In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, een echtpaar en gezamenlijk eigenaar van een tabakswinkel in Amsterdam, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester van Amsterdam om hun winkel voor onbepaalde tijd te sluiten na twee geweldsincidenten. De burgemeester had de sluiting gebaseerd op de Algemene plaatselijke verordening Amsterdam, die sluiting toestaat als er feiten of omstandigheden zijn die de vrees wettigen dat het openblijven van een pand ernstig gevaar oplevert voor de openbare orde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om schorsing van het sluitingsbesluit toegewezen, omdat de burgemeester onvoldoende had onderbouwd dat er sprake was van een gerechtvaardigde vrees voor de openbare orde. De rechter oordeelde dat de incidenten, hoewel ernstig, niet zonder meer rechtvaardigden dat de winkel gesloten moest blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester niet voldoende had aangetoond dat de winkel een ontmoetingsplaats voor criminelen was en dat de informatie over ondergronds bankieren niet actueel genoeg was om de sluiting te rechtvaardigen. De rechter schorste het besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, zodat verzoekers hun winkel open konden houden. Tevens werd de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten en het griffierecht.