Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procesgang
2.De inhoud van het klaagschrift
3.Het standpunt van het Openbaar Ministerie
5.De beslissing
gegrond, voor zover de inhouding van het rijbewijs van klager voortduurt tot na 26 januari 2022.
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 januari 2022 uitspraak gedaan op een klaagschrift van een klager, die zijn rijbewijs had ingeleverd na een snelheidsovertreding. Het klaagschrift was ingediend op 29 oktober 2021 en betrof de teruggave van het rijbewijs dat was ingevorderd door de officier van justitie. Klager betoogde dat hij geen gevaar op de weg vormde en dat hij het rijbewijs nodig had voor zijn werk en gezinsverplichtingen. De raadsman van klager voerde aan dat het proces-verbaal van de snelheid niet duidelijk was en dat klager al bijna drie maanden zonder rijbewijs zat.
De officier van justitie verzette zich tegen de teruggave van het rijbewijs, verwijzend naar een overschrijding van de maximumsnelheid met 60 km/u en recidive. De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat de persoonlijke omstandigheden van klager in overweging moesten worden genomen. De rechtbank besloot dat klager zijn rijbewijs terug zou krijgen met ingang van 26 januari 2022, maar dat de officier van justitie later alsnog een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid kon opleggen.
De rechtbank verklaarde het beklag gegrond voor zover de inhouding van het rijbewijs voortduurt tot na 26 januari 2022 en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klager. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.