ECLI:NL:RBAMS:2022:1618

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 maart 2022
Publicatiedatum
30 maart 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 953
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op verzoek om herbeoordeling kinderopvangtoeslag met verbeurde dwangsom

In deze zaak heeft eiseres op 16 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Belastingdienst/Toeslagen op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. De rechtbank Amsterdam heeft vastgesteld dat de beslistermijn is overschreden, aangezien de Belastingdienst op 25 januari 2022 de ingebrekestelling van eiseres heeft ontvangen. Eiseres heeft meer dan twee weken later beroep ingesteld, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,-, te rekenen vanaf 8 februari 2022 tot en met 22 maart 2022. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na deze uitspraak alsnog een besluit te nemen op het verzoek van eiseres, met inachtneming van de uitspraak. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die een verlenging van de beslistermijn rechtvaardigen tot twaalf weken, te rekenen vanaf de aanvang van de behandeling van het dossier. Daarnaast is verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-. Eiseres is in de proceskosten van € 569,25 vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/953

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Stam),
en

de Belastingdienst/Toeslagen, verweerder

( [belastinginspecteur] ).

Procesverloop

Eiseres heeft op 16 februari 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door verweerder op haar verzoek om een herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag (het verzoek).
Verweerder heeft een verweerschrift ingestuurd.
Eiseres heeft op het verweerschrift gereageerd.
Verweerder heeft op de reactie van eiseres gereageerd.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [1] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [2]
3. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is overschreden. Verweerder heeft op 25 januari 2022 de ingebrekestelling van eiseres ontvangen. Eiseres heeft meer dan twee weken daarna, op 16 februari 2022, beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar verzoek.
4. Het beroep is dus gegrond.
6. Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23 per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35 per dag en de overige dagen € 45 per dag. [3] Het bestuursorgaan stelt de dwangsom vast binnen twee weken na de laatste dag waarover de dwangsom verschuldigd was. [4]
7. De rechtbank stelt met toepassing van artikel 8:55c van de Awb de dwangsom vast. Verweerder is de dwangsom is in dit geval verschuldigd vanaf 8 februari 2022, zijnde twee weken na ontvangst van de ingebrekestelling, tot en met 22 maart 2022 en bedraagt het maximale bedrag van € 1.442,-.
8. Nu verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb moet verweerder dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [5] Verweerder heeft in het verweerschrift van 2 maart 2022 verzocht om deze termijn te verlengen tot twaalf weken. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om een termijn van twee weken vast te stellen. Eiseres stelt hierbij dat verweerder in de tijd vanaf de ingebrekestelling heeft kunnen benutten om de eerste fases van de besluitvorming te doorlopen.
9. De rechtbank ziet aanleiding om te oordelen dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. De rechtbank betrekt hierbij de volgende door verweerder aangevoerde feiten en omstandigheden. In algemene zin geldt dat er een zeer groot aantal aanvragen voor herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag bij verweerder zijn binnen gekomen, veel meer dan voorzien was. Deze aanvragen moeten allemaal met een grote zorgvuldigheid worden beoordeeld. Verweerder heeft het verzoek om verlenging van de termijn als volgt onderbouwd. De eerste fase is het in beeld krijgen van het verhaal van de ouder, deze fase duurt twee weken. Bij een voornemen afwijzend te beslissen legt verweerder de zaak voor aan de Commissie van onafhankelijke deskundigen, (Commissie van Wijzen, de CvW). De CvW heeft twee weken nodig om tot een advies te komen. Hierna volgt nog een zienswijzeprocedure waarbij de ouder eerst een vooraankondiging ontvangt en gelegenheid krijgt daarop te reageren. Hiervoor krijgt de ouder zes weken de tijd. Daarna heeft verweerder twee weken nodig om een definitieve beschikking te nemen. Uit de nadere reactie van verweerder blijkt dat een persoonlijke zaaksbehandelaar op 10 maart 2022 contact heeft opgenomen met eiseres. Daarmee is de herbeoordelingsprocedure in gang gezet. Deze omstandigheden, in samenhang bezien, rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank in dit geval een beslistermijn van twaalf weken, te rekenen vanaf het moment van dat een aanvang is gemaakt met de behandeling van het dossier. Dit betekent dat verweerder dus uiterlijk 2 juni 2022 (twaalf weken na 10 maart 2022) een beslissing op het verzoek van eiser moet nemen.
10. De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met het landelijke beleid (gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) dat verweerder een dwangsom van € 100,- verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
11. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 569,25 (1 punt voor het indienen van het beroepsschrift, en 0,5 punt voor een nadere reactie, met een waarde per punt van € 759,-, en een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en of er een dwangsom verschuldigd is. Voor een hogere proceskostenvergoeding, zoals door eiseres is verzocht, ziet de rechtbank geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • stelt de door verweerder verbeurde dwangsom vast op € 1.442,-;
  • draagt verweerder op om
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 15.000,‑;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden; en,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 569,25.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Moussaoui, rechter, in aanwezigheid van
mr. N. van der Kroft, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op:
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
2.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb
3.Artikel 4:17 van de Awb
4.Artikel 4:18, eerste lid, van de Awb
5.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb