ECLI:NL:RBAMS:2022:1708

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
13/752240-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel door de Rechtbank Amsterdam

Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 18 november 2021 en betreft een EAB dat op 19 oktober 2021 door het Amtsgericht Memmingen in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Letland in 1997, was op het moment van de zitting gedetineerd in Nederland.

De behandeling van de vordering vond plaats op 18 januari 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, en een tolk in de Letse taal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Letse nationaliteit heeft. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over het EAB.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, wat ook onder Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, conform de bepalingen van de OLW.

De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, samen met mrs. J.A.A.G. de Vries en D.P. Hein als rechters, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/752240-21
RK nummer: 21/6400
Datum uitspraak: 1 februari 2022
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 18 november 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 19 oktober 2021 door
das Amtsgericht Memmingen(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon]
geboren te [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1997
laatst opgegeven adres: [adres] , [woonplaats]
thans uit anderen hoofde gedetineerd in [detentieadres]
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 18 januari 2022. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie mr. M. Westerman.
De opgeëiste persoon is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, advocaat te Amsterdam en door een tolk in de Letse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Referte

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over het EAB.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een door
das Amtsgericht Memmingenop 23 november 2020 uitgevaardigd aanhoudingsbevel met dossiernummer 5 Ds 222 Js 2226/20.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van een door de justitiële autoriteiten van de uitvaardigende lidstaat ingesteld strafrechtelijk onderzoek ter zake van het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Duits recht strafbare feiten.
De feiten zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.

5.Strafbaarheid

Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsartikelen

Artikel 311 Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[de opgeëiste persoon]aan
Amtsgericht Memmingen,Duitsland, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.A.A.G. de Vries en D.P. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.L. van Loon, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 1 februari 2022.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.