Op 26 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zijn rijbewijs had ingeleverd na een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Het klaagschrift was op 14 januari 2022 ingediend en betrof de teruggave van het rijbewijs dat door de officier van justitie was ingevorderd. Klager erkende een fout te hebben gemaakt en stelde dat hij zijn rijbewijs dringend nodig had voor zijn werk, waarbij hij afhankelijk was van eigen vervoer om batterijen van deelscooters te vervoeren en beschadigde scooters op te halen. De officier van justitie was van mening dat het klaagschrift gegrond verklaard kon worden, omdat de rechter geen onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid zou opleggen die langer zou duren dan de periode waarin het rijbewijs was ingevorderd.
De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, gezien het vermoeden dat het alcoholgehalte van klager boven de toegestane norm lag. Echter, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van klager, besloot de rechtbank dat het beklag gegrond was. De rechtbank gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager, met de opmerking dat er beroep in cassatie openstond bij de Hoge Raad binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.