ECLI:NL:RBAMS:2022:1577

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
6 januari 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
RK 21/5843
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift teruggave rijbewijs na invordering wegens snelheidsovertreding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 januari 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zijn rijbewijs had ingeleverd na een snelheidsovertreding. Het klaagschrift was ingediend op 29 oktober 2021 en betrof de teruggave van het rijbewijs dat was ingevorderd door de officier van justitie. Klager betoogde dat hij geen gevaar op de weg vormde en dat hij het rijbewijs nodig had voor zijn werk en gezinsverplichtingen. De raadsman van klager voerde aan dat het proces-verbaal van de snelheid niet duidelijk was en dat klager al bijna drie maanden zonder rijbewijs zat.

De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar een overschrijding van de maximumsnelheid met 60 km/u en recidive. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat de persoonlijke omstandigheden van klager in overweging moesten worden genomen. De rechtbank besloot dat klager zijn rijbewijs terug zou krijgen met ingang van 26 januari 2022, maar dat de officier van justitie later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kon opleggen.

De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na 26 januari 2022 en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 96/298658-21
RK: 21/5843
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 164 lid 8 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) van:
[klager]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. W. Hendrickx,
Utrechtsestraatweg 14, 3531 AK Utrecht,
klager.

1.De procesgang

Het klaagschrift is op 29 oktober 2021 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 6 januari 2022 klager, zijn raadsman en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.

2.De inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het rijbewijs van klager dat is ingevorderd en dat de officier van justitie onder zich houdt.
Klager heeft in zijn klaagschrift betoogd dat hij niet een zodanig gevaar op de weg is dat zijn rijbewijs langer moet worden ingehouden. Hij meent dat er verder in dit stadium rekening mee gehouden moet worden dat aan hem geen langere onvoorwaardelijke ontzegging zal worden opgelegd dan de tijd dat het rijbewijs op het moment van de behandeling van dit klaagschrift is ingehouden.
In raadkamer heeft klager verklaard dat hij met het verkeer mee reed. Klager heeft verder betoogd dat hij het rijbewijs nodig heeft voor zijn werk als [functie] . Hij is per 21 oktober 2021 in dienst getreden en kan nu alleen als bijrijder werken. Momenteel maakt hij ook minder uren, waardoor hij minder inkomsten heeft en geld bij anderen moet lenen. Daarnaast heeft klager vier kinderen die gebracht en gehaald moeten worden, wat nu niet kan. Gelet op het voorgaande verzoekt klager de teruggave van het rijbewijs.
De raadsman van klager heeft ter terechtzitting opgemerkt dat het proces-verbaal snelheid niet duidelijk is, omdat niet vastgesteld kan worden of de snelheid op de juiste manier is vastgesteld en waar de verbalisant stond toen klager langs reed. Hij heeft verder verzocht rekening te houden met het feit dat klager een boete zal ontvangen, die niet mals zal zijn en dat hij al bijna drie maanden zonder rijbewijs zit.

3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van het rijbewijs aan klager en heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een overschrijding van de toegestane maximumsnelheid met 60 km/u. Ook is er sprake van recidive. Gelet op het voorgaande dienen de belangen van de verkeersveiligheid te prevaleren boven de persoonlijke belangen van klager. Het klaagschrift dient daarom ongegrond te worden verklaard.
4.De beoordeling
Tegen klager is proces-verbaal opgemaakt ter zake van verdenking van overtreding van artikel 62 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, gepleegd te Amsterdam op de A10 op 27 oktober 2021.
Het proces-verbaal houdt in dat klager de maximumsnelheid, aangegeven door bord model A1, na wettelijke correctie heeft overschreden met 60 kilometer per uur.
Op 27 oktober 2021 is op grond van het bovenstaande het rijbewijs van klager ingevorderd.
Op 3 november 2021 heeft de officier van justitie beslist dat het rijbewijs 4 maanden, tot uiterlijk 25 februari 2022, wordt ingehouden.
Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 3 november 2021 blijkt onder meer dat klager meerdere keren is veroordeeld voor overtreding van artikel 9 van de Wegenverkeerswet 1994. Ook blijkt uit de documentatie dat klager meerdere keren voor overtredingen van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 is veroordeeld (in april 2021 en februari 2019).
Het is nog onbekend wanneer de strafzaak tegen klager behandeld zal worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
De rechtbank acht de inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 lid 4 WVW 1994 rechtmatig, nu het vermoeden bestaat dat klager de maximumsnelheid met 50 kilometer per uur of meer heeft overschreden en niet is gebleken dat de officier van justitie niet in redelijkheid van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van klager is niet uitgesloten dat de officier van justitie op de TOM-zitting dan wel de kantonrechter te zijner tijd in de strafzaak ruimte ziet een inhouding van het rijbewijs voor een kortere duur te compenseren met een (hogere) geldboete, taakstraf of het opleggen van een gedeeltelijk voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid, zodat klager zijn rijbewijs terug dient te krijgen met ingang van 26 januari 2022. Dit laat onverlet de mogelijkheid voor de officier van justitie of kantonrechter om later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid op te leggen die de duur van inhouding overschrijdt. Het beklag zal gegrond verklaard worden, voor zover het rijbewijs van klager wordt ingehouden na 26 januari 2022.

5.De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 26 januari 2022.
De rechtbank gelast de teruggave van het rijbewijs aan klager, met ingang van 26 januari 2022.
Deze beslissing is gegeven door
mr. W.M.C. van den Berg, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en I. Timmermans, rechters
in tegenwoordigheid van mr. M. van Randeraat, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2022.
Tegen deze beslissing staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.