ECLI:NL:RBAMS:2022:1699

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
13/186610-20, 13/185268-20, 13/233056-19 en 23/002370-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voortzetting tenuitvoerlegging ISD-maatregel na tussentijdse toetsing

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan over de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voor een veroordeelde, die in 2021 was opgelegd voor de duur van achttien maanden. De rechtbank heeft de noodzaak van de voortzetting van de maatregel beoordeeld op basis van verschillende rapporten en de verklaringen van betrokkenen tijdens de openbare zitting op 17 maart 2022. De veroordeelde, geboren in 1976 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, verblijft momenteel in een instelling voor stelselmatige daders. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende meewerkt aan zijn behandeling en dat er nog geen significante vooruitgang is geboekt in zijn ISD-traject. Ondanks dat de veroordeelde programma's volgt, ontbreekt het aan motivatie en zijn er zorgen over zijn drugsgebruik. De deskundige heeft aangegeven dat er een noodzaak is voor schematherapie om de verslavingsproblematiek aan te pakken, maar de veroordeelde moet eerst bereid zijn om hieraan mee te werken. De officier van justitie heeft gepleit voor voortzetting van de ISD-maatregel ter bescherming van de maatschappij en ter voorkoming van recidive. De raadsvrouw van de veroordeelde heeft betoogd dat de ISD-maatregel moet worden beëindigd, omdat er onvoldoende behandeling plaatsvindt. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de voortzetting van de ISD-maatregel noodzakelijk is, omdat de risico's voor de maatschappij en de recidivegevaar nog niet voldoende zijn beperkt. De beslissing is genomen op basis van artikel 38m lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, dat de ISD-maatregel heeft als doel de maatschappij te beveiligen en recidive te voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13/186610-20, 13/185268-20, 13/233056-19 en 23/002370-20 (tussentijdse toetsing ISD-maatregel)
BESLISSING
Het gerechtshof te Amsterdam heeft bij arrest van 31 mei 2021 de maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van achttien maanden opgelegd aan:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1976,
zonder vaste woon- of verblijfplaats,
thans verblijvende in de [instelling] ,
hierna: veroordeelde.

1.Procesgang

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het vonnis in de strafzaak tegen veroordeelde van de rechtbank Amsterdam van 21 oktober 2020, met parketnummers 13/186610-20 (zaak A), 13/185268-20 (zaak B) en 13/233056-19 (zaak C);
  • het arrest van het gerechtshof Amsterdam van 31 mei 2021 met parketnummer 23/002370-20, met daarin de beslissing dat uiterlijk negen maanden na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging moet worden getoetst;
  • het rapport ‘Tussentijdse toetsing ISD’ van 7 maart 2022, opgemaakt door [naam] , plaatsvervangend vestigingsdirecteur van het [detentie-instelling] , waarin wordt geadviseerd de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten;
  • een uittreksel Justitiële Documentatie betreffende veroordeelde van 1 maart 2022;
  • het voortgangsverslag van Tactus verslavingszorg van 28 februari 2022, opgemaakt door [naam 2] , reclasseringswerker.
De rechtbank heeft op 17 maart 2022 de officier van justitie, mr. R. Willemsen, veroordeelde, zijn raadsvrouw mr. C. Stroobach, advocaat te Amsterdam, alsmede de deskundige [naam 3] , als senior casemanager ISD verbonden aan [detentie-instelling] , op de openbare terechtzitting gehoord.

2.De beoordeling

Verloop van het ISD-traject
Uit voornoemde rapporten van JC Zaanstad en van Tactus verslavingszorg blijkt onder meer het volgende, zakelijk weergegeven:
Op 31 mei 2021 is door het gerechtshof Amsterdam aan verdachte de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van achttien maanden. De ISD-maatregel is ingegaan op 15 juni 2021. Op 8 juli 2021 is door de behandelcoördinator besloten dat veroordeelde zal worden aangemeld voor een FPK. Veroordeelde is in eerste instantie aangemeld voor de FPK Inforsa, maar deze kliniek heeft veroordeelde afgewezen, omdat er op korte termijn geen schematherapie kon worden geboden. Veroordeelde is vervolgens aangemeld voor en opgenomen in de [instelling] .
Veroordeelde is per 14 oktober 2021 begonnen aan de extramurale fase van de ISD-maatregel in de [instelling] . Op 4 november 2021 heeft de eerste behandelplanbespreking plaatsgevonden. Op 28 februari 2022 is er door de toezichthouder een voortgangsverslag opgesteld ten behoeve van de tussentijdse toetsing. Hieruit blijkt dat veroordeelde twee keer een positieve urinecontrole heeft gehad. De tweede behandelplanbespreking is vervroegd naar 3 februari 2022, omdat er sprake is van de nodige twijfels met betrekking tot behandelmotivatie. Veroordeelde volgt zijn aangeboden programma’s wel, maar hij laat weinig motivatie zien. Veroordeelde vindt dat hij binnen de FPK weinig vooruitzichten heeft met betrekking tot verloven en resocialisatie en wil naar een andere kliniek.
Het behandeleffect van de voor veroordeelde vierde ISD-maatregel is tot nu toe beperkt. Onder andere op het gebied van dagstructuur boekt veroordeelde geen vooruitgang. Veroordeelde volgt de module EMH verslaving, maar heeft aangegeven na de behandeling nog gecontroleerd drugs te willen gaan gebruiken. Veroordeelde is nog weinig gemotiveerd voor verlof. Het behandelteam moet erop kunnen vertrouwen dat hij dan geen drugs gaat gebruiken. De keren dat veroordeelde positief is getest, heeft hij zijn gebruik pas gemeld nadat hij met de positieve test werd geconfronteerd. Hij heeft niet vóór de test bij zijn behandelaars gemeld dat hij drugs had gebruikt. Het doel is ernaar toe te werken dat veroordeelde helemaal geen drugs meer wil gaan gebruiken. De risico’s worden op vrijwel alle gebieden direct hoger als veroordeelde uit de zorg zou gaan.
Het is van belang om binnen de klinische setting de verschillende behandelonderdelen verder voort te zetten en af te ronden. Veroordeelde zal de volgende modules en behandelingen blijven volgen: opstarten van schematherapie (cognitieve gedragstherapie), muziektherapie voortzetten, beeldende therapie voortzetten, leefstijltraining voortzetten, verder bij de DAR, vervolgen EMH modules en medicamenteuze behandeling voortzetten.
Daarnaast is het noodzakelijk te gaan starten met vrijheden. Om daarmee te kunnen starten, moet veroordeelde zich aan een aantal voorwaarden houden, zoals het abstinent blijven van middelen, zijn dagprogramma volledig volgen en zich begeleidbaar opstellen en begeleidbaar in de samenwerking zijn. Veroordeelde zal zich hiervoor actiever moeten inzetten. Veroordeelde doet zijn taken op de afdeling niet of niet volledig en correct. Ook volgt hij het dagprogramma niet volledig. Hij is niet gemotiveerd om verlof te praktiseren in de omgeving van de kliniek en is ook niet gemotiveerd om abstinent te blijven van middelen. In de toekomst zal moeten blijken of de houding van veroordeelde zal gaan veranderen en of de behandeling verder doorgang kan vinden.
Na de tweede behandelbespreking heeft veroordeelde op 3 en 4 maart 2022 cocaïne gebruikt, waarna hij manisch lijkt te zijn. Hij is erg emotioneel. Hij is goed in contact en staat open voor wat wordt aangeboden.
De senior casemanager zal overleg zoeken met de GGD Amsterdam voor een geschikte woonplek in verband in het kader van de uitstroom en zal veroordeelde gaan aanmelden voor het Amsterdamse systeem Trajectus.
Het advies van JC Zaanstad is om de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel voort te zetten. Dit om naast de veiligheid van de maatschappij, ook zorg te dragen voor goede nazorg voor veroordeelde.
De toelichting van de deskundige
Op de openbare terechtzitting van 17 maart 2022 heeft de deskundige [naam 3] , zakelijk weergegeven, verklaard dat moet worden gestart met schematherapie om, ten aanzien van de verslavingsproblematiek van veroordeelde, een cognitieve verandering in gang te zetten. Vaste patronen moeten worden doorbroken. De kliniek wil echter een bepaalde basis en motivatie bij veroordeelde zien om daarmee te starten, want anders heeft de therapie geen zin. Die basis is er (nog) niet. Ook van de leefstijltraining heeft een negatieve terugkoppeling plaatsgevonden. Veroordeelde heeft aangegeven meer voordelen dan nadelen te ervaren van zijn middelengebruik. Veroordeelde is nog niet teruggeplaatst. Wel hebben er meerdere gesprekken plaatsgevonden waarin die mogelijkheid aan de orde is gesteld. Veroordeelde wil graag naar een andere kliniek, maar hij kan beter in de huidige kliniek aan de slag gaan met vrijheden. De insteek is dat resocialisatie pas aan de orde komt als behandeling heeft plaatsgevonden. Veroordeelde zal worden aangemeld voor begeleid wonen, zodra zijn woonprofiel gereed is. Het is onduidelijk of een plaatsing nog kan worden gerealiseerd binnen de resterende termijn van de ISD-maatregel.

3.De standpunten

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot voortzetting van de ISD-maatregel.
De noodzaak tot voortzetting van de ISD-maatregel is aanwezig ter voorkoming van recidive en ter bescherming van de maatschappij. Binnen het ISD-traject is nog onvoldoende gebeurd. Het is aan veroordeelde zelf om de knop om te zetten en echt te gaan meewerken. Als veroordeelde dat niet doet en ervoor blijft kiezen om niet mee te werken, dan zal hij zijn tijd moeten gaan uitzitten. Die waarschuwing heeft hij gehad en dat is een realistisch scenario. Het is al de vierde ISD-maatregel van veroordeelde.
3.2
Het standpunt van de raadsvrouw van veroordeelde en van veroordeelde
De tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel dient te worden beëindigd, omdat de noodzaak tot voortzetting ontbreekt. Er is niet voldaan aan de door het gerechtshof gestelde voorwaarden. Hierdoor is de ISD-maatregel uitgemond in detentie in een FPK zonder behandeling. Er is nog steeds niet aangevangen met de schematherapie. Veroordeelde moet worden behandeld voor zijn middelengebruik, maar de kliniek is daar niet in gespecialiseerd. Veroordeelde zou onvoldoende gemotiveerd zijn, maar het is ook wel erg moeilijk om dat te zijn. De kliniek moet het verstandigst zijn en beginnen aan de therapie. Veroordeelde mag pas op verlof als hij geen middelen (meer) gebruikt, maar daarvoor heeft hij behandeling nodig en die krijgt hij niet. Het is niet zo dat de maatschappij nog moet worden beveiligd. Het risico op recidive wordt gezien als gemiddeld. Voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel is ook niet nodig voor de nazorg, want die gaat er toch niet komen. Veroordeelde zou worden toegeleid naar begeleid wonen, maar dat gaat tijdens deze ISD-maatregel niet meer gebeuren gelet op de wachtlijsten en de fase waarin hij nu pas zit.
Veroordeelde heeft verklaard, zakelijk weergeven, dat er weinig is gebeurd. Hij zit al vijf maanden in de kliniek [instelling] , maar heeft geen programma of behandeling aangeboden gekregen om van zijn verslaving af te komen. Ook kreeg veroordeelde pas heel laat en beperkte vrijheden. Bij de [instelling 2] was hij wel gemotiveerd, omdat daar zinnige dagbesteding in de keuken was en hij sneller vrijheden kreeg. Veroordeelde vindt dat hij geen vooruitzichten in de kliniek heeft. Veroordeelde doet zijn best als hij op de goede plek bij een verslavingskliniek zit en vooruitzichten heeft. De huidige gang van zaken komt feitelijk op kale detentie neer. Hij wil dat de ISD-maatregel beëindigd wordt omdat de toegezegde behandeling niet wordt geboden of van de grond komt.

4.Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank dient in het kader van de onderhavige procedure te beoordelen of voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is. In artikel 38m lid 2 Sr is bepaald dat de ISD-maatregel strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van de recidive van verdachte.
Op grond van de hierboven genoemde stukken en het verhandelde op de openbare terechtzitting stelt de rechtbank vast dat voortzetting van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel noodzakelijk is en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde binnen het ISD-traject voldoende handreikingen zijn geboden, maar dat hij onvoldoende meewerkt. Het is van groot belang dat vaste patronen worden doorbroken, hetgeen bereikt kan worden door (schema)therapie. Daartoe moet veroordeelde enige bereidheid tot medewerking laten zien, Daarvan is nog onvoldoende sprake. De zelfbepalendheid van verdachte, zoals benoemd in het arrest van het gerechtshof, lijkt hem nog steeds parten te spelen, zowel ten aanzien van welke kliniek of behandeling voor hem het beste zou zijn als ten aanzien van het drugsgebruik. Ook het recidivegevaar is nog onvoldoende beperkt door de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Daarom wordt als volgt beslist.
Gezien artikel 6:6:14 van het Wetboek van Strafvordering.

5.Beslissing

De rechtbank bepaalt dat de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel wordt voortgezet.
Deze beslissing is gegeven door
mr. D. van den Brink, voorzitter,
mrs. C.P.E. Meewisse en I. Timmermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.L. Köhler, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2022.