ECLI:NL:RBAMS:2022:1570

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
13-312783-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor heling van een elektrische fiets en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1994 en gedetineerd, heeft de rechtbank Amsterdam op 25 februari 2022 uitspraak gedaan. De zaak betreft de heling van een elektrische fiets en het voorhanden hebben van vuurwapens en munitie. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een elektrische fiets die van diefstal afkomstig was, evenals van een doorgeladen pistool en andere vuurwapens. Tijdens de zitting op 11 februari 2022 heeft de officier van justitie, mr. R. van Leuven, de vordering ingediend, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. C.T. Pittau.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 16 november 2021 in Amsterdam een elektrische fiets heeft verworven, terwijl hij wist dat deze van misdrijf afkomstig was. Tevens heeft hij een vuurwapen voorhanden gehad dat bij zijn aanhouding werd aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen in zijn schuur, waar ook DNA van hem op werd aangetroffen. De verdachte werd vrijgesproken van het voorhanden hebben van munitie, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij hiervan op de hoogte was.

De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De beslissing om de elektrische fiets terug te geven aan de rechthebbende en de wapens en munitie te onttrekken aan het verkeer werd ook genomen. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact van vuurwapens op de samenleving, vooral in Amsterdam, waar schietincidenten regelmatig voorkomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-312783-21 (Promis)
Datum uitspraak: 25 februari 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1994,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres verdachte] , gedetineerd in [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 11 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. van Leuven en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. C.T. Pittau, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 16 november 2021 in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan
1. Heling van een elektrische fiets;
2. Het voorhanden hebben van een doorgeladen pistool en twee patronen;
3. Het voorhanden hebben van een pistool;
4. Het voorhanden hebben van 56 patronen en 4 hulzen.
De gehele tenlastelegging is opgenomen in bijlage I van dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 16 november 2021 doet [slachtoffer] aangifte van de diefstal van zijn op maat gemaakte e-bike van het merk Republic Dutch. Deze zou in de nacht van 14 op 15 november 2021 zijn gestolen toen de fiets geparkeerd stond voor zijn woning. Kort daarna wordt de fiets te koop aangeboden op Telegram. Een oplettende burger die de fietssoort herkent, neemt contact op met de maker van de fiets, die op zijn beurt weer contact opneemt met aangever. Aangever informeert de politie en die besluit mee te gaan naar de voorgenomen overdracht van de fiets op 16 november 2021. Verdachte komt op de afgesproken tijd aanlopen met de fiets. Wanneer de politie hem wil aanhouden, probeert verdachte weg te rennen. Tijdens zijn vluchtpoging valt hij en verliest hij een vuurwapen, dat even later na zijn aanhouding wordt aangetroffen naast zijn pet. Hierna besluit de politie de woning van verdachte te doorzoeken. In de schuur, behorend bij de woning van verdachte, worden nog een vuurwapen en losse doosjes met munitie aangetroffen.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt de onder 1 ten laste gelegde schuldheling en het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde voorhanden hebben van een vuurwapen en/of munitie bewezen.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte niet wist en ook niet moest vermoeden dat de fiets van diefstal afkomstig was, waardoor feit 1 niet is bewezen. Ten aanzien van feit 2 voert de raadsman geen verweer. De raadsman vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de feiten 3 en 4, omdat er onvoldoende bewijs is dat verdachte bewust was van de aanwezigheid van het wapen en de munitie in de schuur en dat hij hier beschikkingsmacht over had. Dat op het vuurwapen DNA van verdachte is aangetroffen is niet redengevend voor de bewustheid en ook niet voor de vraag of verdachte beschikkingsmacht had, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad. Bovendien zijn het wapen en de munitie aangetroffen in een schuur waar meer mensen komen, zodat niet vaststaat dat deze goederen van verdachte zijn.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de feiten 1, 2 en 3 kunnen worden bewezen en overweegt als volgt.
4.4.1
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank is van oordeel dat de ten laste gelegde heling van de fiets kan worden bewezen op grond van de aangifte, de bevindingen van de verbalisanten en de verklaring van verdachte. De rechtbank vindt bewezen dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de fiets die hij kocht van misdrijf afkomstig was. Dit leidt de rechtbank af uit de omstandigheden dat verdachte de fiets in het park heeft gekocht van een onbekende die geld nodig had, dat hij 250 euro contant voor de fiets heeft betaald terwijl hij zag dat het een elektrische fiets betrof en het een feit van algemene bekendheid is dat elektrische fietsen veel meer waard zijn dan 250 euro.
4.4.2
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat bewezen is dat verdachte het vuurwapen voorhanden heeft gehad dat vlak na zijn aanhouding is aangetroffen. Verdachte heeft bekend dat hij dit vuurwapen bij zich droeg voordat hij werd aangehouden. Dit wapen is onderzocht en het betreft een omgebouwd gas/alarmpistool. Het vuurwapen was geladen. In de kamer van de loop zat een patroon die niet geschikt is om verschoten te worden met het vuurwapen. In het patroonmagazijn zat een patroon dat wel geschikt is om met het vuurwapen verschoten te worden.
4.4.3
Ten aanzien van feit 3
De rechtbank is van oordeel dat is bewezen dat verdachte het vuurwapen in de schuur voorhanden heeft gehad. Hiervoor is redengevend dat het vuurwapen is aangetroffen in de schuur behorend bij de woning waar verdachte samen met zijn ouders en twee zussen woont. Verdachte heeft verklaard gebruik te maken van de schuur en heeft uitgelegd dat naast verdachte alleen de ouders, twee zusjes en broer van verdachte toegang hadden tot de schuur. Voorts is DNA van verdachte op het vuurwapen aangetroffen. Op grond hiervan is bewezen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van het vuurwapen en dat hij hierover de beschikkingsmacht had. Het dossier bevat bovendien geen aanwijzingen dat het vuurwapen door een van de eerdergenoemde gezinsleden van verdachte in de schuur is gelegd.
4.4.4
Vrijspraak ten aanzien van feit 4
De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de munitie die in de schuur is aangetroffen voorhanden heeft gehad en zal hem van dit feit vrijspreken. Het dossier bevat geen bewijs dat verdachte direct linkt aan de munitie. Uit het dossier blijkt daarnaast ook niet onder welke omstandigheden en op welke plek in de schuur de munitie is aangetroffen. Er is daarom niet bewezen dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van deze munitie en dat hij hierover de beschikkingsmacht had.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II weergegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 16 november 2021 te Amsterdam een elektrische fiets voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
op 16 november 2021 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (doorgeladen) pistool, van het merk BBM, type Gap, kaliber 9x17 mm en munitie van categorie III van de Wet Wapens en Munitie, te weten één volmantel rondneuspatroon, kaliber 9x19 mm en één volmantel rondneuspatroon, kaliber 9x17 mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool en munitie voorhanden heeft gehad;
3.
op 16 november 2021 te Amsterdam, een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Ekol, type Volga, kaliber 7,65 mm zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vordert dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en met daarbij opgelegd de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank de teruggave te gelasten van de in beslag genomen elektrische fiets aan de rechthebbende en de in beslag genomen wapens en munitie te onttrekken aan het verkeer.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank bij strafoplegging een deels voorwaardelijke straf met de geadviseerde bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de persoonlijke omstandigheden van verdachte verzoekt de raadsman verdachte een taakstraf op te leggen. Verdachte is gebaat bij structuur en een dagbesteding.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
8.3.1
De straf
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de heling van een elektrische fiets. Hierdoor heeft verdachte meegewerkt aan het in stand houden van een markt in gestolen goederen. In strafverzwarende zin weegt mee dat verdachte in 2020 voor een soortgelijk feit is veroordeeld, zoals blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 6 januari 2022.
Verdachte heeft een doorgeladen pistool bij zich gedragen terwijl hij zich op de openbare weg bevond. Verdachte heeft ook een pistool in zijn schuur voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt een onaanvaardbaar risico op het gebruik hiervan en zorgt voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. In Amsterdam vinden regelmatig schietincidenten plaats waarbij slachtoffers vallen en voorbijgangers en bewoners een groot gevaar lopen. De rechtbank gaat bij het bepalen van de straf uit van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting en weegt in strafverzwarende zin mee dat het pistool dat verdachte bij zich droeg was doorgeladen en binnen handbereik was en dat in Amsterdam sprake is van ernstige lokale vuurwapen-gerelateerde problematiek.
De rechtbank vindt de eis van de officier van justitie passend en geboden en zal verdachte de geëiste deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen met de door Reclassering Nederland opgelegde bijzondere voorwaarden. Uit het rapport van de reclassering en ter terechtzitting komt een beeld naar voren van een kwetsbare, licht verstandelijk beperkte jongeman die zich makkelijk laat beïnvloeden door anderen. De rechtbank vindt het belangrijk dat verdachte na zijn vrijlating met begeleiding van de reclassering kan toewerken naar een leven met een dagbesteding en begeleid wonen.
8.3.2
De beslissing met betrekking tot het beslag
De in beslag genomen voorwerpen staan op de beslaglijst die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank zal de teruggave van de elektrische fiets gelasten aan de eigenaar van de fiets.
De rechtbank zal de in beslag genomen wapens en munitie onttrekken aan het verkeer. Het pistool van het merk BBM en de patronen komen hiervoor in aanmerking, omdat hiermee het onder 3 bewezen geachte feit is begaan. Het pistool van het merk Ekol komt hiervoor in aanmerking omdat
dit voorwerp is aangetroffen bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte begane misdrijf en terwijl dit voorwerp kan dienen tot het begaan van een soortgelijk misdrijf. Daarbij geldt voor alle voorwerpen dat ze van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36d, 57 en 416 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart het onder 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
opzetheling
Ten aanzien van feit 2
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Ten aanzien van feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
15 (vijftien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 5 (vijf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde algemene of bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Algemene voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Stelt als bijzondere voorwaarden gedurende de proeftijd:
Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres reclassering] .
Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of
maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start op het moment dat er plek is voor veroordeelde. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
Meewerken aan schuldhulpverlening
Indien nodig werkt veroordeelde mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van
afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de
Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
Locatiegebod in de vorm van een avondklok
Veroordeelde wordt gedurende drie maanden geboden om zich, tussen 21.00 en 07.00 uur op zijn
thuisadres aan de [adres verdachte] te bevinden. Als de reclassering het
noodzakelijk acht om voor een doelmatige uitvoering van (het toezicht op) de bijzondere voorwaarde
de periode, tijd of locatie aan te passen, bijvoorbeeld in de zomermaanden, dan mag zij dat doen. De
controle op de naleving van deze bijzondere voorwaarde zal ondersteund worden door middel van
controle en contact met de politie.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Veroordeelde werkt mee aan het verkrijgen van passende dagbesteding.
Veroordeelde blijft meewerken aan de begeleiding van Indaad of van een soortgelijke instelling.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de wapens en de munitie, welke voorwerpen zijn vermeld onder 4. tot en met 8. op de beslaglijst die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht.
Gelast de teruggave aan de rechthebbende [slachtoffer] van: de fiets, G6122113, die is vermeld onder 3. op de beslaglijst die als bijlage III aan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.T.C. de Vries, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en O.P.M. Fruytier, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 februari 2022.