ECLI:NL:RBAMS:2022:1588

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
RK 22/467
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens weigering medewerking aan bloedonderzoek

Op 7 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin een klaagschrift is ingediend door een klager die zijn rijbewijs terugvorderde. Het rijbewijs was ingevorderd op 23 december 2021, nadat de klager had geweigerd medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek, terwijl er serieuze verdenking bestond van alcoholgebruik. De klager, die mantelzorger is voor zijn ernstig zieke moeder, betoogde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had en dat zijn persoonlijke belangen zwaarder wogen dan het strafvorderlijk belang. De officier van justitie verzet zich echter tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de verkeersveiligheid. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien de ernst van de verdenking en het feit dat de klager had geweigerd mee te werken aan het bloedonderzoek. De rechtbank concludeerde dat het strafvorderlijk belang zwaarder woog dan de persoonlijke belangen van de klager en verklaarde het klaagschrift ongegrond. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. C.T. St Rose, en er staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/342516-21
RK: 22/467
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. E. van Reydt,
[kantooradres] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 27 januari 2022 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De raadsman van klager en de officier van justitie hebben ingestemd met een schriftelijke behandeling van de zaak. Er heeft geen behandeling in openbare raadkamer plaatsgevonden.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd dat hij ontkent de medewerking aan een ademanalyse te hebben geweigerd. Klager schetst een andere – met een bewezenverklaring – onverenigbare gang van zaken die hij te zijner tijd tegen overstaan van de politierechter nader zal beschrijven. Klager heeft verder betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben, nu hij mantelzorger is voor zijn ernstig zieke moeder. Er is daarom sprake van een zwaarwegend belang bij teruggave en – indachtig het gegeven dat geen zicht is op een behandeling van de strafzaak – dient dat belang te prevaleren boven het strafvorderlijk belang.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Klager heeft geweigerd medewerking te verlenen aan bloedonderzoek, terwijl er sprake is van serieuze verdenking van alcoholgebruik. Verder blijkt uit de overgelegde informatie dat klager mantelzorger is voor zijn moeder, maar is niet duidelijk dat voor deze bijstand het gebruik van een auto noodzaak is. De officier van justitie vindt dat – gelet op de richtlijnen van het Openbaar Ministerie en de oriëntatiepunten van het LOVS – ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager in geval van veroordeling door de rechter dan wel uitvaardiging van een strafbeschikking, een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, van langere duur dan de tijd gedurende die het rijbewijs is ingevorderd en ingehouden geweest en dat het persoonlijk belang van klager niet opweegt tegen het algemeen belang, waaronder de verkeersveiligheid, dat met verdere inhouding is gediend. Het klaagschrift moet daarom ongegrond worden verklaard.

4.De beoordeling

Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 163 lid 6 WVW 1994 gepleegd te Amsterdam op 23 december 2021.
Het proces-verbaal houdt onder meer in dat klager heeft geweigerd zijn medewerking te verlenen aan een bloedonderzoek.
Op
23 december 2021is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op
23 december 2021heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs uiterlijk –
12maanden – tot
18 december 2022wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van
4 februari 2022blijkt onder meer dat klager niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, omdat het vermoeden bestaat dat klager heeft geweigerd mee te werken aan een bloedonderzoek en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de ernst van het feit waarvan klager wordt verdacht en ondanks zijn persoonlijke omstandigheden moet ernstig rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat aan klager een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen zal worden opgelegd, niet korter dan de tijd die het rijbewijs ingevorderd en ingehouden zal zijn geweest. Klager wordt er immers van verdacht dat hij medewerking aan een bloedonderzoek heeft geweigerd, nadat er een positieve uitslag was verkregen van het voorlopig onderzoek naar alcohol in de uitgeademde lucht en van de speekseltest die een indicatie gaf voor de stof cocaïne. Gelet hierop dient het strafvorderlijk belang bij voortduring van de inhouding te prevaleren aan het persoonlijke belang van klager.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 7 februari 2022 door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.