Uitspraak
1.De procedure
- het verzoek van de vrouw, ingekomen op 4 juni 2021;
- het verweerschrift van de man, tevens houdende zelfstandig verzoek, ingekomen op 30 juli 2021;
- een F9-formulier met bijlagen van de vrouw van 20 oktober 2021;
- een F9-formulier met bijlagen van de vrouw van 21 oktober 2021;
- een F9-formulier van de vrouw met bijlage van 22 oktober 2021;
- een eerste brief met bijlagen van de man van 22 oktober 2021;
- een tweede brief met bijlagen van de man van 22 oktober 2021;
- een verweerschrift op de zelfstandige verzoeken van de vrouw van 27 oktober 2021;
- een e-mailbericht van de man van 27 oktober 2021;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 november 2021;
- het F9-formulier met bijlagen van de zijde van de vrouw van 28 januari 2022.
2.De feiten
,geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2009,
,geboren te [geboorteplaats 1] op [geboortedatum 1] 2009,
,geboren te [geboorteplaats 2] op [geboortedatum 2] 2014.
3.Het verzoek, het verweer en het zelfstandig verzoek
- dat partijen gehouden zijn om de kinderrekening op te heffen;
- dat de man vanaf februari 2022 aan de vrouw voldoet een bedrag van € 150,- per maand;
- dat partijen aan de SVB dienen door te geven dat de kinderbijslag op de rekening van de vrouw zal worden gestort vóór de eerst volgende uitkering;
- dat de vrouw de kosten van de kinderen voor haar rekening dient te nemen zoals aangegeven achter de productie (overzicht kosten van kinderen) bij dit wijzigingsverzoek;
- dat de navolgende kosten bij helfte worden verdeeld:
- te bepalen dat de vrouw is gehouden om de stukken genoemd onder artikel 7 sub 1 zoals geciteerd onder punt 14 van zijn verzoek en de kosten van een oppas in het geding te brengen uiterlijk dertig dagen voor de zittingsdatum;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding, thans te begroten op € 10.000 PM, althans een proceskostenveroordeling te bepalen welke de rechtbank in goede justitie te beoordelen redelijk acht.