ECLI:NL:RBAMS:2022:1690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 maart 2022
Publicatiedatum
1 april 2022
Zaaknummer
C/13/711918 / FA RK 21/8239
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot beëindiging van gezamenlijk gezag over minderjarige op basis van gewijzigde omstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2022 een beschikking gegeven in het kader van een verzoek tot beëindiging van het gezamenlijk gezag over een minderjarige. De moeder, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. H.J.G. Heijen, verzocht de rechtbank om het gezag over haar kind, geboren in 2008, te wijzigen in eenhoofdig gezag. De vader, die met onbekende bestemming is vertrokken en vermoedelijk in België verblijft, heeft zich niet verweerd tegen het verzoek van de moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds een eerdere beschikking in 2013 geen uitvoering heeft gegeven aan de zorgregeling en dat de moeder in de praktijk al geruime tijd alleen het gezag over het kind uitoefent.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor het noodzakelijk is om het gezamenlijk gezag te beëindigen. De moeder heeft overtuigend aangetoond dat de vader niet betrokken is bij de opvoeding en verzorging van het kind, en dat het in het belang van het kind is om de juridische situatie in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie. De rechtbank heeft de moeder ontvankelijk verklaard in haar verzoek en het gezag van de vader beëindigd, met de opdracht om deze beslissing in het gezagsregister op te nemen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/13/711918 / FA RK 21/8239 (KM/GV)
Beschikking van 15 maart 2022
in de zaak van:
[de moeder] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. H.J.G. Heijen te Amsterdam
tegen
[de vader],
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
hierna te noemen de vader,
voor wie zich geen advocaat heeft gesteld.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de ingekomen stukken, waaronder:
- het verzoek van de moeder met bijlagen van 24 december 2021, binnengekomen op
28 december 2021.
Het hierna te noemen kind heeft in een brief, binnengekomen op 14 februari 2022, zijn mening kenbaar gemaakt.
De mondelinge behandeling heeft vervolgens plaatsgevonden ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 maart 2022.
Gehoord zijn de moeder en haar advocaat. Opgeroepen en niet verschenen is de vader.

2.De feiten

Partijen zijn de ouders van het minderjarige kind:
[minderjarige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1] 2008,
hierna te noemen [minderjarige] of het kind.
[minderjarige] woont bij de moeder. Partijen oefenen gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uit.

3.De standpunten

De moeder verzoekt te bepalen dat het gezag over [minderjarige] gewijzigd wordt, in die zin dat de moeder wordt belast met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
De moeder heeft ter onderbouwing van haar verzoek onder meer het volgende aangevoerd. De vader is met onbekende bestemming vertrokken, vermoedelijk leeft hij in België. Er is sporadisch telefonisch contact tussen de vader en [minderjarige] . Er is geen contact de vader en de moeder. De vader heeft nooit uitvoering gegeven aan de afgesproken zorgregeling zoals die door de rechtbank in de beschikking van 20 maart 2013 is vastgelegd. Ook heeft hij nooit de vastgestelde kinderbijdrage betaald. De moeder had en heeft nog steeds de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [minderjarige] . Nu de vader met onbekende bestemming is vertrokken en zich al lange tijd niet bekommert om [minderjarige] , zijn de omstandigheden zodanig gewijzigd dat de bestaande gezagsverdeling moet worden gewijzigd. Stel dat urgente gezagsbeslissingen moeten worden genomen, dan denkt de moeder niet dat zij de vader tijdig kan bereiken. In de afgelopen jaren heeft de gezamenlijke gezagsuitoefening niet tot problemen geleid, omdat de moeder geen buitenlandse reizen met [minderjarige] heeft gemaakt. In de praktijk neemt de moeder alle gezagsbeslissingen over [minderjarige] alleen. De ouders hebben nooit daadwerkelijk gezamenlijk het gezag over [minderjarige] uitgeoefend. De moeder vraagt om beëindiging van het gezamenlijk gezag, omdat dat wat haar betreft in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is.
De vader heeft zich niet tegen het verzoek van de moeder verweerd.

4.De beoordeling

Rechtsmacht en toepasselijk recht
De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht en het Nederlands recht is van toepassing.
Het gezag
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt van de wetgever is dat ouders gezamenlijk met het ouderlijk gezag over hun kinderen belast zijn en blijven. Het is aan de ouders om zich, ook na de verbreking van hun relatie, in te spannen om het gezamenlijk gezag over hun kinderen uit te oefenen. Dat neemt niet weg dat zich situaties kunnen voordoen waarin het noodzakelijk is dat slechts één van de ouders het ouderlijk gezag uitoefent.
Op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen kan de rechtbank volgens artikel 1:253n Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), voor zover hier van belang, het gezamenlijk gezag beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Uit hetgeen door de moeder naar voren is gebracht, is gebleken dat de vader sinds de beschikking van deze rechtbank van 20 maart 2013 niet samen met de moeder uitoefening heeft gegeven aan het gezag over [minderjarige] en dat de in de beschikking bepaalde zorgregeling ook niet is uitgevoerd. De rechtbank is daarom van oordeel dat de omstandigheden na het geven van de genoemde beschikking zijn gewijzigd. De moeder is daarom ontvankelijk in haar verzoek.
Op grond van artikel 1:253n, tweede lid BW, zijn de gronden van artikel 1:251a, eerste lid BW, van overeenkomstige toepassing. Dat betekent dat het gezamenlijk gezag kan worden beëindigd, indien er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt, of indien wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Uit hetgeen door de moeder naar voren is gebracht, blijkt dat de moeder in de praktijk al heel lang alleen het gezag over [minderjarige] uitoefent. De moeder heeft zich op het standpunt gesteld dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is dat zij met het eenhoofdig gezag over hem wordt belast. De vader heeft zich tegen het verzoek van de moeder niet verweerd en daarom ligt het in beginsel voor toewijzing gereed. De rechtbank is met de moeder van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] noodzakelijk is de feitelijke situatie en de juridische situatie met elkaar in overeenstemming te brengen, door het gezag van de vader te beëindigen. Dat laat onverlet dat de vader altijd de vader van [minderjarige] zal blijven en dat zij, over en weer, recht hebben op contact met elkaar. De moeder staat daar ook niet afwijzend tegenover.
Daarom wordt als volgt beslist.

6.De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt het ouderlijk gezag van
[de vader], geboren op [geboortedatum 2] 1965 te distrikt Suriname (Suriname), over [minderjarige] ;
- draagt de griffier op aantekening van deze gezagsbeslissing te laten opnemen in het gezagsregister;
- verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is mondeling gegeven door de rechter mr. A.K. Mireku, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. G. Veldman, griffier, op 15 maart 2022.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.Voor zover tegen de beschikking hoger beroep openstaat kan dit via een advocaat worden ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam (IJdok 20 / Postbus 1312, 1000 BH).