In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een beroepszaak waarbij de eiser, woonachtig in Marokko, beroep had ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank. Het bestreden besluit verklaarde het bezwaar van de eiser niet-ontvankelijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroepschrift te laat was ingediend, omdat de termijn voor indiening op 8 april 2021 eindigde en het beroepschrift pas op 12 april 2021 op de post was gedaan. De rechtbank overweegt dat de vertraging in de postbezorging door de coronapandemie niet leidt tot een verschoonbare termijnoverschrijding, aangezien het bestreden besluit voor het einde van de termijn was ontvangen. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd. De eiser werd erop gewezen dat hij een verzoek om herziening van het besluit van 27 juni 2017 kon indienen als hij recht meende te hebben op een hogere uitkering.