ECLI:NL:RBAMS:2022:1558

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
C/13/715333 / KG ZA 22-234
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding met gebod tot levering van aandelen en benoeming van eiser als bestuurder

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 24 maart 2022 een verstekvonnis gewezen in een kort geding. Eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. F. Ayar, heeft op 22 maart 2022 een dagvaarding ingediend tegen gedaagde, die niet is verschenen. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de vordering van eiser op hoofdlijnen niet onrechtmatig of ongegrond is en heeft deze toegewezen, met enkele taalkundige en juridische verbeteringen. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.096,74.

De voorzieningenrechter heeft gedaagde geboden om ervoor te zorgen dat hij per 1 oktober 2021 niet langer als bestuurder en aandeelhouder van [naam bv] B.V. ingeschreven staat. Tevens is gedaagde verboden om zich als bestuurder van [naam bv] B.V. naar buiten toe te presenteren en om bestuursbesluiten te nemen, met name met betrekking tot de verkoop en levering van aandelen aan derden. Gedaagde is veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 10.000,00 voor iedere keer dat hij in strijd handelt met de uitgesproken geboden.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van het besluit tot uittreden van gedaagde als directeur en de intreding als directeur van eiser per 1 oktober 2021, indien gedaagde niet binnen drie dagen na dit vonnis de aandelen van [naam bv] B.V. aan eiser overdraagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/715333 / KG ZA 22-234 EAM/MAH
Vonnis in kort geding van 24 maart 2022
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] , Duitsland,
eiser bij dagvaarding op verkorte termijn van 22 maart 2022,
advocaat mr. F. Ayar te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
niet verschenen.

1.De procedure

Eiser heeft op de zitting van 24 maart 2022 de dagvaarding toegelicht en verzocht vonnis te wijzen. Tegen de niet verschenen gedaagde is verstek verleend. Vervolgens is vonnis bepaald op vandaag.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering komt op hoofdlijnen niet onrechtmatig of ongegrond voor en zal – met enkele taalkundige en juridische verbeteringen - worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
2.2.
Gedaagde zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eiser worden begroot op:
- dagvaarding € 126,74
- griffierecht 314,00
- salaris advocaat
656,00
Totaal € 1.096,74

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
gebiedt gedaagde om ervoor zorg te dragen dat hij per 1 oktober 2021 niet langer als bestuurder en aandeelhouder van [naam bv] B.V. ingeschreven staat,
3.2.
gebiedt gedaagde om zich niet langer als bestuurder van [naam bv] B.V. naar buiten toe als zodanig te presenteren en om geen bestuursbesluiten meer te nemen, meer in het bijzonder inzake de verkoop en levering van aandelen aan derden, meer in het bijzonder de reeds gemaakte leveringsafspraak aan een derde op vrijdag 25 maart 2022 ten overstaan van een voor eiser op dit moment onbekende notaris en verbiedt gedaagde dit bestuursbesluit voor zover al genomen uit te voeren,
3.3.
veroordeelt gedaagde om aan eiser een dwangsom te betalen van € 10.000,00 (tienduizend euro) voor iedere keer dat hij in strijd handelt met een van de onder 3.1 of 3.2 uitgesproken geboden,
3.4.
gebiedt gedaagde om ervoor zorg te dragen dat alle reeds op grond van bestuursbesluiten en/of acties verrichte handelingen inzake enig andere levering van aandelen dan wel de levering van aandelen gepland op 25 maart 2022 inzake [naam bv] B.V. niet zijnde de levering van aandelen aan eiser, ongedaan worden gemaakt, onder toezending aan eiser van bewijsstukken daartoe binnen een dag na dit vonnis,
3.5.
veroordeelt gedaagde om aan eiser een dwangsom te betalen van € 100.000,00 (honderdduizend euro) indien hij in strijd handelt met het onder 3.4 uitgesproken verbod,
3.6.
bepaalt dat dit vonnis overeenkomstig artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek in de plaats treedt van het besluit tot uittreden van gedaagde als directeur en de intreding als directeur van eiser per 1 oktober 2021 en dat dit vonnis in de plaats zal treden van de notariële leveringsakte inzake de levering van de aandelen van [naam bv] B.V. van gedaagde aan eiser per 1 oktober 2021,
indien gedaagde niet binnen drie dagen na dit vonnis de aandelen van [naam bv] B.V. zal hebben overgedragen ten overstaan van een notaris aan eiser, waarbij eiser enig aandeelhouder en enig bestuurder zal zijn en gedaagde geen aandeelhouder en bestuurder meer zal zijn,
3.7.
bepaalt dat dit vonnis overeenkomstig artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek in de plaats zal treden van de toestemming/instructie van gedaagde om gedaagde bij de kamer van koophandel uit te schrijven per 1 oktober 2021 als enig aandeelhouder en directeur en eiser in te schrijven per 1 oktober 2021, op vertoon van dit vonnis door eiser bij de kamer van koophandel als enig directeur en aandeelhouder per die datum,
3.8.
gebiedt gedaagde al datgene te doen om te bewerkstelligen dat de kamer van koophandel kan overgaan tot de wijzigingen bij de kamer van koophandel om eiser als enige aandeelhouder en bestuurder te registreren, indien de kamer van koophandel medewerking van gedaagde nodig acht,
3.9.
gebiedt gedaagde ervoor zorg te dragen dat eiser, met uitsluiting van gedaagde als enig en zelfstandig directeur van [naam bv] B.V. kan functioneren onder meer door overlegging van dit vonnis aan derde partijen, waaronder maar daartoe niet beperkt, de bank, notarissen en de boekhouder,
3.10.
veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 1.096,74, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na vandaag tot aan de voldoening,
3.11.
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat,
3.12.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
3.13.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.A.H. Verburgh, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 24 maart 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MAH