Uitspraak
1.Het verloop van de procedure
28 december 2021.
2.De feiten
3.De standpunten
4.De beoordeling
6.De beslissing
[de vader], geboren op [geboortedatum 2] 1965 te distrikt Suriname (Suriname), over [minderjarige] ;
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J.G. Heijen, verzocht de rechtbank om het gezag over haar kind, geboren in 2008, te wijzigen in eenhoofdig gezag. De vader, die met onbekende bestemming is vertrokken en vermoedelijk in België verblijft, heeft zich niet verweerd tegen het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds een eerdere beschikking in 2013 geen uitvoering heeft gegeven aan de zorgregeling en dat de moeder in de praktijk al geruime tijd alleen het gezag over het kind uitoefent.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor het noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De moeder heeft overtuigend aangetoond dat de vader niet betrokken is bij de opvoeding en verzorging van het kind, en dat het in het belang van het kind is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft de moeder ontvankelijk verklaard in haar verzoek en het gezag van de vader beëindigd, met de opdracht om deze beslissing in het gezagsregister op te nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.