugkeren naar Nederland, maar de rechtbank oordeelt dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vordering, aangezien de opgeëiste persoon nog steeds als ingezetene in Nederland staat ingeschreven.
Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel dat is uitgevaardigd op 20 juli 2021 en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar de opgeëiste persoon voor illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. De rechtbank concludeert dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De rechtbank besluit dan ook om de overlevering toe te staan.