4.4Oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen, zal dit hieronder nader toelichten en eindigen met de bewezenverklaring.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Wat betreft de bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde volstaat de rechtbank gelet op de door de officier van justitie en de raadsvrouw ingenomen standpunten met een verwijzing naar de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Volgens vaste rechtspraak van de Hoge Raad kan een verdenking van het overtreden van de Wet wapens en munitie (WWM) worden aangenomen op basis van TCI-informatie. De TCI-informatie in het dossier van verdachte is voldoende concreet en wordt door verbalisanten in het proces-verbaal als betrouwbaar beoordeeld en biedt daarmee voldoende grondslag voor het in artikel 49 WWM bedoelde vermoeden. Met een machtiging van de hulpofficier van justitie is binnengetreden ter inbeslagneming en op grond daarvan mocht de woning ook doorzocht worden. Daarmee kan de doorzoeking op grond van artikel 49 WWM op het adres van verdachte rechtmatig worden geacht. Daarbij behouden de opsporingsambtenaren ook hun inbeslagnemingbevoegdheid (voortgezette toepassing) als zij tijdens een doorzoeking op grond van de WWM op verdovende middelen stuiten. De rechtbank kan echter op grond van het dossier niet vaststellen hoe en in welke volgorde de doorzoeking heeft plaatsgevonden en of verbalisanten bij het doorzoeken van de woning naar wapens en munitie zijn gestuit op de verdovende middelen in de Hema enveloppe of dat de woning na het aantreffen van de hennep in de trapkast tevens werd doorzocht op verdovende middelen en dat in dat kader de Hema enveloppe is geopend. Het verslag van binnentreden biedt daaromtrent geen duidelijkheid. Daarom is niet uitgesloten dat sprake is geweest van een doorzoeking mede op grond van de Opiumwet waarvoor machtiging van de rechter-commissaris noodzakelijk is en dat er derhalve sprake is geweest van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. In zoverre volgt de rechtbank de officier van justitie en de raadsvrouw. Dat geldt niet voor het gevolg daarvan. De rechtbank dient immers na te gaan of aan dit verzuim een rechtsgevolg verbonden moet worden en zo ja, welk rechtsgevolg. Daarbij dient zij rekening te houden met de in lid 2 van artikel 359a Sv genoemde factoren, te weten het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van de schending en het door de schending veroorzaakte nadeel, waaronder te begrijpen de eventuele schade die verdachte in zijn verdediging heeft opgelopen. Hierbij moet worden aangetekend dat geen sprake is van een voor de toepassing van artikel 359a Sv in aanmerking te nemen nadeel indien de verdachte niet getroffen is in het belang dat de overtreden norm beoogt te beschermen. De rechtbank overweegt dat in dit geval geen sprake is van enig in aanmerking te nemen nadeel voor verdachte. Immers bestond in dit geval een bevoegdheid tot het binnentreden en doorzoeken van de woning van verdachte op basis van de Wet wapens en munitie. Het resultaat van de doorzoeking kan voor het bewijs worden gebruikt. Nu een deskundige heeft vastgesteld dat het cocaïne betreft en verdachte op de terechtzitting heeft verklaard dat hij de cocaïne in zijn slaapkamer bewaarde (voor een vriend), kan het onder 2 ten laste gelegde op grond van die bewijsmiddelen worden bewezen.
De rechtbank gebruikt de verklaring van verdachte, afgelegd op 25 november 2021 in [naam PI] , niet voor het bewijs. Het verweer van de raadsvrouw ten aanzien van die verklaring behoeft daarom geen beoordeling.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Dat verdachte op 4 november 2021 in een woning in Zeewolde een op een wapen gelijkend voorwerp in zijn handen heeft gehad, blijkt uit video’s, aangetroffen op de telefoon van verdachte en uit zijn verklaring op de terechtzitting.
De rechtbank stelt verder vast dat het een echt wapen met munitie betrof, namelijk het wapen en de munitie zoals omschreven onder 3 op de tenlastelegging. Dit blijkt uit het rapport van de wapendeskundige. De verklaring van verdachte op de terechtzitting dat hij de patroonhouder eruit heeft gehaald en heeft gezien dat er kogels in zaten, ondersteunt de conclusies in het rapport. Uit die verklaring van verdachte leidt de rechtbank verder af dat hij, anders dan zijn raadsvrouw heeft gesteld, moet hebben geweten dat het een echt wapen was. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsvrouw op dit punt.
Voorts houdt het voorhanden hebben van een wapen onder meer in dat de verdachte feitelijke macht over het wapen kan uitoefenen in de zin dat hij daarover kan beschikken. De rechtbank begrijpt dat de raadsvrouw betwist dat verdachte die feitelijke macht had gelet op haar opmerking dat het wapen niet in zijn machtssfeer was. De rechtbank verwerpt ook dit verweer. Verdachte had het wapen immers in zijn handen en heeft ermee geposeerd. Hij heeft verklaard dat hij dat stoer vond. Hieruit volgt dat verdachte het wapen doelbewust in zijn handen had en op dat moment zelf bepaalde wat hij ermee deed. Hij had er dus feitelijke macht over. Dat het wapen wellicht niet van verdachte was, maar van de bewoner van de woning waarin verdachte tijdelijk verbleef, doet daar niet aan af.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 12 november 2021 te Amsterdam een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool, van het merk Crvena Zastava (CZ), type/model M70, kaliber 7,65mm Browning (synoniem .32 AUTO), zijnde een vuurwapen in de vorm van een pistool
en (bijbehorende) munitie, te weten 8 patronen van het kaliber 7,65 Browning (synoniem .32 AUTO/7,65mm), voorhanden heeft gehad;
2.
op 12 november 2021 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 54,8 gram en 49,7 gram van een materiaal bevattende cocaïne;
3
op 4 november 2021 te Zeewolde een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een enkelloops kogelgeweer, van het merk FGC-9, type/model MK-II, kaliber 9x 19mm, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer en bijbehorende munitie, te weten meerdere patronen voorhanden heeft gehad.