ECLI:NL:RBAMS:2022:1568

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
13-318963-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en witwassen van grote geldbedragen

Op 18 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 497 gram heroïne en ongeveer 995 gram cocaïne, alsook van het witwassen van een bedrag van € 583.450,- en € 2.873,12. De zaak kwam voort uit een politieactie op 23 november 2021, waarbij de verdachte en een medeverdachte in een woning in Amsterdam werden aangetroffen. Tijdens de doorzoeking werden aanzienlijke hoeveelheden contant geld en drugs ontdekt. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was dat de verdachte en zijn medeverdachte wisten van de aanwezigheid van de drugs en het geld, en dat zij deze samen voorhanden hadden. De rechtbank achtte de feiten bewezen en legde een gevangenisstraf van 22 maanden op, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten, de maatschappelijke gevolgen van de drugshandel en het witwassen, en de rol van de verdachte in deze criminele activiteiten. De beslissing om de geldbedragen te verbeurd verklaren werd ook in lijn met de eis van het Openbaar Ministerie genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-318963-21 (Promis)
Datum uitspraak: 18 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1986,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. K. van der Willigen en van wat verdachte en zijn raadsman mr. C.C. Polat naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich op 23 november 2021 in Amsterdam samen met een ander of anderen schuldig heeft gemaakt aan
1. het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, in elk geval het opzettelijk aanwezig hebben, van ongeveer 497 gram heroïne en ongeveer 995 gram cocaïne;
2. het witwassen van € 583.450,- en € 2.873,12.
De gehele tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Ivan dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Inleiding
Op 23 november 2021 heeft de politie een spookburgeractie uitgevoerd bij de woning aan de [adres] . De woning werd na toestemming van de aanwezige verdachte doorzocht. In de woning werd in totaal een geldbedrag van € 2.873,12 aangetroffen. Op het balkon van de ondergelegen woning, schuin onder het balkon van de woning, zag de politie medeverdachte [medeverdachte] (hierna [medeverdachte] ) onder een loungebank liggen. Ook trof de politie op dat balkon bij [medeverdachte] een smartphone, een blauwe sporttas en een zwarte rugzak aan. De zwarte rugzak was gevuld met biljetten van € 200,-. De blauwe sporttas was gevuld met grote stapels geld en met een plastic tasje met daarin een wit blok en een plastic tasje met daarin een bruin blok. Deze blokken zijn in het laboratorium onderzocht en bleken heroïne en cocaïne te bevatten. Het geld in de tassen bleek in totaal een bedrag van € 583.450,- te zijn. De tenlastelegging heeft betrekking op de aangetroffen blokken drugs en het aangetroffen geld.
3.2.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] de verdovende middelen van feit 1 aanwezig heeft gehad. De officier van justitie vindt het medeplegen van opzetwitwassen (feit 2) ook bewezen. Verdachte en [medeverdachte] hebben de geldbedragen samen voorhanden gehad.
3.3.
Het standpunt van de verdediging
Verdachte heeft bij de politie en ter zitting bekend op de hoogte te zijn geweest van de illegale inhoud van de tassen. Hij heeft betwist dat [medeverdachte] op de hoogte was. De raadsman heeft aangevoerd dat in het dossier niet is vastgelegd dat de aangetroffen blokken drugs zijn gewogen waardoor alleen ‘een hoeveelheid’ drugs kan worden bewezen.
3.4.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat beide feiten kunnen worden bewezen.
3.4.1.
Ten aanzien van de feiten 1 en 2
Uit de bewijsmiddelen die zijn weergegeven in
bijlage IIvan dit vonnis leidt de rechtbank het volgende af. Beide verdachten verbleven op 23 november 2021 in ieder geval al enkele dagen in de woning aan de [adres] . Zij staan niet ingeschreven op dit adres. Nadat de politie heeft aangebeld en aangeklopt en zij verdachte voor het raam hebben zien staan, wordt er gedurende een paar minuten niet opengedaan. De politie ziet wel beweging in de woning en hoort verdachte iets roepen. In die minuten springt [medeverdachte] van het balkon van de woning naar een lager gelegen balkon. Verdachte gooit de twee tassen, die later door de politie op dat balkon worden aangetroffen, naar hem. Medeverdachte [medeverdachte] vangt de tassen op en verstopt zich met de tassen onder een loungebank. Uit een onderzoek naar de telefoon die bij [medeverdachte] is aangetroffen blijkt dat hij op het moment dat hij zich heeft verstopt via een chat aan een onbekend gebleven persoon laat weten dat ze gepakt zijn door de politie en dat hij geld bij zich heeft. De politie vindt contant geld in de woning. In de tassen op het balkon zit in totaal ruim een half miljoen euro, bestaande uit stapels biljetten, waaronder biljetten van 200 euro. In één van de tassen zit een blok heroïne van bijna een pond en een blok cocaïne van bijna een kilo. Verdachte verklaart dat hij de tassen met geld en drugs in bewaring heeft gekregen en dat hij weet dat het om iets illegaals gaat.
De rechtbank leidt uit deze feiten en omstandigheden af dat beide verdachten wisten van de aanwezigheid van de aangetroffen drugs en het aangetroffen geld. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat er geld en drugs in de tassen zaten. Uit de gedragingen van de beide verdachten leidt de rechtbank af dat ook [medeverdachte] dit wist. Toen de politie aanbelde, handelden verdachten snel en probeerden zij samen de tassen uit het zicht van de politie te houden. [medeverdachte] heeft bovendien, toen hij met de tassen op het ondergelegen balkon was, via de app Signal op zijn telefoon aan ene [naam] laten weten dat hij geld bij zich had. Beide verdachten hadden bovendien de beschikkingsmacht over de tassen en wisten van de inhoud ervan.
3.4.2.
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte] opzettelijk ongeveer 497 gram heroïne en ongeveer 995 gram cocaïne aanwezig heeft gehad. Uit de stukken volgt genoegzaam dat de blokken zijn gewogen in het Laboratorium Forensische Opsporing van de politie. In de voorlopige uitslag laboratoriumonderzoek en in het laboratoriumrapport van dit laboratorium staat het gewicht van de blokken immers expliciet vermeld.
3.4.3.
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is van oordeel dat de onder 3.4.1 genoemde feiten en omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat het in de woning en in de tassen aangetroffen geld afkomstig is uit enig misdrijf. Het gaat om een groot contant geldbedrag dat grotendeels in stapels biljetten is aangetroffen in twee tassen. In een van die tassen is ook een grote hoeveelheid drugs aangetroffen. De verdachten verbleven tijdelijk in een woning waar ze niet stonden ingeschreven en hadden de tassen naar eigen zeggen in bewaring gekregen. Zij probeerden de tassen uit het zicht te houden van de politie. Er zijn geen aanwijzingen dat het geld een legale herkomst heeft. Verdachte heeft verklaard dat hij wist dat het om iets illegaals ging. [medeverdachte] heeft hierover niets verklaard. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat het geld onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Gezien de omstandigheden dat de verdachten nadat de politie had aangebeld de tassen snel probeerden te verbergen en [medeverdachte] vervolgens iemand via Signal berichtte om te vertellen dat ze waren gepakt, vindt de rechtbank bewezen dat ook [medeverdachte] wist dat het geld van enig misdrijf afkomstig was. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het medeplegen van witwassen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIweergegeven bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 23 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 497 gram heroïne en ongeveer 995 gram cocaïne;
2.
op 23 november 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, € 583.450,- en € 2.873,12 voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen afkomstig waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezengeachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezengeachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de strafeis te hoog is, gelet op de bekennende verklaring en proceshouding van verdachte en met verwijzing naar jurisprudentie.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezengeachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. Bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich met een ander schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer een pond heroïne en ongeveer een kilo cocaïne, geschikt voor de verdere verspreiding onder dealers en verslaafden. Verdachte is daardoor medeverantwoordelijk voor de nadelige effecten die het gebruik van harddrugs veroorzaken. Harddrugs zijn sterk verslavend en zijn schadelijk voor de gezondheid. Met de verboden handel in drugs worden grote winsten gemaakt en bovendien gaat de verspreiding van en de handel in drugs gepaard met vele andere vormen van criminaliteit. Verslaafden plegen vaak vermogensdelicten om in hun gebruik te kunnen voorzien. Daarnaast heeft verdachte met zijn handelen bijgedragen aan de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met georganiseerde drugshandel.
Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van ruim een half miljoen euro. Witwassen is een ernstig feit dat bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Het leidt er immers toe dat uit misdrijf verkregen geld een schijnbaar legale herkomst krijgt, waarmee de integriteit van het financiële en economische verkeer wordt aangetast. Bovendien worden deze inkomsten daarmee aan het zicht van justitie onttrokken. Verdachte heeft hier met zijn handelen aan bijgedragen en dat rekent de rechtbank hem aan.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft de rechtbank onder meer acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor het aanwezig hebben van harddrugs geldt op grond van de genoemde landelijk oriëntatiepunten - bij een hoeveelheid van één tot anderhalve kilo harddrugs - een gevangenisstraf voor de duur van circa vijf maanden. Voor het witwassen van een geldbedrag tussen de € 500.000,- en € 1.000.000,- wordt als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tussen de 18 en 24 maanden gehanteerd.
De rechtbank ziet in het strafblad van verdachte van 15 februari 2022 geen aanleiding in strafverzwarende zin af te wijken van de oriëntatiepunten. Daaruit volgt weliswaar dat verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezenverklaarde op 9 juli 2021 een transactie voor witwassen heeft voldaan en op 16 december 2014 een transactie voor het aanwezig hebben van harddrugs. Maar dit zijn geen veroordelingen als bedoeld in artikel 43a van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de aard, ernst en de negatieve maatschappelijke gevolgen van het bewezenverklaarde zonder meer een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur rechtvaardigen. Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 22 maanden opleggen, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

8.Het beslag

De in beslag genomen voorwerpen staan op de beslaglijst die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht.
De rechtbank zal de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaren. De voorwerpen behoren aan verdachte toe en het onder 2 bewezengeachte is met betrekking tot deze geldbedragen begaan.
Deze beslissing is conform de eis van de officier van justitie. De raadsman heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 47, 57, 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van witwassen,
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
22 (tweeëntwintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: de geldbedragen vermeld onder de nummers 1 tot en met 4 op de beslaglijst die als
bijlage IIIaan dit vonnis is gehecht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.H. Marcus, voorzitter,
mrs. A.C.J. Klaver en M. Wiewel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 maart 2022.