ECLI:NL:RBAMS:2022:15

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/165877-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en geldboete voor gewoontewitwassen en vrijspraak voor cocaïnehandel

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van gewoontewitwassen van ruim 4 miljoen euro en het handelen in cocaïne. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, en een geldboete van € 25.000,-. De zaak kwam aan het licht na een strafrechtelijk onderzoek dat begon op 15 maart 2021, waarbij de verdachte en medeverdachten betrokken waren bij het vervoeren en overdragen van geldbedragen en verdovende middelen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan gewoontewitwassen, maar sprak hem vrij van de beschuldiging van cocaïnehandel, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de hoogte was van de cocaïne die in de woning van een medeverdachte werd aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk wist dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren, gezien de inhoud van chats en observaties. De rechtbank legde een lagere straf op dan geëist door het Openbaar Ministerie, rekening houdend met de vrijspraak voor het tweede feit en de rol van de verdachte als koerier.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/165877-21
Datum uitspraak: 5 januari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in het [naam Justitieel Complex] te [plaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 oktober 2021 en 22 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. S. Weening, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan
in de periode van 15 maart 2021 tot met 24 juni 2021
1. het medeplegen van (gewoonte)witwassen van geldbedragen en twee horloges;
2. het medeplegen van het handelen in en/of het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne van in totaal ongeveer 101 kilogram.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Het strafrechtelijk onderzoek 13Adonora is op 15 maart 2021 gestart naar aanleiding van informatie van het TCI dat het perceel [adres perceel] vermoedelijk werd gebruikt voor de overdracht van geldbedragen of verdovende middelen en als opslag voor verdovende middelen en contante gelden die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf. Uit nader onderzoek, waaronder (camera)observaties, blijkt volgens de politie dat medeverdachte [medeverdachte] gebruikt maakt van de woning aan de [adres perceel] en dat hij en medeverdachte [medeverdachte] betrokken zijn bij het vervoeren, overdragen en ontvangen van tassen die vermoedelijk zijn gevuld met geld en verdovende middelen. Op 24 juni 2021 is [medeverdachte] in de deuropening van de woning aangehouden en heeft aansluitend een doorzoeking in zijn woning plaatsgevonden. Hierbij zijn geldbedragen, vuurwapens, munitie en een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen. [verdachte] wordt op dezelfde dag aangehouden in een auto in Aalsmeer. Hierbij iseen groot geldbedrag aangetroffen. In zijn woning werden onder meer een geldbedrag en twee Rolex horloges aangetroffen en in beslag genomen.
4.2
Feit 1: het medeplegen van (gewoonte)witwassen
4.2.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen voor wat betreft alle ten laste gelegde goederen en geldbedragen, in totaal ongeveer 4 miljoen euro, bewezen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen van geldbedragen. Verdachte had geen wetenschap van de criminele herkomst van de gelden. Verdachte was door iemand die hij vertrouwde gevraagd tegen betaling geldbedragen te vervoeren en over te dragen. Dit was in het kader van ondergronds (Hawala) bankieren. Het gebruik van tokens en bijnamen, zoals in het dossier naar voren komt, is gebruikelijk bij Hawala bankieren. Verdachte wist niets van de cocaïne die in de woning van medeverdachte [medeverdachte] is aangetroffen. De € 160.000,- die in zijn auto is aangetroffen was koeriersgeld en was niet van hem. Het geldbedrag van € 5.350,- heeft verdachte verdiend met andere werkzaamheden. Er is geen reden aan te nemen dat de horloges zijn aangeschaft met crimineel geld. Eén horloge heeft verdachte aangeschaft met geld dat hij van zijn oma heeft gekregen. Het andere horloge is van zijn vriendin.
4.2.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen van de ten laste gelegde geldbedragen en twee Rolex horloges. De geldbedragen zien op geldbedragen die in chats naar voren komen en die verdachte heeft vervoerd in de periode mei en juni 2021, en op geldbedragen die in zijn auto of in zijn woning zijn aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij inderdaad de ten laste gelegde geldbedragen heeft vervoerd in tassen, maar dat hij niet wist dat de gelden van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank vindt het niet geloofwaardig dat verdachte hier niet van wist en leidt uit de inhoud van chats af dat verdachte wel degelijk moet hebben geweten dat de gelden hoogstwaarschijnlijk betalingen waren voor drugs en dus afkomstig waren uit een misdrijf. Hiervoor is het volgende redengevend. Bij verdachte is een iPod met een portable wifi in beslag genomen waarop chats zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard dat hij heeft deelgenomen aan chats met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’. De rechtbank leidt uit het dossier af dat verdachte in de chats sprak met onder andere medeverdachte [medeverdachte] die de naam ‘ [naam 1] ’ gebruikte. Bij [medeverdachte] is immers eenzelfde iPod met een portable wifi in beslag genomen en op beide iPods staan chats tussen [gebruikersnaam] en [naam 1] . [naam 1] is de gebruikersnaam van de ‘owner’ van de messenger applicatie Treema die op de iPod is geïnstalleerd en die bij [medeverdachte] in beslag is genomen. De inhoud van de chats sluiten aan bij de bevindingen van de observaties en de doorzoeking op de [adres perceel] waaruit is gebleken dat [medeverdachte] beschikte over grote hoeveelheden cocaïne en geld en dat hij en verdachte gevulde tassen vervoerden en/of overdroegen.
Uit (camera)observaties blijkt ook dat verdachte regelmatig bij de woning van [medeverdachte] is geweest. Verdachte heeft bij de inhoudelijke behandeling verklaard dat hij inderdaad tassen heeft vervoerd vanuit de woning aan de [adres perceel] . Dit betrof volgens hem telkens tassen gevuld met geld. Verdachte heeft verklaard weleens in de betreffende woning te zijn geweest, maar nooit cocaïne in de woning te hebben gezien.
De rechtbank concludeert dat de chats waar ook verdachte aan deelnam gaan over het bestellen en leveren van cocaïne. Dit leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat in de woning van [medeverdachte] grote hoeveelheden cocaïne zijn aangetroffen en uit de inhoud van de chats op de iPods. Zo schreef [naam 2] op 19 juni 2021: ‘20 x 1800 stamp voor dutch’ en ‘Maandag betalen’ en ‘Morgen afgeven’ en antwoordden [gebruikersnaam] (verdachte) en [naam 1] ( [medeverdachte] ) beiden met: ‘Ok top’.
In de woning van [medeverdachte] lagen blokken cocaïne voorzien van het logo ‘1800’. Uit de chats blijkt verder dat de levering de volgende dag niet is doorgegaan, maar dat er op 22 juni alsnog 12 stuks zijn besteld voor dutch, dat [gebruikersnaam] (verdachte) een token stuurde in verband met de betaling van de bestelling en dat hij op 23 juni 2021 heeft laten weten dat de levering is gelukt. De rechtbank leidt uit de chats ook af dat 26 blokken cocaïne met de opdruk ‘Stone Island’ werden besteld. In de woning van [medeverdachte] lagen ook blokken cocaïne met daarop het logo Stone Island.
Dat verdachte heeft geweten dat er in drugs werd gehandeld en dat de chats dus niet alleen over geldbedragen gingen blijkt ook uit andere chats. Verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en iemand met de gebruikersnaam ‘ [gebruikersnaam] ’, namen deel aan chats waarin zowel geldbedragen, zoals “31.500 €” en “96.425 €”, als stuks, zoals “20x” en “20x SI”, worden genoemd. Dat hiermee cocaïne werd bedoeld leidt de rechtbank af uit de tekst en de omstandigheid dat blokken cocaïne met de opdruk ‘Stone Island’ in de woning van verdachte [medeverdachte] zijn aangetroffen. De rechtbank leidt het ook af uit de chats zelf: [medeverdachte] mengt zich in de chats zodra er over dit soort aantallen wordt gesproken. Ook in een chat van 15 juni 2021, waar zowel verdachte als medeverdachte [medeverdachte] aan deelnemen, wordt zowel gesproken over geld, namelijk “113€”, en over stuks, namelijk “12 stuks WIG”.
De rechtbank stelt gezien het voorgaande vast dat de geldbedragen die verdachte heeft vervoerd van misdrijf afkomstig waren, namelijk dat het telkens een betaling betrof voor cocaïne. Gezien de inhoud van de chats moet verdachte hiervan op de hoogte zijn geweest. Door de geldbedragen te vervoeren of voorhanden te hebben heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van witwassen. Omdat verdachte zich hieraan herhaaldelijk en over een langere periode heeft schuldig gemaakt is ook het gewoontewitwassen bewezen.
De tenlastelegging kan ook worden bewezen voor wat betreft de bij verdachte aangetroffen geldbedragen en horloges. Verdachte heeft verklaard geld te hebben verdiend met het vervoeren van de tassen. Hiermee bestaat het vermoeden dat het geld dat op zijn nachtkastje is aangetroffen een deel is van dit verdiende geld en dat de horloges zijn aangeschaft met dit verdiende geld. Zoals overwogen is het aannemelijk dat dit geld een criminele herkomst heeft. De rechtbank vindt niet aannemelijk geworden dat dit geld en het geld waarmee de horloges zijn betaald een legale herkomst hebben.
Verdachte heeft pas bij de inhoudelijke behandeling verklaard dat hij het geld dat op zijn nachtkastje is aangetroffen, heeft verdiend met zijn werkzaamheden, dat hij één horloge heeft gekocht met geld van zijn oma en dat het andere horloge van zijn vriendin is. Omdat verdachte hierover eerder niets heeft verklaard en hij geen stukken hiervan heeft overgelegd zijn de verklaringen onvoldoende concreet en niet verifieerbaar. De rechtbank vindt de verklaringen in het licht van het dossier ook hoogst onwaarschijnlijk. Het verweer wordt daarom verworpen.
4.3
Feit 2: het medeplegen van het handelen in en/of het aanwezig hebben van cocaïne
4.3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde medeplegen van het verstrekken en vervoeren dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 101 kilogram cocaïne bewezen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat verdachte moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. Verdachte wist niets van de cocaïne die is aangetroffen in de woning van medeverdachte [medeverdachte] . Hij wist ook niet dat er over cocaïne werd gesproken in de chats. Uit de inhoud van de chats zelf blijkt niet dat het er criminele zaken worden besproken. Verdachte nam deel aan groepchats, maar hij wachtte alleen op een opdracht om geld te vervoeren en zei dan: ‘ok, komt goed’. Hij ging ervan uit dat er geld in de tassen zat. Het dossier bevat geen bewijsmiddelen dat verdachte betrokken is bij de levering van een bestelling cocaïne.
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt, anders dan de officier van justitie, het ten laste gelegde niet bewezen. De rechtbank vindt dat uit de hierboven in rubriek 4.2.3 besproken chats, waar verdachte aan deelnam, kan worden afgeleid dat verdachte heeft moeten weten dat het van misdrijf afkomstig geld was. Het dossier bevat evenwel niet meer bewijsmiddelen dan deze chats, waaruit kan worden afgeleid dat verdachte wetenschap had van de handel en/of vervoer van verdovende middelen. Dit brengt mee dat er sprake is van onvoldoende bewijs voor de bewezenverklaring van verdachte voor de handel in en het aanwezig hebben van in de tenlastelegging genoemde hoeveelheden cocaïne. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
1.
in of omstreeks de periode van 15 maart 2021 tot en met 24 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers heeft hij, verdachte, en zijn mededader(s) telkens een of meer voorwerpen, te weten:
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 500.000,- euro, op 5 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 500.000,- euro, op 6 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 465.277,- euro, op 24 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal ongeveer 500.000,- euro, althans 499.600,- euro, op 25 mei 2021) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 31.500,- euro, op 25 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 96.425,- euro, op 26 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 467.030,- euro, op 26 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 621.500,- euro, althans 621.000,- euro, op 26 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 500.000,- euro, in elk geval enig geldbedrag op 29 mei 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 113.000,- euro, op 15 juni 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 76.260,- euro, op of omstreeks 22 juni 2021 en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 73.000,- euro, in elk geval enig geldbedrag op 24 juni 2021) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 160.000,- euro, op 24 juni 2021 in de Mini Country met kenteken [kenteken] en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 5.350,- euro, in zijn woning [verdachte] en
- twee Rolex horloges, te weten een Rolex, type GMT-Master II Oyster Perpetual ( [nummer] ) en een Rolex, type Oyster Perpetual ( [nummer] ),
verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat bovenomschreven voorwerpen/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf.

7.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straffen

9.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van voorarrest en een geldboete van € 46.000,-. Dit is een bedrag gelijk aan het geldbedrag dat op de bankrekeningen van verdachte is aangetroffen en waarop beslag is gelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank bij een strafoplegging in matigende zin rekening te houden met de ondergeschikte rol van verdachte. Hij was een koerier en deelde niet mee in de winst. Verder moet in het voordeel van verdachte worden meegewogen dat hij niet eerder strafbare feiten heeft gepleegd en dat hij geen criminele banden heeft. De geëiste geldboete is een verkapte ontnemingsmaatregel. Verdachte heeft minder geld op zijn bankrekening staan en het geld dat erop staat heeft hij eerlijk verdiend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft een enorm geldbedrag van ruim 4 miljoen euro verworven en/of overgedragen dat een criminele herkomst had. Verder heeft verdachte twee Rolex horloges voorhanden gehad die met uit misdrijf verkregen geld zijn aangeschaft. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen. Verdachte heeft puur uit winstbejag gehandeld en zich niet bekommerd om de schade die hij daarmee veroorzaakt bij de maatschappij en bij anderen. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Witwassen, zeker in deze omvang, vormt een ernstige aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, ook een bedreiging voor de samenleving. Verdachte heeft zich dus schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit.
De rechtbank legt een lagere straf op dan is geëist door de officier van justitie vanwege de vrijspraak van feit 2. Gelet op de ernst van het feit en de hoogte van het totale geldbedrag dat verdachte heeft witgewassen vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 36 maanden passend en geboden. De rechtbank zal 12 maanden hiervan voorwaardelijk aan verdachte opleggen omdat hij niet eerder voor witwassen is veroordeeld. Daarnaast legt de rechtbank verdachte een geldboete op van € 25.000,-. De rechtbank vindt een dergelijke straf passend gezien de aard van het bewezen verklaarde feit.

10.Het beslag

10.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie verzoekt de rechtbank het voertuig, de geldbedragen en goederen die op de beslaglijst zijn vermeld verbeurd te verklaren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over het beslag.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 3 tot en met 9, die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van of met betrekking tot die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan.
De beslaglijst waarop de voorwerpen zijn genummerd is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 23, 24c, 33, 33a, 47 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van gewoontewitwassen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 12 (twaalf) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 25.000,-(vijfentwintigduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 160 (honderdzestig) dagen.
Verklaart verbeurd: de nummers 3 tot en met 9, zoals vermeld op de beslaglijst, bijlage 2.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker voorzitter,
mrs. J. Knol en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2022.