Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een klager die zijn rijbewijs terugvorderde. Het rijbewijs was ingevorderd op 23 december 2021, nadat de klager had geweigerd medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, terwijl er serieuze verdenking bestond van alcoholgebruik. De klager, die mantelzorger is voor zijn ernstig zieke moeder, betoogde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had en dat zijn persoonlijke belangen zwaarder wogen dan het strafvorderlijk belang. De officier van justitie verzet zich echter tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de verkeersveiligheid. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de verdenking en het feit dat de klager had geweigerd mee te werken aan het bloedonderzoek. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van de klager en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. C.T. St Rose, en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.