9.1.De beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1, primair:
medeplegen van zware mishandeling
feit 3:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8(
acht) maanden, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
Stelt alsalgemene voorwaarden:
1. Veroordeelde maakt zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig aan een strafbaar feit;
2. Veroordeelde verleent ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of biedt een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
3. Veroordeelde verleent medewerking aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt alsbijzondere voorwaarden:
1. Meldplicht bij reclassering en houden aan aanwijzingen
Veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering op het adres [adres reclassering] . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Tevens houdt veroordeelde zich aan de aanwijzingen van de reclassering.
2. Ambulante behandeling
Veroordeelde laat zich behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
3. Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld.
4. Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met [slachtoffer] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
5. Volgen van opleiding (volwassenenstrafrecht)
Veroordeelde volgt een opleiding Sport bij [naam en locatie school] of bij een soortgelijke instelling.
6. Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
De rechtbank geeft de reclassering opdracht om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en veroordeelde daarbij te begeleiden.
De rechtbank beveelt dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
Pistool (Omschrijving: g6079964, Walther)
Patroonhouder (Omschrijving: g6079973)
Munitie
Gelast de teruggave aan verdachte van:
1. Telefoon (Apple) (goednummer: PL1300-2021146291-6079965)
Kleding (jas Moncler Dons) 2 stuks (goednummer: PL1300-2021146291-6080032)
2. Kleding (sjaal Louis Vuitton) (goednummer: PL1300-2021146291-6080034)
3. Kleding (hoofddeksel muts Louis Vuittion) (goednummer: PL1300-2021146291-6080035)
4. Kleding (riem Louis Vuitton) (goednummer: PL1300-2021146291-6080036)
5. Kleding (schoeisel Louboutin Dorado) (goednummer: L1300-2021146291-6080037)
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij:
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe tot een bedrag van
€ 3.360,72 (drieduizenddriehonderdzestig euro en tweeënzeventig cent)en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan de benadeelde partij,
[slachtoffer], van dit bedrag, bestaande uit € 360,72 (driehonderdzestig euro en tweeënzeventig cent) materiële schade en € 3.000,- (drieduizend euro) immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2021 tot de dag van de algehele voldoening.
Legt aan verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer,
[slachtoffer], van een bedrag van
€ 3.360,72 (drieduizenddriehonderdzestig euro en tweeënzeventig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 juli 2021 tot de dag der algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan
gijzelingworden toegepast van maximaal
43 dagen.
De rechtbank bepaalt dat als en voor zover door of namens verdachte is voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot op heden begroot op
€ 1.195,-.
Wijst de vordering tot vergoeding van materiële schade ten aanzien van de post ‘eigen risico’ af.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige materiële en immateriële deel niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover hij of zijn mededader heeft voldaan aan een van de hem opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
Wijst af het verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. H.E. Hoogendijk, voorzitter,
mrs. C.W. Bianchi en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G.R. Becker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 maart 2022.