ECLI:NL:RBAMS:2022:1582

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 januari 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
RK 21/5598
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs ex artikel 164 lid 8 Wegenverkeerswet 1994

Op 28 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, geboren in 1998 en woonachtig op een adres dat niet is vermeld, had op 19 oktober 2021 een klaagschrift ingediend teruggave van zijn rijbewijs, dat door de officier van justitie was ingevorderd en voor vier maanden onder zich werd gehouden. Klager stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk en om zijn vader naar medische afspraken te brengen. Hij betoogde dat er geen strafvorderlijk belang was dat de voortzetting van de inname van het rijbewijs rechtvaardigde.

De officier van justitie stelde echter dat klager niet-ontvankelijk moest worden verklaard, omdat het rijbewijs per 26 januari 2022 aan klager was teruggegeven. De rechtbank heeft dit standpunt overgenomen en klager in zijn beklag niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het rijbewijs inmiddels was geretourneerd. De beslissing is genomen door mr. D. van den Brink, rechter, in aanwezigheid van mr. C.T. St Rose, griffier. Klager heeft de mogelijkheid om beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/265498-21
RK: 21/5598
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres klager] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. W.P.A. Vos,
[kantooradres advocaat] ,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 19 oktober 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
Op 21 oktober 2021 heeft de officier van justitie per e-mail aan de raadsvrouw gevraagd of akkoord wordt gegaan met de schriftelijke behandeling van het klaagschrift. De raadsvrouw heeft per e-mail van 25 oktober 2021 laten weten dat zij graag de reactie van het CVOM zou willen ontvangen. De officier van justitie heeft daarop gereageerd met de mededeling dat er geen standpunt van het CVOM ligt nu dit een Amsterdamse zaak betreft. De rechtbank constateert dat na die e-mail van de officier van justitie op 25 oktober 2021 geen reactie van de raadsvrouw is ontvangen.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat op
28 september 2021is ingevorderd en dat de officier van justitie voor vier maanden onder zich houdt t
ot uiterlijk 26 januari 2022.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd zijn rijbewijs dringend nodig te hebben, nu hij werkzaamheden verricht met een auto en hij zonder zijn rijbewijs niet kan rijden. Hierdoor kan hij niet werken en geen inkomen genereren. Daarnaast dient klager zijn vader naar medische afspraken te brengen en haalt hij wekelijks boodschappen met de auto voor zijn moeder om haar te ontlasten. Klager meent dat er geen strafvorderlijk belang bestaat welke de voortzetting van de inname van het rijbewijs rechtvaardigt en verzoekt de teruggave van het rijbewijs.
3. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat klager niet-ontvankelijk in zijn beklag moet worden verklaard nu het rijbewijs per 26 januari 2022 aan klager is teruggegeven, conform de beslissing van het Openbaar Ministerie.

4.De beslissing

De rechtbank verklaart klager
niet-ontvankelijkin zijn beklag, nu het rijbewijs per 26 januari 2022 is geretourneerd aan klager.
Deze beslissing is gegeven op 28 januari 2022 door
mr. D. van den Brink, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.