Op 28 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin klaagster, geboren in 1994, een klaagschrift indiende op basis van artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift was ingediend op 10 januari 2022 en betrof de teruggave van haar rijbewijs, dat was ingevorderd door de officier van justitie. Klaagster, werkzaam als verpleegkundige in de ouderenzorg, gaf aan dat zij haar rijbewijs dringend nodig had voor haar werk, vooral in het licht van de coronamaatregelen die het gebruik van openbaar vervoer minder wenselijk maakten. De officier van justitie stelde dat er sprake was van een ernstige overschrijding van de wet, maar erkende ook dat klaagster een first offender was. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat klaagster het rijbewijs terug moest krijgen met ingang van 4 april 2022. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt na deze datum. De beslissing werd genomen in aanwezigheid van de griffier, mr. C.T. St Rose, en klaagster heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie aan te tekenen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.