ECLI:NL:RBAMS:2022:1692

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
13.309944.20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting en bedreiging met de dood: gevangenisstraf van 2 jaar, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting en bedreiging. De verdachte heeft op 6 december 2020 de aangeefster, [persoon 1], verkracht en met de dood bedreigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en [persoon 1] op 5 december 2020 samen alcohol hebben gedronken en dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden. De verklaringen van beide partijen stonden echter lijnrecht tegenover elkaar: de verdachte stelde dat de seks consensueel was, terwijl [persoon 1] verklaarde dat zij gedwongen was tot seks door de bedreigingen van de verdachte. De rechtbank heeft de verklaringen van [persoon 1] als geloofwaardig beoordeeld en deze ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals WhatsApp-berichten en verklaringen van getuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte schuldig is aan beide feiten en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee maanden, omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. De rechtbank heeft de voorlopige hechtenis van de verdachte gehandhaafd, gezien het herhalingsgevaar en de ernst van de feiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.309994.20
Parketnummer vordering tul: 16.015336.19
Datum uitspraak: 2 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1989,
wonende op het adres [adres] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 16 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.C. Kramer en van wat verdachte en zijn raadsman mr. W.J. Morra naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Verdachte wordt – kort gezegd – ervan beschuldigd dat hij op 6 december 2020 [persoon 1] heeft verkracht en met woorden met de dood heeft bedreigd.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Uit de verklaringen van zowel verdachte als [persoon 1] blijkt dat zij op de avond van 5 december 2020 samen hebben afgesproken in de woning van verdachte. Tijdens die avond en nacht zijn zij samen geweest, hebben ze alcohol gedronken, gedanst en – daarover is geen discussie –seks gehad.
De verklaringen van verdachte en [persoon 1] staan echter lijnrecht tegenover elkaar waar het gaat over de vraag of [persoon 1] vrijwillig seks had met verdachte of dat zij daartoe door hem werd gedwongen. De centrale vraag in deze strafzaak is dan ook of er -naast de verklaring van [persoon 1] zelf - voldoende ondersteunend bewijs is voor het verwijt dat verdachte [persoon 1] gedwongen heeft seks met hem te hebben en of hij in dat kader ook de ten laste gelegde bedreigende woorden heeft geuit.
3.2.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt beide feiten bewezen. De verklaring van [persoon 1] wordt in voldoende mate ondersteund. De officier van justitie ziet voor deze verklaring steun in het aantreffen van een condoom in de woning van verdachte, het uitgewerkte telefoongesprek van [persoon 1] vanuit de woning van verdachte met de meldkamer van de politie, de verklaringen van een vriendin en van de ex-stiefvader van [persoon 1] – aan wie zij heeft verteld wat haar is overkomen. Tot slot ziet de officier van justitie ook steun voor de verklaring van [persoon 1] in de mededeling van de onderbuurvrouw van verdachte dat verdachte agressief kan reageren.
3.3.
Standpunt van de verdediging
De verdediging vindt beide feiten niet bewezen en verzoekt verdachte daarvan vrij te spreken. Hoewel voorafgaand aan de avond sprake was van een WhatsApp-afspraak dat [persoon 1] geen seks met verdachte wilde, is wel sprake geweest van seksueel contact. De verdediging wijst als verklaring daarvoor op de gezellige, drankovergoten avond met muziek en dans en stelt dat deze lezing van verdachte door bewijs wordt ondersteund. De verklaring van [persoon 1] dat de seks met verdachte onvrijwillig was, wordt onvoldoende ondersteund door ander bewijs. Voor zover het gesprek met de meldkamer al als steunbewijs kan gelden, kan dit wat de verdediging betreft alleen voor feit 2, omdat hierin wel over bedreigen wordt gesproken, maar niet over seks of verkrachting. Tot slot stelt de verdediging dat de verklaring van [persoon 1] en de inhoud van de 112-melding afkomstig zijn uit één bron, zodat ook indien de 112-melding toch redengevend wordt geacht, onvoldoende wettig bewijs voorhanden is.
3.4.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte [persoon 1] heeft verkracht en met de dood heeft bedreigd. De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen
1.
Een proces-verbaal van bevindingen informatief gesprek zeden, met nummer 2020257614-4 van 6 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] (pag. 9-16).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Informatief gesprek met: [persoon 1] .
Datum en tijd gesprek: 6 december 2020 tussen 8:32 uur en 10:00 uur.
Ik [de rechtbank begrijpt: [persoon 1] ] heb het alarmnummer gebeld vanuit de woning van [verdachte] , een ex-relatie van mij. Ik besloot met hem weg te gaan om hem weer te zien. Ik heb hem gezegd via WhatsApp dat ik geen seks met hem wilde. Hij heeft daarmee ingestemd.
Ik was gisteren, 5 december 2020, rond 21:30 uur bij mijn moeder voor de deur. Hij kwam voorrijden met zijn eigen auto. We reden naar noord, naar zijn nieuwe huis. Hij begon ook steeds meer te drinken en werd lacherig en gezellig. Ik was zelf in een gezellige bui. Veel praten en ook lachen. Op een gegeven moment had ik er genoeg van. Hij sloeg helemaal om en kreeg een bepaalde blik in zijn ogen. Hij zei ook: “Als je nu weggaat, maak ik je dood”. Ik dacht ook echt dat hij het meende. Ik herkende die blik van boos worden in zijn ogen. Ik weet dat als hij zegt dat hij iets gaat doen, en je spreekt hem tegen, dat hij agressief gaat worden. Ik schrok heel erg en zei nog een keer dat ik weg wilde. Toen ik zag dat hij die duistere blik kreeg, en ik wilde geen klappen krijgen, dacht ik dat ik mee zou doen. Alles wat ik zei was gevaarlijk. De leuke avond was helemaal weg.
Op een gegeven moment wilde hij bij me op de bank liggen. Ik zei dat ik alleen op de bank wilde blijven liggen. Hij begon mij aan te raken. Hieruit maakte ik wel op dat hij meer wilde dan alleen maar aanraken. Hij raakte mijn borsten en billen aan. Ook mijn buik streelde hij. Dit gebeurde eerst over mijn kleding heen en later ook onder mijn kleding. Ik heb dat laten gebeuren en wist hoe laat het was. Ik bedacht mij dat als ik er tegenin zou gaan, dat hij laaiend zou worden. Dat was geen optie voor mij op dat moment. Ik was doodsbang dat hij echt zou doen wat hij zei. Hij zei bijvoorbeeld dat ik klappen zou krijgen of dat hij mij over de reling zou gooien of dood zou maken.
De seks vond op de bank in de woonkamer plaats. Mijn broek is helemaal uitgedaan. Dat heeft hij gedaan. Mijn onderbroek half uit. Ook dit heeft hij gedaan. Hij heeft mij vaginaal gepenetreerd en is met zijn vingers in mijn vagina geweest. Hij is uiteindelijk klaargekomen. Het duurde te lang en toen ben ik even weggelopen naar de wc om te plassen. Hij kwam achter mij aan en hij zei dat hij er niet klaar mee was. In de badkamer zijn we verder gegaan.
Bij dit proces-verbaal zijn als bijlage gevoegd schermafdrukken van WhatsApp-berichten met ‘ [verdachte] ’, [1] die onder meer inhouden, zakelijk weergegeven:
(21:09)
Ik kom gewoon om te chillen en gezellig toch
Jaa zeker
(…)
Gewoon chillen toch gezellig
(21:10)
Hoop het
Aub geen drama hahahaha
Nee sowieso niet
Maar daarom vraag ik je nu
Beter toch
Gewoon relaxed
Chillen
(21:11)
Jaaa zeker ben lekker leuk
Ja maar niet opdringen ofzo toch
(…)
Jaa
Lekker chillen girl
(…)
Oke is goed
(…)
(21:15)
Maar luister
Even serieus
Ik ga niet met je ballen
Oke?
Is goed
Ga je komen
Ja als je gewoon relaxed bent
2.
Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2020257614-13, van 7 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 3] (pag. 38-40).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Vraag verbalisant: Heeft [verdachte] toen zijn stemming omsloeg jou ergens mee bedreigd?
Antwoord [persoon 1] : Ja, toen ik naar huis wilde gaan, sloeg het om in zijn gezicht en hij zei: “je gaat helemaal nergens naartoe ik doe je wat of ik vermoord je of iets in die trant”.
3.
Een proces-verbaal 1e verhoor verdachte [verdachte], met nummer 20202576146, van 6 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] (pag. 40A-40F).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Ik heb [persoon 1] op 5 december 2020 rond 21:30 uur opgehaald. We zijn naar mijn huis gegaan. We hebben seks gehad. Ze had van te voren gezegd dat er geen seks zou zijn.
4.
Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2020257614-16, van 8 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door [opsporingsambtenaar 4] (pag. 81-84).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van voornoemde verbalisant, zakelijk weergegeven:
Ik heb de geluidsopname van de 112-melding van 6 december 2012 6:06 uur van [persoon 1] , locatie [locatie] beluisterd en uitgewerkt.
Centralist Meldkamer (C): Meldkamer politie, wat is het adres van het noodgeval?
Melder (M): (Fluistert) &. (nvt) & Amsterdam-Noord & (nvt)
C: Mevrouw, ik kan u echt niet verstaan.
(…)
C: Maar waarom, waarom fluistert u zo?
M: (Fluistert) Omdat ik in gevaar ben, als ik te hard praat.
(…)
M: Ik ben in een woning maar ik kan niet weg.
(…)
C: (…) Hé, maar waarom ben je zo bang?
M: (Fluistert) omdat ik al meerdere keren ben bedreigd.
(…)
C: Oké, en waarmee bedreigde hij je dan mee?
M: (Fluistert) met de dood.
5.
Een proces-verbaal van bevindingen, met nummer 2020257614-3, van 6 december 2020, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 5] en [opsporingsambtenaar 6] (pag. 5-6).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven:
Op 6 december 2020 omstreeks 6.05 kregen wij de melding om te gaan naar de [adres] . Ter plaatse zag ik, [opsporingsambtenaar 5] , dat de centrale toegangsdeur werd geopend door een vrouw met tranen in haar ogen. Deze vrouw gaf later op te zijn genaamd [persoon 1] .
Wij hoorden vervolgens dat de vrouw ons verklaarde:
Ik ben net uit de woning gekomen. Ik ben met de dood bedreigd. Ik was bij mijn ex-vriend. Hij was heel agressief en zei dat hij mij dood zou maken als ik weg zou gaan uit de woning. Ik ben ook door hem verkracht. Ik heb in ieder geval seks met hem gehad. Maar dit heb ik gedaan omdat ik zo bang was dat hij mij anders zou vermoorden als ik het niet deed.
Tijdens het vertellen van bovenstaande zagen wij dat [persoon 1] meerdere malen in huilen uit barstte.
Bewijsoverweging
De rechtbank leidt uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen het volgende af. Verdachte heeft in de nacht van 5 op 6 december 2020 in zijn woning in Amsterdam seks gehad met [persoon 1] . [persoon 1] wilde dit niet, maar durfde niet tegen verdachte in te gaan omdat zij bang was voor verdachte vanwege de door hem geuite doodsbedreigingen en de omslag in zijn stemming.
De verklaring van [persoon 1] wordt op dit punt in voldoende mate ondersteund door de andere bewijsmiddelen. De rechtbank leidt uit het WhatsApp-gesprek af dat [persoon 1] kort voordat zij door verdachte werd opgehaald, aan hem duidelijk heeft gemaakt dat zij geen seks met hem wilde, dat zij niet met hem wilde ‘ballen’. Verdachte heeft hier ook expliciet mee ingestemd. Ook blijkt uit het WhatsApp-gesprek dat [persoon 1] verdachte heel duidelijk wilde maken dat hij relaxed moest zijn en zich niet aan haar moest opdringen.
Uit de gesprekken met de politie (de 112-melding en het gesprek met de verbalisanten ter plaatse) blijkt ook dat [persoon 1] bang en emotioneel was. Dit biedt zowel steun aan haar verklaring over de geuite doodsbedreigingen als over de als gevolg van die doodsbedreigingen door haar ondergane seks. De gesprekken met de 112 meldkamer en de politie weerspreken ook het door de verdediging geopperde scenario dat [persoon 1] na het genoemde WhatsApp-gesprek door de drank, gezelligheid en muziek van gedachten is veranderd en toch seks wilde met verdachte.
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte het huilen en/of sniffen van [persoon 1] heeft genegeerd, omdat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte dit heeft waargenomen. De rechtbank zal verdachte van dit specifieke onderdeel van de tenlastelegging van feit 1 vrijspreken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank vindt op grond van de in rubriek 3.4. opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op 6 december 2020 te Amsterdam, door bedreiging met geweld [persoon 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [persoon 1] , immers heeft hij, verdachte:
  • [persoon 1] (terwijl zij zich in zijn, verdachtes, woning bevond) dreigend de woorden toegevoegd: "Als je nu weggaat, maak ik je dood" en "Jij gaat helemaal nergens naartoe, ik doe je wat" en "Ik vermoord je" en "Je gaat klappen krijgen" en "Ik ga je over de reling gooien" en "Ik maak je dood" en
  • de borsten en billen van [persoon 1] betast en
  • de broek en onderbroek van [persoon 1] uitgetrokken en
  • zijn penis en vingers in de vagina van [persoon 1] gebracht en gehouden;
Feit 2
op 6 december 2020 te Amsterdam, [persoon 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door [persoon 1] (terwijl zij zich in zijn, verdachtes, woning bevond) dreigend de woorden toe te voegen "Als je nu weggaat, maak ik je dood" en "Jij gaat helemaal nergens naartoe, ik doe je wat" en "Ik vermoord je" en "Je gaat klappen krijgen" en "Ik ga je over de reling gooien" en "Ik maak je dood".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar, en met als bijzondere voorwaarden de voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd. De officier van justitie vordert dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Daarnaast vordert de officier van justitie toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf van twee maanden.
7.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen strafmaatverweer gevoerd voor het geval de rechtbank feit 1 (de verkrachting) bewezen zou vinden. Voor feit 2 heeft de verdediging verzocht een gevangenisstraf conform het voorarrest op te leggen of een taakstraf.
De verdediging heeft bepleit de eventuele tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf in duur te beperken of de hieraan verbonden proeftijd te verlengen.
7.3.
Oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Op te leggen straf
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf op van twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaar en met als bijzondere voorwaarden de door de reclassering geadviseerde voorwaarden. Daarvoor vindt de rechtbank het volgende van belang.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een verkrachting, waarbij hij [persoon 1] ook met de dood heeft bedreigd. Daarmee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit. Verdachte heeft de grenzen van de seksuele vrijheid van [persoon 1] in ernstige mate overschreden. Verdachte heeft – onder invloed van veel alcohol – door bedreiging met geweld zijn eigen seksuele lusten bevredigd ten koste van [persoon 1] en dat rekent de rechtbank verdachte aan.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank rekening met de straffen die door rechters in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht noemt bij verkrachting als vertrekpunt een gevangenisstraf van 24 maanden.
De rechtbank heeft ook gekeken naar het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor zedenfeiten, maar wel voor verschillende bedreigingen en geweldsdelicten. De rechtbank weegt deze eerdere veroordelingen mee in het nadeel van verdachte. De rechtbank heeft ook gezien dat verdachte na het bewezen feit een strafbeschikking heeft gekregen, maar dat is niet van invloed op de op te leggen straf.
De rechtbank houdt ook rekening met de persoon van verdachte en de beperkingen waarmee hij te maken heeft. Verdachte heeft in deze strafzaak niet willen meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek door een psycholoog, maar in het kader van een eerdere strafzaak is in 2013 vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking, ADHD, middelenafhankelijkheid en narcistische trekken. De rechtbank vindt het op basis van dit eerdere onderzoek aannemelijk dat als een psychologisch onderzoek was uitgevoerd, geoordeeld zou zijn dat de bewezen feiten verdachte verminderd toegerekend hadden kunnen worden. De rechtbank houdt hiermee rekening, in die zin dat zij met de op te leggen straf ook voorwaarden wil stellen die het gevaar op herhaling op gewelddadige delicten voorkomen.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van het reclasseringsrapport van Inforsa en heeft op de zitting de begeleider/mentor van verdachte vanuit Inforsa als deskundige gehoord. Hieruit kwam naar voren dat verdachte nog een lange weg te gaan heeft en dat een langdurig toezicht wenselijk is om verdachte te kunnen begeleiden. De reclassering schat het recidiverisico in op ‘gemiddeld’, maar het risico dat dan sprake is van letselschade is ingeschat als ‘hoog’. De deskundige heeft ook meegedeeld dat als verdachte langer dan 49 dagen (7 weken) afwezig is als gevolg van detentie dat dit kan betekenen dat hij zijn huidige woning kwijtraakt en dat het negatief bijgevolg hiervan kan zijn dat de in het kader van een lopend toezicht ingezette ontwikkeling doorbroken wordt.
De rechtbank realiseert zich dat de op te leggen straf meebrengt dat verdachte langer dan 49 dagen naar de gevangenis moet. Het opleggen van een onvoorwaardelijk strafdeel waarbij na aftrek van voorarrest (4 dagen) niet meer dan 49 dagen overblijven, doet namelijk onvoldoende recht aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten. De rechtbank vindt dat met zo’n straf niet kan worden volstaan.
De rechtbank houdt er ernstig rekening mee dat verdachte opnieuw een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van anderen. De rechtbank betrekt hierbij de aard van de bewezen feiten, de eerdere veroordelingen van verdachte, de problematiek waarvan bij verdachte sprake is en het door de reclassering ingeschatte risico op herhaling en letselschade. De rechtbank vindt het daarom belangrijk dat sprake is van langdurig toezicht en daarom zal de rechtbank een proeftijd van vijf jaar aan het voorwaardelijk strafdeel verbinden. De rechtbank ziet in dit risico ook aanleiding om de voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Dit is des te meer van belang, omdat het huidige toezicht in het kader van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf bijna is afgelopen, omdat de bijbehorende proeftijd bijna is afgelopen.
7.3.2.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 16 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam, in de zaak met parketnummer 16.015336.19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis d.d. 22 maart 2019 van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, waarbij verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden, met bevel dat deze straf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op drie jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een geschrift waaruit blijkt dat de mededeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering aan verdachte per post is toegezonden.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijke straf te gelasten. De rechtbank ziet tegen de achtergrond van de op te leggen straf voor de bewezen feiten geen reden om de proeftijd te verlengen of een deel van de voorwaardelijk opgelegde straf ten uitvoer te leggen. Juist omdat de rechtbank aan verdachte opnieuw een voorwaardelijk strafdeel oplegt, is het belangrijk dat verdachte weet en zich bewust is van de consequentie van het niet-naleven van de voorwaarden, namelijk dat het voorwaardelijke strafdeel alsnog ten uitvoer gelegd kan worden.

8.Voorlopige hechtenis

De raadsman heeft verzocht om de – geschorste – voorlopige hechtenis op te heffen. De rechtbank wijst dit verzoek af. Uit de verdere inhoud van dit vonnis blijkt dat sprake is van voldoende bezwaren en van herhalingsgevaar. Ook blijkt hieruit dat verdachte het onvoorwaardelijke deel van zijn straf nog niet heeft ondergaan.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14e, 55, 63, 242 en, 285 (oud) van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Eendaadse samenloop van
- verkrachting;
en
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
2 (twee) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
1 (één) jaar, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
5 (vijf) jaarvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich, indien de reclassering dit noodzakelijk acht, behandelen door de Waag Amsterdam of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
2.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Verdachte verblijft bij Stichting Philadelphia of een andere instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
3.
Contactverbod
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contract met het slachtoffer [persoon 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
4.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Verdachte werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan bewindvoering en schuldhulpverlening in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Geeft aan GGZ Reclassering Inforsa Amsterdam de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het hierop uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Vordering tot tenuitvoerlegging
Gelast de tenuitvoerlegging van de bij genoemd vonnis van 22 maart 2019 opgelegde voorwaardelijke straf, namelijk een gevangenisstraf van
2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mrs. K. Duker en B.G.L. van der Aa, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C. Wolswinkel, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 maart 2022.
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.De rechtbank begrijpt de schermafdrukken zo dat de links uitgelijnde tekst afkomstig is van [verdachte] [verdachte] en de rechts uitgelijnde tekst afkomstig is van [persoon 1] , mede gelet op de mededeling op pagina 2 van het proces-verbaal van relaas: “De whatsapps waarin [persoon 1] zegt geen seks te willen zijn met het proces-verbaal van informatief gesprek bijgevoegd.”