ECLI:NL:RBAMS:2022:1645

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
C/13/715456 / KG ZA 22-247
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir beslag door kraambureau Zorgsaam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Zorgsaam en een verloskundige, hierna aangeduid als [gedaagde]. Zorgsaam vorderde de opheffing van conservatoir beslag dat door [gedaagde] was gelegd op haar bezittingen, ter zekerheid van een vordering van € 32.800,- die [gedaagde] meende te hebben op basis van een afspraak over aanbrengfees voor verwezen cliënten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] niet aannemelijk heeft gemaakt dat het aantal door haar verwezen cliënten, dat zij als basis voor haar vordering aanvoert, correct is. Zorgsaam betwistte het aantal verwijzingen en stelde dat het veel lager was. De voorzieningenrechter oordeelde dat de hoogte van de vordering summierlijk ondeugdelijk was, wat leidde tot een belangenafweging die in het voordeel van Zorgsaam uitviel. De rechter heeft de vordering van [gedaagde] herbegroot op € 4.000,-, het bedrag dat Zorgsaam erkende nog verschuldigd te zijn aan [gedaagde]. De proceskosten werden verrekend, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/715456 / KG ZA 22-247 IHJK/MV
Vonnis in kort geding van 31 maart 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING KRAAMBURO ZORGSAAM,
gevestigd te Zaltbommel,
eiseres bij dagvaarding op verkorte termijn van 23 maart 2022,
advocaat mr. S.P.R.M. Kranenburg te Kerkdriel,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. L. van der Leer te Alkmaar.
Partijen zullen hierna Zorgsaam en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 28 maart 2022 heeft Zorgsaam de dagvaarding toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. [gedaagde] heeft tevens een pleitnota in het geding gebracht.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig: [naam] , bestuurder van Zorgsaam, met mr. Kranenburg en [gedaagde] met mr. Van der Leer.
Na verder debat is vonnis bepaald op 31 maart 2022.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] is onder de handelsnaam [verloskundigenpraktijk] werkzaam als verloskundige. [naam] is werkzaam als kraamverzorgster. In 2010 hebben [gedaagde] en [naam] kraambureau Zorgsaam opgericht. Voor Zorgsaam werken ongeveer 20 kraamverzorgenden, in loondienst en als zzp’er. [naam] is directeur van Zorgsaam.
2.2.
Tussen Zorgsaam en [gedaagde] is de afspraak gemaakt dat [gedaagde] een ‘aanbrengfee’ ontvangt van € 100,- per zwangere vrouw die zij verwijst naar Zorgsaam.
2.3.
In augustus 2021 is een conflict ontstaan tussen [naam] en [gedaagde] . Bij e-mail van 10 augustus 2021 heeft [gedaagde] [naam] bericht dat zij de samenwerking niet langer meer voort wenste te zetten. In die e-mail staat onder meer het volgende:
Verder stel ik je voor verschillende keuzes. Het uit elkaar gaan is niet zomaar even een adreswijziging.1. Kraamburo Zorgsaam wordt opgeheven,2. Jij trekt je terug als mede-eigenaar,3. Ik trek me terug als mede-eigenaar, waarbij ik me eerst gedegen zal laten adviseren door een externe adviseur over een deugdelijke overnamesom. Tevens zal iedere samenwerking met Verloskundigenpraktijk verbroken worden en zullen er geen zwangere klanten meer kraamzorg mogen krijgen bij Kraamburo Zorgsaam. Als men naar de reden vraagt, zal ik die eerlijk geven.Ik hoor graag wat je keuze is.
2.4.
Bij e-mail van 11 augustus 2021 antwoordt [naam] :
Ik ga voor keuze 3.
2.5.
Op 6 januari 2022 heeft [gedaagde] een factuur gestuurd naar Zorgsaam. Hierin is onder meer het volgende opgenomen:
Eindafrekening 2017- heden voor aanbrengen cliënten. Totaal 428 cliënten (zie bijlage) a € 100,00 (conf. afspraak)
2017 € 3.000,002018 € 2.000,002019 geen vergoeding2020 € 5.000,00
Totaal € 42.800,00Reeds voldaan€ 10.000,00Nog te voldoen € 32.800,00(…)Na uitbetaling zal definitieve uitschrijving, via de notaris, bij Kraamburo ZorgSaam plaatsvinden.
2.6.
Bij brief van 7 januari 2022 van [naam] is [gedaagde] onder meer het volgende bericht:
Op 6 januari jl mocht ik de eindafrekening ontvangen over de aangebrachte klanten. De bijlage heeft totaal geen toegevoegde waarde aangezien hier niet duidelijk is dat de klanten ook daadwerkelijk op uw advies naar Kraamburo ZorgSaam zijn gekomen. Deze klanten kunnen ook via familie, vrienden, bekenden, eerdere ervaring met Kraamburo ZorgSaam, internet of via de zorgverzekeraar bij Kraamburo ZorgSaam terecht zijn gekomen.Deze eindafrekening beschouw ik dan ook als niet verzonden. (…)
Definitieve uitschrijving van de KvK heeft ondertussen al plaatsen gevonden en is ingegaan per 1 januari 2022.(…)
2.7.
Bij brief van 5 maart 2022 heeft [gedaagde] [naam] verzocht het openstaande bedrag zoals opgenomen in de factuur van 6 januari 2022 te voldoen.
2.8.
Op 10 maart heeft [gedaagde] de voorzieningenrechter van deze rechtbank verzocht conservatoir beslag te mogen leggen ten laste van Zorgsaam tot zekerheid van de betaling van het bedrag van € 32.800,-. [gedaagde] heeft haar vordering in het kader van het te leggen beslag overigens voorlopig begroot op € 21.300,- omdat zij nog twee betalingen (van € 3.500,- en € 8.000,-) van het bedrag van € 32.800,- heeft afgetrokken. Verzocht is beslag te leggen onder de Coöperatieve Rabobank U.A. en onder twee zorgverzekeraars. Op 10 maart 2022 heeft de voorzieningenrechter het gevraagde verlof verleend. De vordering van [gedaagde] is hierbij begroot op
€ 27.690,- inclusief rente en kosten.
2.9.
Op 16 maart 2022 heeft [gedaagde] derdenbeslag gelegd onder de Rabobank en de twee zorgverzekeraars.

3.Het geschil

3.1.
Zorgsaam vordert de opheffing van de gelegde beslagen onder de Rabobank en onder de twee zorgverzekeraars, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding en in de nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Op grond van artikel 705 lid 2 Rv kan de opheffing van een conservatoir beslag onder meer worden bevolen, indien summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, indien voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld. Bij beoordeling van de vraag of een beslag moet worden opgeheven dienen tevens alle wederzijdse belangen tegen elkaar te worden afgewogen.
4.2.
De vordering van [gedaagde] is gebaseerd op haar stelling dat zij in de periode van 2017 tot en met 2021 in totaal 428 cliënten heeft verwezen naar Zorgsaam. Zorgsaam heeft dit aantal betwist en gesteld dat sprake is van een veel lager aantal, te weten 255 verwijzingen in de periode van 2017 tot en met 2021. Gezien de betwisting door Zorgsaam heeft [gedaagde] in het geheel niet aannemelijk kunnen maken dat het door haar genoemde aantal van 428 verwijzingen juist is. Zij heeft weliswaar een lijst met namen van cliënten van Zorgsaam in het geding gebracht, maar dit wil nog niet zeggen dat die cliënten verwezen zijn door [gedaagde] . Die lijst is voor de voorzieningenrechter volstrekt oncontroleerbaar en desgevraagd heeft ook de advocaat van [gedaagde] ter zitting verklaard die lijst niet te hebben gecontroleerd aan de hand van de door Zorgsaam in het geding gebrachte lijsten. Daar komt bij dat is gebleken dat de werkwijze van partijen er aanvankelijk uit bestond dat Zorgsaam per periode aan [gedaagde] een lijst aanleverde met verwijzingen, waarna [gedaagde] op basis van die lijst een factuur stuurde naar Zorgsaam. Dit duidt er voorshands op dat de administratie van Zorgsaam steeds leidend was bij het vaststellen van het aantal verwijzingen. Het is opmerkelijk dat [gedaagde] niet eerder aanspraak heeft gemaakt op betaling van de door haar genoemde aantallen verwijzingen en ook nooit inzage heeft gevraagd in de intakeformulieren en lijsten die Zorgsaam van de cliënten bijhield. Al met al komt het erop neer dat de hoogte van de vordering waarvoor [gedaagde] beslag heeft gelegd summierlijk ondeugdelijk is als bedoeld onder 4.1 van dit vonnis.
4.3.
Overigens valt ook de belangenafweging in het nadeel van [gedaagde] uit. Aannemelijk is dat Zorgsaam ernstige hinder ondervindt van het beslag. Zij heeft een kraambureau draaiende te houden met ongeveer 20 werknemers en hun salarissen moeten worden uitbetaald. Met name de zzp’ers kunnen er gemakkelijk voor kiezen om voor een ander bureau te gaan werken indien er problemen ontstaan met de betalingen. Ook heeft [naam] ter zitting onweersproken aangevoerd dat zij op korte termijn betalingen aan de fiscus moet doen. De belangen van [gedaagde] wegen hier niet tegenop. Zij is weliswaar mogelijk ten onrechte (en zonder haar medeweten) uitgeschreven als bestuurder van Zorgsaam bij de Kamer van Koophandel en zij hoeft mogelijk geen genoegen te nemen met de aan haar betaalde “afkoopsom” van € 3.500,-, maar partijen dienen deze kwesties bij voorkeur in onderling overleg te regelen. De advocaat van [gedaagde] heeft ter zitting verklaard hiervoor op dit moment niet open te staan, maar haar wordt toch dringend in overweging gegeven dit wel te doen. Partijen willen beiden uit elkaar en zijn het erover eens dat [naam] doorgaat met Zorgsaam. Zij zullen het dus eens moeten worden over een aan [gedaagde] toe te kennen vergoeding. De weg die [gedaagde] nu kiest (een bezwaarprocedure bij de Kamer van Koophandel tegen haar uitschrijving en een verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Gelderland tot onder meer schorsing en ontslag van [naam] als bestuurder van Zorgsaam) lijkt heilloos, nu beide partijen uit elkaar willen.
4.4.
Het voorgaande leidt niet tot opheffing van de beslagen maar tot herbegroting van de vordering waarvoor beslag is gelegd op € 4.000,-. Dit is immers het bedrag waarvan Zorgsaam zelf heeft erkend dat zij dit nog schuldig is aan [gedaagde] . Een en ander betekent dat [gedaagde] de beslagen alsnog moet (doen) opheffen indien Zorgsaam een bankgarantie stelt ter waarde van € 4.000,- of dit bedrag aan [gedaagde] betaalt.
4.5.
Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten worden verrekend in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
herbegroot de vordering van [gedaagde] waarvoor ten laste van Zorgsaam beslag is gelegd op € 4.000,-,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verrekent de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.H.J. Konings, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M. Veraart, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MV