Op 1 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De vordering tot overlevering was ingediend door de officier van justitie op 18 november 2021 en betreft een EAB dat op 19 oktober 2021 door het Amtsgericht Memmingen in Duitsland is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Letland in 1997, was op het moment van de zitting gedetineerd in Nederland.
De behandeling van de vordering vond plaats op 18 januari 2022, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. A. Timorason, en een tolk in de Letse taal. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Letse nationaliteit heeft. De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank over het EAB.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering. De feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, zijn gekwalificeerd als diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd, wat ook onder Nederlands recht strafbaar is. De rechtbank heeft daarom besloten de overlevering toe te staan, conform de bepalingen van de OLW.
De uitspraak is gedaan door mr. M. van Mourik als voorzitter, samen met mrs. J.A.A.G. de Vries en D.P. Hein als rechters, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, zoals bepaald in artikel 29, tweede lid, OLW.