ECLI:NL:RBAMS:2022:1693

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
13.152252.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met ontoerekeningsvatbaarheid en TBS-maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag. De verdachte, geboren in 1979 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, was gedetineerd in een penitentiaire inrichting. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na onderzoek ter terechtzitting op 7 december 2021 en 24 februari 2022. De officier van justitie, mr. C. Nij Bijvank, vorderde een veroordeling, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. Delescen, een beroep deed op noodweer en ontoerekeningsvatbaarheid.

De tenlastelegging betrof geweldsdelicten die op 9 juni 2021 in Amsterdam plaatsvonden, waarbij de verdachte het slachtoffer meermalen zou hebben geslagen en zijn keel heeft dichtgeknepen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot doodslag, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van voorbedachten rade. De rechtbank concludeerde dat de verdachte ten tijde van het delict leed aan een ziekelijke stoornis, namelijk schizofrenie, en dat hij daardoor ontoerekeningsvatbaar was. Dit leidde tot de beslissing om de verdachte van alle rechtsvervolging te ontslaan, maar wel onder de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden en een gedragsbeïnvloedende maatregel (GVM-maatregel).

De rechtbank heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals de voorgeschiedenis van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsmisdrijven. De rechtbank heeft de TBS-maatregel met voorwaarden opgelegd, waarbij de verdachte zich moet houden aan verschillende voorwaarden, waaronder het niet plegen van strafbare feiten en meewerken aan reclasseringstoezicht. Daarnaast is er een schadevergoeding van € 750,- toegewezen aan de benadeelde partij, het slachtoffer van de geweldshandeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.152252.21
Datum uitspraak: 10 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1979,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 7 december 2021 en 24 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. C. Nij Bijvank en van wat verdachte en zijn raadsman mr. R.A.J. Delescen naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt er – kort gezegd – van beschuldigd dat hij op 9 juni 2021 in Amsterdam [naam slachtoffer] meermalen heeft geslagen en geschopt en zijn keel heeft dichtgeknepen. Dit is ten laste gelegd als:
primair: poging tot moord dan wel poging tot doodslag;
subsidiair: zware mishandeling;
meer subsidiair: poging tot zware mishandeling.
De tekst van de volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage 1bij dit vonnis.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht – gelet op de verklaringen van [naam slachtoffer] en getuige [naam] – bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde gewelds-handelingen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat opzet van verdachte gericht was op de dood, maar niet dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat de primair impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag is bewezen.
3.2.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft erkend dat hij [naam slachtoffer] met zijn vuisten in het gezicht en tegen het hoofd heeft geslagen. Verdachte heeft gesteld dat hij dit deed uit zelfverdediging.
De verdediging heeft geen verweer gevoerd tegen een mogelijke bewezenverklaring. Wel heeft de verdediging aangevoerd dat de verklaring van getuige [naam] onbetrouwbaar is omdat de getuige ten tijde van een gepland verhoor bij de rechter-commissaris op 9 november 2021 als gevolg van een psychiatrische stoornis niet gehoord kon worden.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair impliciet ten laste gelegde poging tot doodslag.
De rechtbank gebruikt ook de verklaring van getuige [naam] voor het bewijs. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de verklaring die deze getuige op 10 juni 2021 heeft afgelegd onbetrouwbaar is. De rechter-commissaris heeft op 9 november 2021 getuige [naam] geprobeerd te horen. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt, waaruit bleek dat nauwelijks een gesprek met de getuige viel te voeren. Uit het proces-verbaal van het verhoor van [naam] op 10 juni 2021, blijkt dit echter niet.
De rechtbank leidt uit de verklaringen van [naam slachtoffer] en [naam] af dat verdachte [naam slachtoffer] meermalen met zijn vuisten heeft geslagen en dat verdachte de keel van [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen waardoor [naam slachtoffer] geen lucht meer kreeg. [naam slachtoffer] en [naam] hebben verklaard dat verdachte dit heeft gedaan terwijl hij beide armen om de keel van [naam slachtoffer] had. De rechtbank ziet in de foto die in de woning van [naam] van verdachte is gemaakt, ook ondersteuning dat verdachte de keel van [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen. Op deze foto zijn op bloed gelijkende vlekken te zien op de mouw bij de elleboog van verdachte. Wat de rechtbank betreft ligt het minder voor de hand dat deze vlekken zijn veroorzaakt door het met de vuisten slaan, terwijl het goed mogelijk is dat deze vlekken zijn veroorzaakt doordat met de arm de keel van een in het gezicht bloedend slachtoffer is dichtgeknepen.
De rechtbank kwalificeert de bewezen geweldshandelingen als een poging tot doodslag. Daarvoor is van belang dat verdachte [naam slachtoffer] gedurende langere tijd heeft geslagen en vervolgens gedurige enige tijd de keel van [naam slachtoffer] heeft dichtgeknepen, waardoor [naam slachtoffer] geen lucht meer kon krijgen. Ook betrekt de rechtbank daarbij dat verdachte niet uit eigen beweging is gestopt, maar pas is gestopt toen de politie kwam. Deze omstandigheden bij elkaar maken dat de rechtbank bewezen acht dat het (voorwaardelijk) opzet van verdachte gericht was op de dood van [naam slachtoffer] .
De rechtbank oordeelt – net als de officier van justitie – dat niet is bewezen dat verdachte met voorbedachten rade heeft gehandeld, zodat de rechtbank verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging zal vrijspreken.
Evenmin acht de rechtbank bewezen dat verdachte [naam slachtoffer] ook heeft geschopt of heeft geslagen met een blikje of flesje bier. De getuige [naam] heeft immers niet over schoppen of het slaan met een blikje bier verklaard en uit de bevindingen van de politie blijkt niet dat een bierflesje in de woning aanwezig was. Van deze onderdelen van de tenlastelegging zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage 2vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 9 juni 2021 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf opzettelijk [naam slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet die [naam slachtoffer]
  • meermalen met kracht tegen diens gezicht heeft geslagen en
  • met kracht diens keel heeft dichtgeknepen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.Strafbaarheid van het feit en van de verdachte

5.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging. In de eerste plaats omdat verdachte een beroep kan doen op noodweer of noodweerexces. De raadsman heeft naar voren gebracht dat verdachte zich door zijn verleden van structureel seksueel misbruik belaagd en bedreigd voelde door [naam slachtoffer] en [naam] . Verdachte vreesde dat hij door hen aangerand of verkracht zou worden en verdachte kon zich niet aan deze situatie onttrekken. De raadsman stelt dat verdachte niet meer heeft gedaan dan het binnen de grenzen van de zelfverdediging noodzakelijke. Voor zover verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging wel heeft overschreden, stelt de raadsman dat deze overschrijding verontschuldigbaar is door de hevige gemoedsbeweging waarvan bij verdachte sprake was.
Subsidiair verzoekt de raadsman de psychiater te volgen in zijn conclusie dat verdachte als gevolg van zijn psychiatrische stoornis ontoerekeningsvatbaar is en verdachte om die reden te ontslaan van alle rechtsvervolging.
5.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie stelt dat geen sprake is van noodweer of noodweerexces, omdat niet is gebleken dat objectief gezien sprake was van een noodweersituatie in de zin van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De officier van justitie verzoekt verdachte wel te ontslaan van alle rechtsvervolging, omdat het door haar bewezen geachte feit niet aan verdachte is toe te rekenen als gevolg van zijn psychiatrische stoornis. Zij zoekt daarmee aansluiting bij de conclusie van de psychiater.
5.3.
Oordeel van de rechtbank
Noodweer(exces)
De rechtbank oordeelt dat het niet aannemelijk is geworden dat sprake is geweest van een noodweersituatie. De rechtbank stelt daarbij voorop dat verdachte zelf op geen enkel moment heeft kunnen of willen verklaren over waarom hij meende dat hij zichzelf moest verdedigen. De verklaring van verdachte wordt niet concreter dan dat [naam slachtoffer] en [naam] , allebei gezeten in een stoel in de woonkamer, onderling in het Somalisch – een taal die verdachte niet verstaat – aan het praten waren en dat hij zich toen moest verdedigen. De omstandigheden die door de raadsman naar voren zijn gebracht worden niet door de eigen verklaring van verdachte ondersteund en ook niet door de overige inhoud van het dossier. Omdat geen noodweersituatie aannemelijk is geworden, verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer.
Omdat een noodweersituatie niet aannemelijk is geworden, verwerpt de rechtbank ook het beroep op noodweerexces.
Het bestaan van een andere rechtvaardigingsgrond is ook niet aannemelijk geworden.
5.2.
Ontoerekeningsvatbaarheid
De rechtbank oordeelt net als de officier van justitie en de verdediging dat het bewezen feit niet aan verdachte is toe te rekenen wegens een ziekelijke stoornis. De rechtbank zal verdachte dan ook ontslaan van alle rechtsvervolging. Het volgende is hiervoor van belang.
De rechtbank heeft kennis genomen van de rapportage van psychiater J. van der Meer van 25 november 2021. De psychiater concludeert dat bij verdachte sprake is van schizofrenie. Deze stoornis was volgens de psychiater ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig en toen was sprake van een floride psychose. De psychiater stelt dat het denken en handelen van verdachte ten tijde van het ten laste gelegde volledig door de psychose is bepaald en dat bij verdachte geen ruimte was om te reflecteren op zijn gedrag of om andere gedragskeuzes te maken. De psychiater merkt op dat uit de stukken naar voren komt dat verdachte in de periode na zijn aanhouding ‘zeer verward’ was en dat het toenmalige toestandsbeeld gepaard ging met agressie en prikkelbaarheid. De agressie en prikkelbaarheid ging naar de achtergrond op het moment dat verdachte met medicatie werd behandeld. Dit wijst er voor de psychiater op dat het agressieve gedrag van verdachte volledig werd bepaald door zijn psychose. De psychiater adviseert daarom om het feit niet aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van de rapportage van psycholoog R.A. Sterk van 3 december 2021. De psycholoog concludeert ook dat bij verdachte sprake is van schizofrenie en acht het waarschijnlijk dat ten tijde van het feit sprake was van een paranoïde waan. De psycholoog adviseert om het feit tenminste verminderd aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusie van de psychiater over en zal verdachte het bewezen feit niet toerekenen. Daarbij hecht de rechtbank waarde aan de constateringen van de psychiater over de beginperiode na aanhouding van verdachte en de invloed van de medicatie op het agressieve gedrag van verdachte.

6.Maatregelen

De rechtbank heeft bij de op te leggen maatregelen rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. De rechtbank heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Verdachte heeft het slachtoffer geprobeerd te doden door hem een tijdlang flink te slaan en hem te verwurgen. Hierdoor is het slachtoffer buiten bewustzijn geraakt en heeft letsel aan zijn gezicht opgelopen. Verdachte heeft tijdens het begaan van dit feit in een psychose verkeerd.
Uit het strafblad van verdachte van 29 juli 2021 blijkt dat hij vaker is veroordeeld voor geweldsmisdrijven. In 2020 is verdachte nog voor mishandeling en wederspannigheid tot een taakstraf veroordeeld en in 2018 tot een geldboete voor mishandeling. In 2006 is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren voor het medeplegen van een poging moord. Uit de hiervoor aangehaalde dubbelrapportage en de reclasseringsrapporten van 25 augustus 2021 en 15 februari 2022 komt naar voren dat verdachte een lange geschiedenis heeft van (gedwongen) opnames in klinieken en de laatste jaren een zwerversbestaan heeft geleid.
6.1.
De adviezen
Psychiater
De psychiater schat het risico op recidive in op hoog als verdachte zonder aanvullende behandeling uit detentie komt. De psychiater adviseert om verdachte klinisch te behandelen voor zijn psychotische stoornis en daarnaast dient de behandeling gericht te zijn op sociale en middelenproblematiek. De psychiater adviseert om aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden op te leggen. De psychiater merkt op dat het in gesprekken lijkt alsof verdachte geen ziektebesef heeft en niet wil meewerken, maar constateert dat verdachte feitelijk wel meewerkt aan zijn behandeling. Minder ingrijpende maatregelen als een zorgmachtiging of een (deels) voorwaardelijke gevangenis-straf met bijzondere voorwaarden zijn geen geschikte alternatieven. Gelet op de huidige medewerking en de inschatting dat verdachte niet langdurig behandeld moet worden op een afdeling met een hoog beveiligingsniveau, is TBS met dwangverpleging niet noodzakelijk.
Psycholoog
De psycholoog schat de kans op herhaling van fysiek agressief gedrag in als hoog. Omdat verdachte nog geen ziekte-inzicht en -besef heeft, is een behandeling zonder stevig kader kwetsbaar. De psycholoog stelt dat vanuit forensisch oogpunt een behandeling geïndiceerd is die gericht is op de schizofrenie. De geconstateerde psychische problematiek is ernstig en voor verdachte erg invaliderend. De psychische problematiek maakt dat verdachte zich niet goed aan voorwaarden kan houden, maar de psycholoog constateert ook dat verdachte op dat moment gemotiveerd was voor behandeling. In de keuze tussen TBS met dwang-verpleging of TBS met voorwaarden gaat de voorkeur van de psycholoog uit naar TBS met voorwaarden. Verdachte is nu gemotiveerd voor behandeling en de maatregel kan worden omgezet in TBS met dwangverpleging, als verdachte zich met TBS met voorwaarden niet houdt aan de voorwaarden. Verdachte kan in dit geval dus niet ‘kiezen’ voor het uitzitten van een gevangenisstraf en zo zijn behandeling ontlopen. Ook schat de psycholoog het beveiligingsniveau van een forensisch psychiatrische kliniek toereikend voor het huidige functioneren van verdachte.
Reclassering
De reclassering adviseert positief over TBS met voorwaarden, ondanks onzekerheden op de langere termijn door het ontbreken van ziektebesef en -inzicht en een verleden van zorg- mijdend gedrag. Verdachte heeft zich bereid verklaart mee te werken aan de daarbij door de reclassering geadviseerde voorwaarden.
In het reclasseringsadvies van 15 februari 2022 adviseert de reclassering daarnaast om de TBS met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren en om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (hierna: GVM-maatregel) van artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) aan verdachte op te leggen.
6.2.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie vordert dat aan verdachte TBS met dwangverpleging wordt opgelegd. De officier van justitie verwijst daarbij naar de ‘Aanwijzing tbs met voorwaarden en voorwaardelijke beëindiging van het bevel tot verpleging van overheidswege’. De officier van justitie stelt dat het indexdelict (poging tot doodslag) te ernstig is voor een tbs met voorwaarden en dat het recidivegevaar onvoldoende afgewend kan worden met behulp van voorwaarden, ook omdat verdachte niet overtuigend bereid is om mee te werken aan de voorwaarden.
6.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt in lijn met de adviezen aan verdachte TBS met voorwaarden op te leggen. Verdachte wil zich aan de voorwaarden houden en staat open voor behandeling en begeleiding. Daarvoor is geen dwangkader nodig en dan zou verdachte een kans moeten krijgen binnen het regime van TBS met voorwaarden.
6.4.
Oordeel rechtbank
De rechtbank legt aan verdachte de TBS-maatregel met voorwaarden en de GVM-maatregel op. Daarvoor is het volgende van belang.
TBS met voorwaarden
De rechtbank stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden voor het opleggen van TBS. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer op is gesteld, te weten poging tot doodslag. In het kader van de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte heeft de rechtbank al geoordeeld dat ten tijde van dit feit bij verdachte sprake was van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten schizofrenie en een floride psychose.
De algemene veiligheid van personen maakt dan ook dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld. Verdachte wordt veroordeeld voor een zwaar geweldsdelict en de inschatting van de deskundigen is dat het risico op herhaling (zonder behandeling) hoog is.
De rechtbank heeft overwogen te bevelen dat verdachte van overheidswege zal worden verpleegd (art. 37b Sr), maar ziet daarvan af. Dit is in afwijking van de eis van de officier van justitie en de rechtbank legt hieraan het volgende ten grondslag.
De geadviseerde behandeling en het veiligheidsniveau van de kliniek waar verdachte behandeld zou moeten worden passen wat de deskundigen betreft binnen het kader van TBS met voorwaarden. De mogelijke risico’s die de deskundigen zien in de persoon van verdachte en zijn stoornis in het naleven van voorwaarden zijn voor hen geen reden om dwangverpleging te adviseren. De rechtbank ziet op de zitting en ook in de stukken dat verdachte momenteel gemotiveerd is om zich aan voorwaarden te houden en dat die motivatie er ook in gelegen is om geen TBS met dwangverpleging te krijgen. Door het opleggen van de TBS met voorwaarden kan verdachte vanuit zijn huidige motivatie starten met de behandeling, terwijl tegelijkertijd de externe druk van een TBS met dwang-verpleging in beeld blijft, omdat indien verdachte zich niet aan de voorwaarden houdt, alsnog een bevel tot dwangverpleging kan volgen.
Onder deze omstandigheden is het opleggen van TBS met dwangverpleging niet nood-zakelijk en kan – in lijn met de adviezen van de deskundigen – worden volstaan met de minder ingrijpende TBS met voorwaarden. De rechtbank zal daarom aan de TBS-maatregel de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden en verdachte heeft zich bereid verklaard deze na te leven.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantast-baarheid van het lichaam van een of meer personen, te weten poging tot doodslag. De maatregel kan daarom langer duren dan vier jaar.
De TBS-maatregel wordt opgelegd voor een feit dat inbreuk maakt op de integriteit van het lichaam van personen. De rechtbank zal daarom bepalen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar zal zijn. Er moet ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
GVM-maatregel
De rechtbank stelt vast dat voldaan is aan de voorwaarden voor het opleggen van een
GVM-maatregel. Verdachte wordt namelijk ter beschikking gesteld als bedoeld in de artikelen 37a en 38 Sr. Ook is het ter bescherming van de algemene veiligheid van anderen nodig dat na de TBS gedragsbeïnvloedende en/of vrijheidsbeperkende voorwaarden toegepast kunnen worden.

7.Vordering van de benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [naam slachtoffer] heeft gevorderd € 2.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij moet worden toegewezen.
De verdediging heeft verzocht om de vordering – gelet op de gebrekkige onderbouwing – hooguit toe te wijzen tot een bedrag van € 750,-.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de schadevergoeding naar billijkheid op € 750,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van dit deel van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat dit deel onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van [naam slachtoffer] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45 en 287 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
-
poging tot doodslag.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezene niet strafbaar en ontslaat hem van alle rechtsvervolging terzake daarvan.
TBS-maatregel
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:

1.Geen strafbaar feit plegen

Verdachte maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
2.
Meewerken aan reclasseringstoezicht
Verdachte werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder ander in:
Verdachte meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
Verdachte laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van betrokkene vast te stellen.
Verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om verdachte te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
Verdachte helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
Verdachte werkt mee aan huisbezoeken.
Verdachte geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners
Verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
Verdachte werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht.
Meewerken aan time-out
Verdachte werkt mee aan time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC) of andere instelling, als de reclassering dat nodig vindt. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
4.
Niet naar het buitenland
Verdachte gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering.
5.
Opname in een zorginstelling
Verdachte laat zich opnemen bij FPK [naam FPK] of soortgelijke instelling (FPK of FPA), te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start op het moment dat de kliniek plaats heeft voor verdachte. De opname duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
6.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich, indien geïndiceerd, aansluitend op de klinische behandeling, behandelen door een ambulante zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend op de klinische behandeling. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
7.
Begeleid of beschermd wonen
Verdachte verblijft, indien geïndiceerd, aansluitend op de klinische behandeling, bij een instelling voor beschermd of begeleid wonen, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start na de klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
8.
Drugsverbod
Verdachte dient zich op het gebied van druggebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
9.
Alcoholverbod
Verdachte dient zich op het gebied van alcoholgebruik te houden aan de richtlijnen van de reclassering, ook ingeval dit inhoudt volledige abstinentie. Hij werkt mee aan controle op dit alcoholverbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urine-onderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland de terbeschikkinggestelde bij de naleving van die aanwijzingen hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de op grond van artikel 38 lid 1 Sr gestelde voorwaarden en het op grond van artikel 38 lid 2 Sr uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
GVM-maatregel
Legt op de maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking als bedoeld in artikel 38z Sr.
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam slachtoffer] toe tot een bedrag van € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 juni 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, aan vergoeding van immateriële schade.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [naam slachtoffer] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [naam slachtoffer] aan de Staat € 750,- (zevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (9 juni 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening, te betalen. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 15 dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C. van Dijk, voorzitter,
mrs. J. van Zijl en D.A. Segbedzi, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2022.
[bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
  • [bijlagen]
[bijlagen]