2.3.Verweerder ziet de kwestie tussen eiseres en de onderaannemer als een civiele aangelegenheid. Eiseres kan volgens verweerder dan ook via de kantonrechter proberen overschrijving af te dwingen.
Afspraak op de hoorzitting
3. Eiseres stelt zich in beroep op het standpunt dat verweerder in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Volgens eiseres is op de hoorzitting van
18 augustus 2020 toegezegd dat verweerder eerst verschillende opties zou onderzoeken en de uitkomst daarvan terug te koppelen alvorens op het bezwaar te beslissen. Ook is door verweerder geopperd de huidig te naam gestelde aan te schrijven en hem te vragen wat zijn belang is bij het houden van een tenaamstelling zonder daarbij de beschikking te hebben over het voertuig. Op 17 september 2020 heeft eiseres verweerder nog in een e-mail gevraagd naar de stand van zaken. Verweerder heeft daar niet op gereageerd en op 9 oktober 2020 het bestreden besluit genomen. Volgens eiseres mag van verweerder verwacht worden dat hij gemaakte afspraken nakomt.
4. Anders dan eiser heeft aangevoerd, is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet in strijd heeft gehandeld met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Uit het verslag van de hoorzitting blijkt namelijk niet dat verweerder een toezegging heeft gedaan. Er staat wel in dat er mogelijkheden zijn besproken, waaronder het aanschrijven van de huidig te naam gestelde. Afhankelijk van het onderzoek zal worden bekeken welke stappen kunnen worden ondernomen. Uit het verslag volgt niet dat is afgesproken de uitkomst van het onderzoek terug te koppelen voordat op het bezwaar wordt beslist. De gemachtigde van verweerder heeft op de zitting erkend dat het netter was geweest als verweerder voor het nemen van het bestreden besluit op de e-mail van 17 september 2020 had gereageerd. De rechtbank sluit zich hierbij aan, echter is het uitblijven van een reactie op deze e-mail niet van die orde dat daaruit volgt dat het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
Civielrechtelijke stappen tegen onbekende derde
5. Eiseres voert verder aan dat verweerder in het bestreden besluit niet is ingegaan op haar in bezwaar, en tijdens de hoorzitting, ingenomen stelling dat nu de auto op naam van een onbekende derde staat, haar dit belet civielrechtelijke stappen te ondernemen. Gelet hierop is volgens eiseres sprake van een motiveringsgebrek.
6. De rechtbank volgt het standpunt van eiseres niet. In de eerste plaats blijkt uit het dossier niet dat eiseres deze stelling in haar bezwaarschrift heeft ingenomen. Dit blijkt evenmin uit het verslag van de hoorzitting, en wordt ook betwist door de gemachtigde van verweerder. Nu niet is gebleken dat eiseres deze grond in bezwaar naar voren heeft gebracht, kan op dit punt in het bestreden besluit geen sprake zijn van een motiveringsgebrek.
Aanschrijven onbekende derde
7. Eiseres voert ook aan dat verweerder in strijd handelt met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur door niet de onbekende derde aan te schijven. Volgens eiseres is dit voor verweerder juist makkelijk om te doen, en logisch nu verweerder de gegevens van de onbekende derde niet aan haar wil geven.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. Eiseres heeft, ondanks dat daar op de zitting expliciet naar gevraagd is, niet kunnen aangeven met welk algemeen beginsel van behoorlijk bestuur het handelen van verweerder in strijd is. Ook blijkt nergens uit dat verweerder gehouden is de onbekende derde aan te schrijven. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat het in dit geval gaat om een civielrechtelijk geschil waar verweerder zich niet in hoeft te mengen. Verder wijst verweerder er terecht op dat eiseres de voorgeschreven procedure moet volgen.In dit geval houdt dat in dat een advocaat ten behoeve van een civiele procedure bij verweerder om de gegevens van de onbekende derde kan vragen. Deze weg staat op grond van artikel 12 van het Kentekenreglement voor eiseres open. Het is aan haar, eventueel in samenspraak met haar rechtsbijstandsverlener, om daar werk van te maken.
9. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder op grond van artikel 40b, vierde lid, aanhef en onder c en artikel 40b, achtste lid van het Kentekenreglement de tenaamstelling vervallen had moeten verklaren. Uit deze bepalingen volgt namelijk dat verweerder de tenaamstelling vervallen verklaart als het onvrijwillig verlies van het bezit of het houderschap van het voertuig het gevolg is van diefstal of verduistering en hiervan aangifte is gedaan.
10. De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat sprake is van onvrijwillig verlies van het bezit of het houderschap van de auto. De auto is namelijk eerst in bruikleen gegeven aan de onderaannemer, waardoor de onderaannemer de houder van de auto is geworden. Vervolgens is overeengekomen dat de auto aan de onderaannemer wordt verkocht, waarbij de onderaannemer hoogstwaarschijnlijk het bezit van de auto heeft verkregen. Bovendien is de auto nu weer in het bezit van eiseres. Er wordt dan ook niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 40b, vierde lid, aanhef en onder c en artikel 40b, achtste lid van het Kentekenreglement.
Overschrijving volgens de regels
11. De beroepsgrond van eiseres dat de overschrijving niet volgens de regels is gegaan, slaagt evenmin. Verweerder heeft op dit punt navraag gedaan en daar is niet uit gebleken dat de tenaamstelling van 28 mei 2020 niet conform de voorgeschreven procedures is gegaan. De wijziging van de tenaamstelling is bij een erkend tenaamstellingsloket gedaan. Zij doen dit enkel na overlegging van de originele documenten. Eiseres is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat dit toch met kopieën is gebeurd. De enkele niet onderbouwde stelling dat de autopapieren bij het terughalen van de auto op 23 maart 2020 in de auto zaten, is daarvoor onvoldoende.
12. Het beroep is ongegrond.
13. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.