Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.De procedure
2.De beoordeling
656,00
Rechtbank Amsterdam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2022 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Ayar, heeft op 22 maart 2022 een dagvaarding ingediend tegen gedaagde, die niet is verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser op hoofdlijnen niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen, met enkele taalkundige en juridische verbeteringen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.096,74.
De voorzieningenrechter heeft gedaagde geboden om ervoor te zorgen dat hij per 1 oktober 2021 niet langer als bestuurder en aandeelhouder van [naam bv] B.V. ingeschreven staat. Tevens is gedaagde verboden om zich als bestuurder van [naam bv] B.V. naar buiten toe te presenteren en om bestuursbesluiten te nemen, met name met betrekking tot de verkoop en levering van aandelen aan derden. Gedaagde is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere keer dat hij in strijd handelt met de uitgesproken geboden.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van het besluit tot uittreden van gedaagde als directeur en de intreding als directeur van eiser per 1 oktober 2021, indien gedaagde niet binnen drie dagen na dit vonnis de aandelen van [naam bv] B.V. aan eiser overdraagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.