ECLI:NL:RBAMS:2022:172

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 januari 2022
Publicatiedatum
20 januari 2022
Zaaknummer
13/017763-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor poging tot afpersing in vereniging en vuurwapenbezit met toepassing van volwassenenstrafrecht

Op 19 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot afpersing in vereniging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte de buurman heeft bedreigd en geprobeerd heeft af te persen door hem te dwingen 10.000 euro af te geven. Dit gebeurde via meerdere telefoontjes waarin de verdachte en zijn medeverdachte de buurman en zijn gezin bedreigden. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er een geladen vuurwapen in de slaapkamer van de verdachte werd aangetroffen. De verdachte ontkende de beschuldigingen, maar de rechtbank oordeelde dat de bewijsmiddelen voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft besloten het volwassenenstrafrecht toe te passen, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte, en heeft hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn beperkte strafblad en de impact van de feiten op het slachtoffer en diens gezin.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/017763-21 (Promis)
Datum uitspraak: 19 januari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres 1] .

1.Waardering van het bewijs

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 5 januari 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Velleman en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. W. Drummen naar voren hebben gebracht. Op de zitting heeft de rechtbank deskundige [persoon] (reclasseringswerker) en getuige en benadeelde partij [benadeelde partij] gehoord.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van een poging tot afpersing van [benadeelde partij] , samen met een ander gepleegd. Als dat niet kan worden bewezen dan wordt hij beschuldigd van het bedreigen van [benadeelde partij] (feit 1). Daarnaast wordt verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen (feit 2).
De tenlastelegging staat in bijlage I.

3.Onderzoek ter terechtzitting

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat de poging afpersing en het wapenbezit kunnen worden bewezen. Verdachte past zijn verklaring over de poging afpersing steeds aan naarmate hij meer hoort over de onderzoeksresultaten van de politie. Die verklaring is daardoor niet betrouwbaar. Uit het technisch onderzoek blijkt bovendien dat aangever op drie verschillende dagen door de telefoon van verdachte is gebeld. Dat verdachte alle drie die momenten zijn telefoon zou hebben uitgeleend is niet aannemelijk. Het kan dan ook bewezen worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] aangever, de buurman van [medeverdachte] , heeft geprobeerd af te persen.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van de poging afpersing.
Verdachte heeft dit feit steeds ontkend. Aangever heeft verklaard dat hij vermoedt dat de bellers van Marokkaanse en Turkse afkomst zouden zijn. Verdachte past niet binnen dit profiel. Aangever koppelt verdachte alleen aan de poging afpersing omdat hij weet dat verdachte veel met de medeverdachte optrekt. Op de zitting is gebleken dat aangever de stem van verdachte niet van de gesprekken of de opname daarvan heeft herkend. Bovendien heeft aangever wisselend verklaard. Verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon heeft uitgeleend en dat hij dat wel vaker doet. Uit technisch onderzoek is niet gebleken dat verdachte degene is geweest die op de bewuste tijdstippen heeft gebeld naar aangever. Het is dus goed mogelijk dat het is gegaan zoals verdachte heeft verklaard. Als verdachte soms iets anders heeft verklaard komt dat omdat het een stressvolle situatie is en hij hier zenuwachtig van wordt.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Poging tot afpersing samen met een ander
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] heeft geprobeerd [benadeelde partij] af te persen. Op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II stelt de rechtbank het volgende vast.
[benadeelde partij] werd op 8, 16 en 28 januari 2021’s nachts gebeld, steeds door twee hem onbekende personen. Deze personen wilden 10.000 euro van hem. Daarbij werd gezegd: “Kom op de hoek van de straat, zet het geld neer. Ik kom tien minuten later. Ik zeg waar het geld moet staan” en “Je moet geld brengen op het schoolplein, je moet daar het geld brengen en daar laten.” De daders bedreigden in die gesprekken zijn gezin en gebruikten woorden als: “Pak ik je vrouw en kinderen, ik neuk je vrouw, ik neuk je kinderen, ik weet dat je een gezin heb, ik weet dat je kinderen hebt, daarna pak ik je kinderen en vertel ik bepaalde dingen aan je vrouw”. Aangever en zijn vrouw zijn op meerdere tijdstippen in genoemde nachten door twee verschillende telefoonnummers gebeld. Het ene nummer is van verdachte en het andere nummer is van medeverdachte [medeverdachte] . [medeverdachte] is de neef van verdachte, waarmee hij veel optrekt.
De rechtbank stelt op grond hiervan vast dat verdachte één van de twee personen was die aangever heeft gebeld en heeft geprobeerd hem af te persen. De verklaring van verdachte dat hij zijn telefoon wel eens uitleende en niet wist wat anderen daarmee deden heeft verdachte niet onderbouwd en vindt de rechtbank niet aannemelijk. De gesprekken met aangever en zijn vrouw vinden op meerdere dagen, in een langere periode en op meerdere tijdstippen op een dag plaats, waardoor het onwaarschijnlijk is dat verdachte precies op die momenten steeds zijn telefoon had uitgeleend.
3.3.2.
Voorhanden hebben vuurwapen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte een vuurwapen voorhanden heeft gehad.
In de slaapkamer van verdachte en zijn tienjarige broertje heeft de politie een geladen vuurwapen aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij dit wapen voor iemand anders op zijn kamer bewaarde.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de bewijsmiddelen in bijlage II bewezen dat verdachte
feit 1:
in de periode van 8 januari 2021 tot en met 28 januari 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde partij] te dwingen tot de afgifte van € 10.000,- dat aan die [benadeelde partij] toebehoorde door
  • die [benadeelde partij] en diens vrouw op 8 januari 2021 meerdere keren in de nacht telefonisch te contacten en hem de woorden toe te voegen; “kom op de hoek van de straat, zet het geld neer. Ik kom 10 minuten later. Ik zeg waar het geld moet staan.” “Pak ik je vrouw en kinderen, ik neuk je vrouw, ik neuk je kinderen, ik weet dat je een gezin hebt, ik weet dat je kinderen hebt.” “Daarna pak ik je kinderen en vertel ik bepaalde dingen aan de vrouw.” “Je moet geld brengen op het schoolplein, je moet daar het geld brengen en daar laten.”,
  • die [benadeelde partij] op 16 januari 2021 in de nacht, telefonisch te contacten en hem de woorden toe te voegen; “Breng €10.000,- naar de straat voor het huis. Als je niet komt, dan kom ik voor je deur staan met een Kalasjnikov” en
  • die [benadeelde partij] en diens vrouw op 28 januari 2021 in de nacht telefonisch te contacten en hem de woorden toe te voegen; “Breng een koffer met geld.” en hem en haar “Zie je hoever ik ben.”,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2:
op 16 maart 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een getransformeerd pistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9x17mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Motivering van de straffen en maatregelen

5.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte moet worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarbij zouden de bijzondere voorwaarden moeten worden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat op verdachte het jeugdstrafrecht toegepast moet worden, omdat hij nauwelijks een strafblad heeft en baat zou hebben bij begeleiding en een pedagogische aanpak. Verdachte zou vooral gestimuleerd moeten worden om vast te houden aan de toekomstplannen die hij nu heeft. Alleen dan komt hij verder en wordt hij zelfstandig. Verdachte zou niet terug moeten naar de gevangenis en dus zouden een fikse werkstraf en bijzondere voorwaarden gekoppeld aan een voorwaardelijk strafdeel passend zijn.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Adolescentenstrafrecht
De rechtbank past het volwassenenstrafrecht toe. Verdachte was ten tijde van het plegen van het feit 19 jaar. Op verdachten tussen de 18 en 24 jaar is het adolescentenstrafrecht van toepassing. Dat betekent dat bij deze groep verdachten, ook al zijn zij meerderjarig, gekeken wordt of er aanleiding is om toch het jeugdstrafrecht toe te passen
De reclassering adviseert in het rapport ten behoeve van de voorgeleiding bij de rechter-commissaris tot plaatsing in een justitiële jeugdinrichting. Dit advies is gebaseerd op het vermoeden dat verdachte op een lager niveau functioneert dan van zijn kalenderleeftijd verwacht mag worden, op het ontbreken van een fors justitieel verleden, zijn leeftijd, thuissituatie en de mogelijke pedagogische ontvankelijkheid van verdachte. In het reclasseringsadvies van 15 december 2021 ten behoeve van de zitting staat dat er geen indicaties voor toepassing van het jeugdstrafrecht uit het ASR-wegingskader naar voren komen. Verdachte is in staat de gevolgen van zijn handelen te overzien en er is geen indicatie voor het toepassen van interventies uit het jeugdstrafrecht.
Uit het reclasseringsrapport en het behandelde ter zitting blijkt dat verdachte bij zijn moeder woont en door zijn oma lijkt te worden onderhouden in zijn levensonderhoud. Daarnaast heeft verdachte een MBO opleiding afgerond, heeft hij eerder een baan gehad en zal hij binnenkort in twee deeltijdbanen aan het werk gaan. Bovendien is de rechtbank, gelet op alle omstandigheden, van oordeel dat bij de straftoemeting geen aanleiding bestaat om een instrument uit het jeugdsanctierecht toe te passen.
De rechtbank zal dan ook het advies van de reclassering volgen en het volwassenenstrafrecht toepassen.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich samen met zijn neef schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing. Daarbij is aangever op meerdere dagen gebeld, waarbij is gedreigd het gezin van aangever iets aan te doen. Aangever heeft verklaard dat hij en zijn gezin zich erg bedreigd voelden en dat de kinderen erg bang zijn nu de telefoon steeds in de nacht gaat. Verdachte heeft dus voor een zeer beangstigende situatie gezorgd bij aangever en bij zijn gezin. Daarnaast heeft verdachte een geladen vuurwapen bewaard in een kamer waar zijn toen tienjarige broertje ook sliep. Het gevaar van het voorhanden hebben van een geladen wapen is dat het ook daadwerkelijk kan worden gebruikt. Dat kan opzettelijk gebeuren, maar ook per ongeluk. Daarnaast zorgt alleen het bezit van een vuurwapen en munitie al voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken onderling hebben gemaakt over straffen en wat in vergelijkbare zaken wordt opgelegd. Voor alleen al het voorhanden hebben van het vuurwapen in huis wordt normaal gesproken een gevangenisstraf vanaf vier maanden opgelegd. Daarbij vindt de rechtbank strafverzwarend dat het pistool in de kamer lag bij het jongere broertje van verdachte. Hoewel ook voor de poging afpersing een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf in aanmerking komt, ziet. de rechtbank in de omstandigheden van verdachte aanleiding om daar in dit geval flink van af te wijken in het voordeel van verdachte en geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Straf
De rechtbank vindt het gezien de leeftijd van verdachte, zijn zeer beperkte strafblad, het lopende reclasseringstoezicht en het zicht op een baan geen goed idee om hem nu naar de gevangenis te sturen. De strafbare feiten zouden dit zeker rechtvaardigen, maar het zou ook alle goede ontwikkelingen in het leven van verdachte, zaken die hem kunnen helpen op het rechte pad te blijven, doorkruisen. De rechtbank kiest ervoor om verdachte de maximale taakstraf van 240 uur op te leggen en daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden met een proeftijd van twee jaar. Aan die proeftijd worden de voorwaarden verbonden zoals door de reclassering geadviseerd: Een meldplicht, een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden (SOLO), het hebben/houden van een zinvolle, structurele dagbesteding en het door verdachte geven van inzicht in zijn financiën.

6.Beslag

Onder verdachte zijn wapens en toebehoren in beslag genomen. Die worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

7.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c, 45, 57, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

8.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in paragraaf 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, primair:
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
240 (tweehonderdveertig) uur, met bevel voor het geval dat verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 120 (honderdtwintig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de uitvoering van deze straf in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uur per dag.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
4 (vier) maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegdzal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
  • Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres 2] . Hij blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • Veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie SOLO (cognitieve vaardigheden). Veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
  • Veroordeelde heeft een zinvolle, structurele dagbesteding;
  • Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 stuk Wapen, omschrijving: Alarmpistool G-6036963;
  • 1 stuk Wapen, omschrijving: g6036980;
  • 1 DV Patroonhouder met patronen, omschrijving g6036983;
  • 1 stuk Pistool, omschrijving g6036904, zoraki.
Heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. J. Huber en M.J.A. Tax, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A. Koudadi, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 januari 2022.