ECLI:NL:RBAMS:2022:1557

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
29 maart 2022
Zaaknummer
13/220939-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van wapens, munitie, geluiddemper en witwassen van geld en goederen

Op 23 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van vuurwapens, munitie, een geluiddemper en het witwassen van geld en luxe goederen. De zaak is behandeld in meervoudige kamer na meerdere zittingen op 11 november 2021, 1 februari 2022 en 9 maart 2022. De officier van justitie, mr. M.A. van der Vlugt, heeft de vordering gedaan, terwijl de verdachte en haar raadsvrouw, mr. E.K.B. Bijl, hun standpunten naar voren hebben gebracht. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van drie vuurwapens, munitie, en het witwassen van € 28.950,- en luxe goederen zoals telefoons en merkkleding.

De rechtbank heeft in haar oordeel vastgesteld dat de verdachte niet bewezen kon worden dat zij op de hoogte was van de wapens en de munitie in de woning van haar partner, waar zij af en toe verbleef. Het DNA-spoor dat in een vuurwapen werd aangetroffen, was niet voldoende bewijs om te concluderen dat de verdachte wist van de aanwezigheid van de wapens. Evenzo kon de rechtbank niet vaststellen dat de verdachte wetenschap had van de luxe goederen die in de woning aanwezig waren, waardoor ook het witwassen niet bewezen kon worden.

Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de wapens en de goederen voorhanden had of dat zij betrokken was bij witwassen. De beslissing over het beslag van enkele goederen die aan de verdachte toebehoorden, werd ook in het vonnis van de medeverdachte behandeld. De uitspraak werd gedaan door mr. J. Knol, voorzitter, en mrs. J. Huber en M. Bakhuis, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.E. Niemeijer.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/220939-21
Datum uitspraak: 23 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1999,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[adres verdachte] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 11 november 2021, 1 februari 2022 en 9 maart 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en haar raadsvrouw mr. E.K.B. Bijl naar voren hebben gebracht.

2.Beschuldiging

Verdachte wordt kort gezegd beschuldigd van het, samen met iemand anders, op 15 augustus 2021 in Amsterdam:
het voorhanden hebben van drie vuurwapens en munitie;
het witwassen van € 28.950,-, telefoons, exclusieve merkkleding, merkzonnebrillen, merkschoenen, merktassen en exclusieve accessoires;
het voorhanden hebben van een geluiddemper voor een vuurwapen.
De tenlastelegging staat in de bijlage.

3.Vrijspraak

3.1.
Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat bewezen kan worden dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] één vuurwapen (de FGC) en de daarin aangetroffen munitie voorhanden heeft gehad (feit 1). Uit het DNA-spoor van verdachte in dat vuurwapen en haar verblijf in de woning kan worden afgeleid dat verdachte wist van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie en daar ook beschikkingsmacht over heeft gehad. Van de andere vuurwapens, de munitie en de geluiddemper (feit 3) moet verdachte worden vrijgesproken. Ook van feit 2 moet verdachte worden vrijgesproken, omdat er geen vermoeden van witwassen is voor de kleding die van haar is. Van de andere goederen op de tenlastelegging kan niet worden bewezen dat zij die voorhanden heeft gehad, omdat zij niet haar hoofdverblijf in de woning had.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw vindt dat verdachte van alle feiten moet worden vrijgesproken.
Het voorhanden hebben van de wapens, munitie en geluiddemper (feiten 1 en 3) kunnen niet worden bewezen, omdat verdachte niet wist dat er vuurwapens, munitie en een geluiddemper in de woning lagen. Het aantreffen van DNA-sporen in één vuurwapen maakt dit niet anders, omdat niet kan worden uitgesloten dat dit op een andere manier (secundair) in het vuurwapen terecht is gekomen. Bovendien had verdachte niet haar hoofdverblijf in de woning. Het witwassen (feit 2) kan ook niet worden bewezen. Uit alleen het feit dat verdachte met de medeverdachte wel eens in de woning heeft verbleven, kan niet worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van het geldbedrag, de telefoons, de exclusieve merkkleding, merkzonnebrillen, merkschoenen, merktassen en exclusieve accessoires.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank spreekt verdachte vrij van alle feiten. Alle goederen op de tenlastelegging, zowel de wapens als de voorwerpen die zij zou hebben witgewassen, zijn aangetroffen in de woning die bij de partner van verdachte, [medeverdachte] , in gebruik was, en waar verdachte wel eens met hem verbleef. De rechtbank vindt niet bewezen dat verdachte de wapens, munitie en geluiddemper voorhanden heeft gehad (feiten 1 en 3). Daarvoor moet verdachte van de aanwezigheid van de wapens hebben geweten en daarover hebben kunnen beschikken. Zij was in de woning op het moment van aantreffen van de wapens en verbleef af en toe in de woning. Dat is onvoldoende om te kunnen vaststellen dat verdachte wist dat de wapens in de woning aanwezig waren. Anders dan de officier van justitie vindt de rechtbank het aangetroffen DNA-spoor waar verdachte zeer waarschijnlijk donor van is in de binnenzijde van de loop van het vuurwapen (de FGC) niet voldoende om vast te stellen dat verdachte wist van dit wapen en de daarin aangetroffen munitie. De rechtbank kan onvoldoende uitsluiten dat verdachtes DNA daar op een andere manier (secundair) is terechtgekomen.
Voor het witwassen van de voorwerpen op de tenlastelegging geldt ongeveer hetzelfde. Van het grootste deel hiervan kan de rechtbank, om dezelfde redenen als hiervoor genoemd, niet vaststellen dat verdachte wist dat die voorwerpen in de woning aanwezig waren. Van die goederen kan dus niet worden bewezen dat zij die voorhanden heeft gehad of andere witwashandelingen mee heeft verricht. Van de paar kledingstukken waarover verdachte heeft verklaard dat die van haar zijn, vindt de rechtbank niet bewezen dat ze uit misdrijf afkomstig zijn.

4.Beslag

Onder medeverdachte [medeverdachte] zijn drie voorwerpen in beslag genomen waarvan verdachte heeft gezegd dat deze van haar zijn: Een zwarte Moncler jas met in witte letters “Moncler” op de capuchon, een Louis Vuitton riem met blokjes en een gouden ketting met de woorden “Dream Chasers”. Net zoals de officier van justitie en de raadsvrouw vindt de rechtbank dat deze voorwerpen aan verdachte moeten worden teruggegeven. De beslissing hierover is opgenomen in het vonnis van medeverdachte [medeverdachte] van 23 maart 2022 met parketnummer 13/220951-21.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. J. Huber en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.E. Niemeijer, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 23 maart 2022.