ECLI:NL:RBAMS:2022:1638

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 maart 2022
Publicatiedatum
31 maart 2022
Zaaknummer
13-729023-17
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor valsheid in geschrift en poging tot oplichting in de kinderopvang

Op 31 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam een 40-jarige vrouw veroordeeld tot 150 uur taakstraf wegens valsheid in geschrift en poging tot oplichting. De vrouw, die samen met een 32-jarige medeverdachte werkte in een kinderopvangcentrum in Amsterdam-West, heeft zich schuldig gemaakt aan het opmaken van valse geschriften met de bedoeling de GGD te misleiden tijdens inspecties. Van mei 2014 tot oktober 2015 ving zij meer kinderen op dan toegestaan en heeft zij valse lijsten met namen overgelegd om een negatief inspectierapport te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk en in strijd met de waarheid heeft gehandeld door valse informatie te verstrekken over het aantal kinderen dat in de opvang aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en haar mededader een systeem hebben opgezet om deze praktijken te verhullen, wat ernstige gevolgen had voor de kinderen en hun ouders, die vertrouwden op de kwaliteit van de opvang. De rechtbank heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor een derde feit, maar heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan de eerste twee ten laste gelegde feiten. De strafoplegging is mede beïnvloed door de overschrijding van de redelijke termijn, maar de ernst van de feiten rechtvaardigde een taakstraf.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-729023-17
Datum uitspraak: 31 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen en verblijvende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

1.1.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 maart 2022.
1.2.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. J.J. Smilde, en van wat de verdachte en haar raadsman, mr. M.E. van der Werf, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

2.1.
Aan de verdachte is onder 1 ten laste gelegd dat
zij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 6 januari 2016 te Amsterdam en/of Hengelo (Ov), in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen een of meer geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (onder meer) agenda(’s) en/of daglijst(en) van kinderen, valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, bestaande die valsheid hierin dat – zakelijk weergegeven – valselijk en in strijd met de waarheid in bovengenoemde agenda(’s) en/of daglijst(en) is vermeld dat er – conform het besluit registratie in het Landelijk Register Kinderopvang – maximaal 12 kinderen tegelijk aanwezig waren en/of werden opgevangen in het kindercentrum 24/7 Kids zulks met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
subsidiair:
zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1 april 2014 tot en met 6 januari 2016 te Amsterdam en/of Hengelo (Ov), in elk geval in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, opzettelijk voorhanden heeft gehad en/of gebruik heeft gemaakt van een of meer geschrift(en) dat/die bestemd is/zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten (onder meer) agenda(’s) en/of daglijst(en), als ware die agenda(’s) en/of daglijst(en) echt en onvervalst, bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, in die agenda(’s) en/of daglijst(en) is opgenomen dat er – conform het besluit registratie in het Landelijk Register Kinderopvang – telkens maximaal 12 kinderen tegelijk aanwezig waren en/of werden opgevangen in kindercentrum 24/7 Kids, en bestaande dat gebruik maken hierin dat zij, verdachte en/of haar mededader(s), voornoemd(e) vals(e)/vervalst(e) geschrift(en) heeft/hebben overlegd en/of getoond aan (een) medewerkers van de Gemeente Amsterdam en/of van de GGD Amsterdam terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), wist(en) dat dat/die geschrift(en) bestemd was/waren voor gebruik als ware het/zij echt en onvervalst;
2.2.
Aan de verdachte is onder 2 ten laste gelegd dat
zij in de periode van 15 oktober 2015 tot en met 16 oktober 2015 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen, door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van verdichtsels (een) medewerker(s) van de Gemeente Amsterdam en/of van de GGD Amsterdam heeft getracht te bewegen tot de afgifte van
  • een of meer inspectierapport(en) waarin geen overtreding(en) zouden worden geconstateerd (teneinde te bewerkstelligen dat er aan de Gemeente Amsterdam en/of de GGD Amsterdam met betrekking tot kindercentrum 24/7 Kids geen advies tot handhaving en/of sancties zou worden verstrekt en zodoende uitschrijving van kindercentrum 24/7 Kids uit het Landelijk Register Kinderopvang te voorkomen) en/of
  • een besluit registratie in het Landelijk Register Kinderopvang en/of besluit tot exploitatie met betrekking tot de locatie [adres locatie] , in elk geval enig goed,
immers heeft zij met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
  • (een) opzettelijk valselijk opgemaakte daglijst(en)/presentielijst(en) betreffende kindercentrum 24/7 Kids aan (een) medewerker(s) van de Gemeente Amsterdam en/of van de GGD Amsterdam overlegd en/of doen overleggen en/of
  • opzettelijk een of meer medewerker(s) van kindercentrum 24/7 Kids opdracht gegeven zich ten opzichte van (een) medewerker(s) van de Gemeente Amsterdam en/of van de GGD Amsterdam voor te doen als een gecertificeerde beroepskracht en/of daarbij een valse naam (te weten een naam van een gecertificeerde beroepskracht) op te geven;
terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.3.
Aan de verdachte is onder 3 ten laste gelegd dat
zij op of omstreeks 15 oktober 2015, althans in of omstreeks de maand oktober 2015, in elk geval in het jaar 2015 te Amsterdam, aan de [adres locatie] , opzettelijk een kindercentrum in exploitatie heeft genomen, terwijl uit het onderzoek als bedoeld in artikel 1.62, eerste lid Wet Kinderopvang, dat op 10 juni 2015 en/of op 31 juli 2015 door dan wel namens de Gemeente Amsterdam is uitgevoerd, is gebleken dat de exploitatie van dat kindercentrum naar verwachting niet aan de in de artikelen 1.48d, tweede en derde lid, en 1.49 tot en met 1.59 Wet Kinderopvang gestelde regels (kwaliteitseisen) zou gaan voldoen, hetgeen verdachte bij besluit “weigering aanvraag registratie” van 25 augustus 2015 gemotiveerd is medegedeeld (p. 1405 dossier).

3.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

3.1.
De raadsman heeft betoogd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van het onder 3 ten laste gelegde en heeft daartoe samengevat het volgende aangevoerd. De gemeente Amsterdam heeft de verdachte een bestuurlijke boete opgelegd voor onder meer de opvang van kinderen op andere locaties dan op de locatie aan het [adres locatie] . De gemeente heeft bij datzelfde besluit de verdachte een last onder bestuursdwang opgelegd en de verdachte verboden een kinderdagverblijf te exploiteren op de locatie [adres locatie] . De conclusie kan daarom alleen maar zijn dat de boete die de gemeente heeft opgelegd ook betrekking had op de opvang van kinderen op de locatie [adres locatie] en dat er nu sprake is van dubbele vervolging.
3.2.
De officier van justitie heeft hier tegen ingebracht dat de bestuurlijke boete alleen betrekking heeft op het opvangen van kinderen op andere adressen dan de locatie aan het [adres locatie] . De tenlastelegging is toegesneden op het in exploitatie nemen van het kinderdagverblijf aan de [adres locatie] en dat is een ander feit, aldus de officier van justitie.
3.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
3.4.
Het ne bis in idem-beginsel of verbod van dubbele vervolging, zoals dat onder meer is neergelegd in artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht, houdt in dat iemand niet tweemaal kan worden vervolgd en bestraft voor het begaan van hetzelfde feit. Artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering houdt in dat indien ter zake van het feit aan de verdachte een bestuurlijke boete is opgelegd, of een mededeling is verzonden dat het voornemen bestaat hem een bestuurlijke boete op te leggen, gelijk staat aan een kennisgeving van niet verdere vervolging.
3.5.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 1 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BM9102,
NJ2011/394 ten aanzien van de maatstaf of sprake is van hetzelfde feit onder meer overwogen dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van “hetzelfde feit”, de rechter in de situatie waarop artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht ziet de in beide tenlasteleggingen omschreven verwijten, dient te vergelijken, waarbij de juridische aard en de gedraging van verdachte moeten worden betrokken. De Hoge Raad heeft opgemerkt dat reeds uit de bewoordingen van het begrip “hetzelfde feit” voortvloeit dat de beantwoording van de vraag wat daaronder moet worden verstaan, mede wordt bepaald door de omstandigheden van het geval. Vuistregel is dat een aanzienlijk verschil in de juridische aard van de feiten en/of in de gedragingen tot de slotsom kan leiden dat geen sprake is van “hetzelfde feit” in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht.
3.6.
Bij brief van 22 oktober 2015 heeft de gemeente Amsterdam aan de verdachte haar ‘voornemen tot het opleggen van een exploitatieverbod en bestuurlijke boete [adres locatie] ’ en ‘voornemen van een last tot dwangsom bestuursdwang [adres locatie] ’ kenbaar gemaakt. In deze brief staat vermeld dat “twee van de in het bevel gestelde maatregelen (…) niet [zijn] opgenomen in het exploitatieverbod. Ten eerste gaat het dan om het niet op locaties mogen opvangen waarvoor de aanvraag niet is goedgekeurd door de gemeente. Indien hier toch sprake van is bent u hiermee in overtreding van art 1.45 Wko. Overtreding van dit artikel levert illegale exploitatie op, wat tevens een strafbaar feit is, namelijk overtreding van art. 1 Wet op de Economische Delicten. Nu deze illegale exploitatie plaats heeft gevonden op de [adres locatie] overleggen wij met het Openbaar Ministerie over eventuele strafvervolging.
Indien het Openbaar Ministerie besluit niet zelf tot vervolging over te gaan zullen wij hiervoor een bestuurlijke boete opleggen waar u dan afzonderlijk over zal worden bericht.”
De brief vermeldt verder dat naast het exploitatieverbod geldt dat de gemeente voor een aantal overtredingen een bestuurlijke boete oplegt. Een van de boetes heeft betrekking op de volgende overtreding: “Opvang vindt niet plaats in stamgroepen, kinderen worden op verschillende adressen opgevangen. Het is in enkele gevallen niet bekend waar kinderen worden opgevangen.” Een van de overwegingen van de gemeente bij het voornemen een bestuurlijke boete op te leggen in verband met overtredingen die geconstateerd zijn op de opvang aan het [adres locatie] is ‘dat bij overtredingen die te maken hebben met de opvang in stamgroepen sprake is van een situatie waarbij kinderen verplaatst worden over verschillende locaties, inclusief openbare buitenruimtes.’ Dit betreft het door de verdachte overtreden van artikel 1.49 en 1.50 (oud) Wet kinderopvang en artikel 5 lid 1 en 4 Besluit kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang, art. 5 lid 1, 2 en 9 Regeling kwaliteit gastouderbureaus, gastouders en voorzieningen voor gastouderopvang. Deze artikelen hebben kort gezegd betrekking op de kwaliteit van de kinderopvang. Doel en strekking van deze artikelen is dat kinderopvang op een verantwoorde wijze plaatsvindt. Voor deze overtreding heeft de gemeente bij brief van 11 november 2015 aan de verdachte een boete opgelegd.
3.7.
De vervolging van de verdachte voor het onder 3 ten laste gelegde feit heeft betrekking op opzettelijke overtreding van artikel 1.45, lid 3, Wet kinderopvang. Dit artikel heeft betrekking op het in exploitatie nemen van een kindercentrum terwijl dat (nog) niet is toegestaan. Voor deze overtreding heeft de gemeente Amsterdam geen boete opgelegd.
3.8.
Anders dan door de verdediging is bepleit en met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat er een aanzienlijk verschil bestaat tussen de aard en strekking van enerzijds de feitelijke gedragingen die aanleiding kunnen geven tot de oplegging van een bestuurlijke boete op grond van artikel 1.49 en 1.50 (oud) Wet kinderopvang en anderzijds het onder 3 ten laste gelegde, op artikel 1.45 in verbinding met artikel 1 en 6 van de Wet op de economisch delicten toegesneden feit. In het eerste geval is er iets mis met de kwaliteit van op zichzelf wel toegestane kinderopvang. In het tweede geval is een kinderopvang in gebruik, terwijl dat überhaupt niet is toegestaan. Daarom gaat het hier niet om hetzelfde feit in de zin van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 243 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering in verbinding met artikel 255 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Het verweer dat de officier van justitie om deze reden niet-ontvankelijk zou zijn voor de vervolging van feit 3 wordt verworpen.
3.9.
Toch verklaart de rechtbank de officier niet-ontvankelijk in de vervolging van het onder 3 ten laste gelegde feit. Weliswaar is – zoals hiervoor is toegelicht – geen sprake van hetzelfde feit in juridische zin. Er is echter wel sprake van grote verwevenheid tussen de twee feiten. Immers, het ene feit betreft de opvang op andere adressen dan op het [adres locatie] . Het andere feit gaat over de verdenking van exploitatie van de opvang op de [adres locatie] , terwijl dat een van de andere adressen was waar de kinderen van het [adres locatie] werden opgevangen. Voor het eerste feit heeft de gemeente bij brief van 22 oktober 2015 een bestuurlijke boete opgelegd. Voor het tweede feit heeft de gemeente in dezelfde brief aangekondigd dat zij in overleg zou treden met het Openbaar Ministerie over een eventuele strafvervolging. Inmiddels is sedert die brief tot de terechtzitting ruim 6 jaar verstreken. Gelet op de grote verwevenheid tussen de feiten en dit tijdsverloop, is de rechtbank van oordeel dat geen redelijk handelend lid van het Openbaar Ministerie heeft kunnen oordelen dat – naast de vervolging voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde – met de vervolging voor het onder 3 ten laste gelegde nog enig door strafrechtelijke handhaving te beschermen belang gediend kan zijn. Het vervolgen van de verdachte voor de overtreding van artikel 1.45 Wet kinderopvang voegt na zoveel jaren niets meer toe, waardoor de rechtbank de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaart ten aanzien van feit 3.

4.De waardering van het bewijs

4.1.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde. Bij het onder 1 ten laste gelegde feit kan de periode van 1 mei 2014 tot 16 oktober 2015 worden bewezen.
4.2.
De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde alleen opgemerkt dat de ten laste gelegde periode (tot en met 6 januari 2016) in ieder geval te lang lijkt, aangezien de kinderopvang eind oktober 2015 al is gesloten. En ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman erop gewezen dat het gestelde achter het tweede gedachtestreepje, dat de verdachte getracht heeft de GGD te bewegen tot afgifte van een: “Besluit registratie in het Landelijk Register Kinderopvang en/of besluit tot exploitatie met betrekking tot de locatie [adres locatie] ”, niet bewezen kan worden. De feitelijke handelingen die ten laste gelegd zijn – het overleggen van valse daglijsten en het laten aannemen van valse hoedanigheden van medewerkers – kunnen immers niet bewerkstelligen dat zo’n besluit wordt afgegeven, aldus de raadsman.
4.3.
De rechtbank is – mede op grond van de bekennende verklaring van de verdachte – van oordeel dat is bewezen dat de verdachte de haar onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan. Zij is van oordeel dat de periode waarbinnen de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift duurde van 1 mei 2014 tot 16 oktober 2015. Met de raadsman is de rechtbank van oordeel dat hetgeen achter het tweede gedachtestreepje bij het onder 2 ten laste is gelegd niet is bewezen.

5.De bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1. zij in de periode van 1 mei 2014 tot en met 15 oktober 2015 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, geschriften die bestemd zijn om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten een agenda en daglijsten van kinderen, valselijk heeft opgemaakt, bestaande die valsheid hierin dat – zakelijk weergegeven – valselijk en in strijd met de waarheid in bovengenoemde agenda en daglijsten is vermeld dat er maximaal 12 kinderen tegelijk aanwezig waren en/of werden opgevangen in het kindercentrum 24/7 Kids zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2. zij op 15 oktober 2015 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door een listige kunstgreep en door een samenweefsel van verdichtsels (een) medewerker(s) van de GGD Amsterdam heeft getracht te bewegen tot de afgifte van een inspectierapport waarin geen overtreding(en) zouden worden geconstateerd, immers heeft zij met voren omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven – valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid een opzettelijk valselijk opgemaakte daglijst betreffende kindercentrum 24/7 Kids aan een medewerker van de GGD Amsterdam overgelegd en opzettelijk een of meer medewerkers van kindercentrum 24/7 Kids opdracht gegeven zich ten opzichte van (een) medewerker(s) van de GGD Amsterdam voor te doen als een gecertificeerde beroepskracht en daarbij een valse naam (te weten een naam van een gecertificeerde beroepskracht) op te geven terwijl de uitvoering van dit voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

6.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat de verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. De rechtbank heeft vastgesteld dat ten aanzien van de in onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten sprake is van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering. Door de verdediging is geen vrijspraak bepleit. De rechtbank zal daarom, en mede gelet op de procesopstelling van de verdachte, volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen op grond waarvan zij tot een bewezenverklaring is gekomen.
De – bekennende – verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 17 maart 2022, inhoudende kort samengevat dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift door gebruik te maken van twee agenda’s en in een van die agenda’s namen van kinderen te noteren die officieel aanwezig waren terwijl er in werkelijkheid meer kinderen opgevangen werden en dat zij heeft geprobeerd de GGD op te lichten door op 15 oktober 2015 een valse daglijst te overleggen om er zo voor te zorgen dat de GGD geen negatief inspectierapport zou opmaken. Ook haar medewerkers waren van deze gang van zaken op de hoogte en vulden de twee afzonderlijke agenda’s in.
Het proces-verbaal van verhoor van aangever [naam aangever] (namens de gemeente Amsterdam en de GGD) van 10 oktober 2017, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S-015 en S-048 (rubriek 02.02, pagina 62 tot en met 71).
Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte] van 3 augustus 2017, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S-015 en S-048, inhoudende de verklaring van [medeverdachte] , onder meer dat er bij 24/7 Kids gebruik gemaakt werd van twee agenda’s en dat zij zich in opdracht van de verdachte tegenover de GGD moest voordoen als [voornaam] , een beroepskracht (rubriek 04.5.3, pagina 298 tot en met 307).
Het proces-verbaal van bevindingen agenda 15 en 16 oktober 2015 van 29 augustus 2017, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren S-048, (rubriek 14.5, pagina 1360 tot en met 1369).
Het proces-verbaal van bevindingen inzake de bezettingsgraad van de Kinderopvang 24/7 Kids van 11 juni 2018, opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar S-108, (rubriek 05.08, pagina 743 tot en met 776).

7.De strafbaarheid van het feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

9.Taakstraf

9.1.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van honderdvijftig uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van vijfenzeventig dagen.
9.2.1.
De raadsman heeft uiteengezet dat de verdachte geen kwade bedoelingen heeft gehad. Zij runde een kinderdagverblijf dat op enig moment zo goed draaide dat zij meer aanmeldingen had dan dat zij kinderen kon plaatsen. Ze heeft toen verkeerde keuzes gemaakt. Zij heeft vervolgens geprobeerd een nieuwe locatie te openen maar kreeg de vergunning daarvoor niet op tijd rond, waardoor zij de keuze heeft gemaakt toch meer kinderen op te nemen om zo de ouders niet te hoeven teleur te stellen.
9.2.2.
De raadsman heeft er verder op gewezen dat de redelijke termijn verregaand is overschreden. De feiten dateren uit 2015. De doorzoeking bij de verdachte en haar verhoor als verdachte dateren uit 2017. De raadsman heeft verzocht te volstaan met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (het rechterlijk pardon), zodat de verdachte geen problemen krijgt bij het verkrijgen van een verklaring omtrent haar gedrag (VOG) en zij in de zorg kan blijven werken.
9.3.1.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
9.3.2.
De verdachte heeft zich gedurende een lange periode samen met een ander schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift met de bedoeling de GGD op het verkeerde been te zetten als deze kwam inspecteren. De verdachte en haar mededader voerden letterlijk een dubbele agenda. In een van de agenda’s werden de namen van maximaal twaalf kinderen genoteerd om het te doen voorkomen dat alleen die kinderen werden opgevangen. Op 15 oktober 2015 heeft de verdachte een valse lijst met namen overgelegd zodat de GGD geen negatief inspectierapport zou opmaken. Het gaat om ernstige misdrijven. De GGD moet kunnen afgaan op de informatie die een kindercentrum hem verstrekt. Deze feiten kunnen niet los worden gezien van de achtergrond van deze zaak. De verdachte heeft bewust meer kinderen opgevangen dan verantwoord was. Er was een heel systeem opgetuigd om deze kwalijke gang van zaken te verhullen. De kinderen verbleven daardoor ook veel buiten de opvanglocatie, vaak urenlang, ook als het slecht weer was en als ze moe waren en hadden moeten slapen. Zij hebben door het handelen van de verdachte niet de zorg en aandacht gekregen die zij nodig hadden. De kinderen en hun ouders zijn hierdoor ernstig tekort gedaan. De ouders vertrouwden erop dat 24/7 Kids verantwoorde kinderopvang bood. Zij zijn net als de GGD om de tuin geleid en daardoor hebben zij niet de gelegenheid gehad om in te grijpen.
9.3.3.
De rechtbank is van oordeel dat een rechterlijk pardon zoals door de verdediging is verzocht niet aan de orde kan zijn. Daarvoor is de zaak te ernstig. Ook de persoonlijkheid van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, dan wel die zich nadien hebben voorgedaan geven geen aanleiding om geen straf op te leggen. De overschrijding van de redelijke termijn met tweeënhalf jaar is wel reden om voor een andere strafmodaliteit te kiezen. De rechtbank zal daarom een taakstraf opleggen, terwijl bij een tijdige berechting gevangenisstraf passend was geweest. De rechtbank zal de verdachte een taakstraf van 150 uur subsidiair 75 dagen hechtenis opleggen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22b, 22c, 45, 47, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Medeplegen van valsheid in geschrift.
Poging tot oplichting.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart de verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf van
150 (honderdvijftig) uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
75 (vijfenzeventig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. F. Dekkers, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Cordia, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 31 maart 2022.