Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
4.De beoordeling
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 9 april 2022.
Rechtbank Amsterdam
Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Klager, geboren in 1992 en wonende in Hilversum, had zijn rijbewijs laten invorderen na een ernstige snelheidsovertreding op 9 januari 2022, waarbij hij de maximumsnelheid met 65 kilometer per uur overschreed. Klager heeft een garagebedrijf en is afhankelijk van zijn rijbewijs voor zijn werk, wat hem in staat stelt om autotransport en levering van auto-onderdelen te regelen. Hij heeft verzocht om teruggave van zijn rijbewijs, dat door de officier van justitie was ingehouden tot 8 juli 2022.
De officier van justitie heeft aangegeven dat er sprake is van eerdere antecedenten en dat het waarschijnlijk is dat de kantonrechter een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zal opleggen. Klager's raadsman heeft ingestemd met een voorstel tot inhouding van drie maanden, zodat het rijbewijs op 9 april 2022 kan worden teruggegeven. De rechtbank heeft de inhouding van het rijbewijs rechtmatig geacht, maar heeft besloten dat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 9 april 2022. De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na deze datum.
De beslissing is genomen door mr. D. van den Brink, in tegenwoordigheid van griffier mr. C.T. St Rose. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.