ECLI:NL:RBAMS:2022:1444

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/13/711910 / KG ZA 21-1062
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming van call-optie op aandelen tussen broer en zus in kort geding

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 februari 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting [eiseres] en [gedaagde] B.V. De zaak betreft een geschil over de nakoming van een call-optie op aandelen in [naam holding 1] B.V., die in 2016 is overeengekomen tussen de broer en zus, [naam kind 1] en [naam kind 2]. De broer heeft in 2016 aandelen van de holding van hun vader geschonken gekregen, met een optie voor hem om deze aandelen na vijf jaar van zijn zus te kopen tegen een vooraf vastgestelde prijs. De zus heeft geweigerd om mee te werken aan de uitoefening van deze optie, wat heeft geleid tot de vordering van de Stichting om de gedaagde te veroordelen tot nakoming van de afspraken uit de call-optie.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2022 heeft de eiseres haar vorderingen toegelicht, terwijl de gedaagde verweer heeft gevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de Stichting als beherend vennoot van de commanditaire vennootschap [naam vennootschap] een vordering kan instellen en dat er sprake is van een spoedeisend belang. De rechter heeft vastgesteld dat de call-optie uit 2016 en de daaropvolgende akte uit 2021 feitelijk gelijk zijn, met uitzondering van de naam van de vennootschap. De rechter heeft geoordeeld dat de gedaagde gehouden is tot medewerking aan de levering van de aandelen, maar dat deze aandelen niet aan de Stichting kunnen worden geleverd, maar aan [naam vennootschap]. De rechter heeft de gedaagde veroordeeld tot nakoming van de afspraken uit de call-optie, met een dwangsom voor het geval van niet-nakoming.

De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van de call-optie en de rol van de aandeelhouders in de besluitvorming binnen de vennootschap. De rechter heeft ook rekening gehouden met de familiale relatie tussen de partijen en de gevolgen van de beslissing voor beide partijen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/711910 / KG ZA 21-1062 EAM/MvG
Vonnis in kort geding van 22 februari 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING [eiseres], in hoedanigheid van en handelend als beherend vennoot van de commanditaire vennootschap [naam vennootschap] C.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
eiseres bij dagvaarding van 31 januari 2022,
advocaat mr. W.F. Wienen te Almere,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
gedaagde,
advocaten mr. H.M. Punt en mr. K.A. Willms te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Stichting [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Op de mondelinge behandeling van dit kort geding op 8 februari 2022 heeft Stichting [eiseres] haar vorderingen toegelicht. [gedaagde] heeft verweer gevoerd. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht en [gedaagde] tevens een pleitnota. Vonnis is bepaald op heden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van Stichting [eiseres] : [naam 1] met mr. Wienen,
- aan de zijde van [gedaagde] : [naam 2] en [naam 3] , met mr. Punt en mr. Willms.

2.De feiten

2.1.
[vader] is de oprichter van familiebedrijf [naam bv 1] B.V. en de vader van [namen kinderen] .
2.2.
[naam holding 1] B.V. is enig aandeelhouder van [naam bv 1] .
2.3.
[naam kind 1] is sinds 1 september 1992 werkzaam voor de [naam bv 1] -groep en is omstreeks 1993 via [naam bv 2] B.V. 40% van de aandelen in [naam holding 1] gaan houden. Vader [naam 1] hield via [naam holding 2] B.V. de overige 60% van de aandelen in [naam holding 1] .
2.4.
In verband met zijn pensionering wenste vader [naam 1] de indirect door hem gehouden aandelen in [naam holding 1] te schenken aan [naam kind 1] en [naam kind 2] . Vader [naam 1] heeft daartoe advies ingewonnen bij [naam 4] van 216 Accountants. [naam 4] heeft hem gewezen op de Regeling Bedrijfsopvolging, een regeling voor familiebedrijven die fiscale voordelen biedt bij het schenken van aandelen aan erfgenamen. [naam 4] heeft op 21 augustus 2015 een plan van aanpak opgesteld. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:

Uitgangspunten bedrijfsopvolging
  • (vader [naam 1] , vzr)
    wil de door [naam holding 2] B.V. gehouden aandelen in [naam holding 1] B.V. schenken aan zowel [naam kind 1] als [naam kind 2] .
  • Ieder zal 30% van de aandelen in [naam holding 1] B.V. geschonken krijgen.
  • Bij [naam kind 1] moeten deze aandelen in [naam bv 2] B.V. komen.
  • Voor [naam kind 2] moet er een nieuw op te richten holding vennootschap komen die deze aandelen verkrijgt.
  • [naam kind 2] krijgt de optie haar aandelen na minimaal 5 jaar te verkopen aan [naam bv 2] B.V.
  • [naam bv 2] B.V. krijgt een optie de aandelen na minimaal 5 jaar te kopen van [naam kind 2] .
  • De prijs waar tegen deze opties uitgeoefend kunnen worden zal vooraf worden vastgelegd.
  • (…)
Totale waarde van de aandelen per schenking (30%): 2.738.400(Euro, vzr)
(…).
2.5.
Bij akte van 23 november 2016 hebben [naam kind 1] , via [naam bv 2] , en [naam kind 2] , via het daartoe opgerichte [gedaagde] , beiden 30% van de aandelen in [naam holding 1] geleverd gekregen. Na deze aandelenoverdracht is [naam bv 2] 70% van de aandelen in [naam holding 1] gaan houden en zijn [naam bv 2] en [gedaagde] tot statutair bestuurders benoemd.
2.6.
Diezelfde dag is een ‘Akte van call-optie op aandelen [naam holding 1] B.V.’ verleden tussen [naam bv 2] , [gedaagde] en [naam holding 1] . In die akte, waarin [naam bv 2] als [naam kind 1] , [gedaagde] als [naam kind 2] en [naam holding 1] als de Vennootschap worden aangeduid, staat, voor zover van belang, het volgende:

(…)NEEMT IN AANMERKING:
1. (…)
2. (…)
3. [naam kind 2] wenst met betrekking tot Aandelen een call-optie, inhoudende een onherroepelijk aanbod van [naam kind 2] aan [naam kind 1] tot koop van de Aandelen, tegen de in deze akte bedoelde uitoefenprijs en onder de in deze akte opgenomen bepalingen en bedingen, deze optie hierna te noemen: de “Call-optie”, te verlenen aan [naam kind 1] , welke Call-optie [naam kind 1] wenst te aanvaarden van [naam kind 2] .
(…)
Artikel 1
1. [naam kind 2] verleent hierbij de Call-optie aan [naam kind 1] , die de Call-optie hierbij van [naam kind 2] aanvaardt.
2. De Call-optie houdt in een onherroepelijk aanbod van [naam kind 2] aan [naam kind 1] tot koop van de Aandelen tegen de in het volgende lid bedoelde uitoefenprijs.
3. De uitoefenprijs van de Call-optie bedraagt (…) (€ 2.745.000,00).
4. [naam kind 1] is wegens het verlenen van de Call-optie geen tegenprestatie verschuldigd aan [naam kind 2] .
(…)
Artikel 2
1. [naam kind 1] kan de Call-optie slechts uitsluitend voor het geheel uitoefenen door schriftelijke aanvaarding van het aanbod tot koop van de Aandelen, welke uitoefening eerst na verloop van vijf (5) jaren na het van kracht worden van vorenbedoelde splitsing van [naam holding 2] B.V., voornoemd, derhalve eerst met ingang van tweeëntwintig november tweeduizend eenentwintig, kan geschieden.
2. Door de aanvaarding van het aanbod komt tussen [naam kind 2] en [naam kind 1] een overeenkomst van koop met betrekking tot de Aandelen tot stand.
3. (…)
4. (…)
5. (…)
6. (…)
7. De Call-optie is persoonlijk. De Call-optie is niet overdraagbaar.
8. (…)
9. [naam kind 2] zal zich ervoor inspannen dat de Aandelen met inachtneming van de blokkeringsregeling opgenomen in de statuten van de Vennootschap aan [naam kind 1] kunnen worden overgedragen. (…)
2.7.
Bij akte van eveneens 23 november 2016 zijn de statuten van [naam holding 1] gewijzigd. In het nieuwe artikel 14 (Blokkeringsregeling) leden 3 en 7 staat, voor zover van belang, het volgende:

14.3 Een aandeelhouder die een of meer aandelen wil overdragen, hierna te noemen: de “aanbieder”, moet deze eerst aanbieden aan de medeaandeelhouders, die alsdan een voorkeursrecht tot koop hebben naar evenredigheid van het aantal aandelen dat ten tijde van de aanbieding door ieder van hen wordt gehouden. (…)
14.7
Tenzij de aanbieder en de medeaandeelhouders eenstemmig anders overeenkomen, wordt de prijs van de aandelen vastgesteld door een onafhankelijk deskundige, die daartoe door de aanbieder en de medeaandeelhouders gezamenlijk wordt aangewezen. (…)”.
2.8.
Om zijn vermogen voor derden te anonimiseren heeft [naam kind 1] op 4 maart 2019 de commanditaire vennootschap [naam vennootschap] C.V. opgericht. De beherend vennoot van [naam vennootschap] is Stichting [eiseres] en de commanditaire vennoot is [naam kind 1] , die bestuurder is van Stichting [eiseres] .
2.9.
Met toestemming van [gedaagde] is bij akte van 21 augustus 2019 het aandelenbelang van [naam bv 2] in [naam holding 1] geleverd aan Stichting [eiseres] , handelend in haar hoedanigheid van beherend vennoot en ten behoeve van het vermogen van [naam vennootschap] .
2.10.
Bij e-mail van 4 maart 2021 heeft [naam kind 1] [naam kind 2] verzocht mee te werken aan het overzetten van de call-optie van [naam bv 2] op de aandelen van [gedaagde] in [naam holding 1] naar [naam vennootschap] . In deze e-mail staat, voor zover van belang het volgende:

(…) Bijgaand een document wat nog getekend diende te worden door jou.
(…)
Om nu [naam bv 2] BV op te doeken, is er binnen [naam bv 2] BV nog een call-optie aanwezig, die nu natuurlijk van [naam bv 2] BV naar Stichting( [eiseres] , vzr)
moet overgaan. Daar is jou handtekening voor nodig.
(…)
PS het(document, vzr)
staat op 26 november 2020 omdat ik het natuurlijk eerder had moeten doen (…)”.
2.11.
[naam kind 2] heeft hierop contact gezocht met haar accountant, die in 2015 en 2016 ook betrokken is geweest bij de schenkingsconstructie van de aandelen, en haar gevraagd of ze het document kan tekenen. Bij e-mail van 5 maart 2021 heeft de accountant, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [naam kind 2] :

(…) Het klopt dat je dit eerder hebt ondertekend, de call optie is toen afgesproken, wat inhoudt dat [naam kind 1] jou aandelen van [naam holding 1] BV kan terugkopen. Dat is destijds op [naam kind 1] zijn BV afgesloten. [naam kind 1] wil echter die BV opheffen ivm de privacy en wil dus de call optie verplaatsen naar zijn nieuwe bedrijf [naam vennootschap] . Aan de voorwaarden veranderd niets. (…)”.
2.12.
Vervolgens heeft [naam kind 2] bij e-mail van 5 maart 2021 [naam kind 1] , voor zover van belang, als volgt bericht:

(…) Tegenwoordig , lees ik alles aandachtig voor ik onderteken. Dit gaat dus om een nieuwe akte, de oude heb ik nooit aandachtig gelezen!
Dus zie ik nu regelmatig in deze akte de naam [naam kind 2] en vraag mijn dan af? Ok, ben ik het daar mee eens? Moet ik het daar mee eens zijn?
Heb ik er iets over te zeggen, maar denk het niet want de oude akte was al ondertekend.
Maar ik geloof dat de oude gewoon is overgenomen? en er staat ergens dat deze nieuwe akte gelijkwaardig is dus zal het wel kloppen. (…)”.
2.13.
Kort daarna hebben [naam kind 1] als bestuurder van Stichting [eiseres] en namens [naam vennootschap] , en [naam kind 2] , namens [gedaagde] , het document getiteld ‘AKTE VAN CALL-OPTIE OP AANDELEN [naam holding 1] B.V.’ getekend. Daarin staat, voor zover van belang, het volgende:

(…)IN AANMERKING NEMENDE:
1. (…)
2. (…)
3. [naam kind 2] met betrekking tot de Aandelen op 23 november 2016 een niet overdraagbare call-optie heeft verstrekt aan [naam bv 2] B.V. welke akte als bijlage aan deze akte is toegevoegd. [naam vennootschap] thans een economisch belang van 99,99% houdt en [naam bv 2] B.V. Er de wens bestaat [naam bv 2] B.V. te ontbinden waarmee de niet overdraagbare call-optie zou komen te vervallen, hetgeen partijen wensen te voorkomen door het opstellen van onderhavige akte welke wordt beheerst door gelijke voorwaarden.
(…)
Artikel 1
1. [naam kind 2] verleent hierbij de Call-optie aan [naam vennootschap] , die de Call-optie hierbij van [naam kind 2] aanvaardt.
2. De Call-optie houdt in een onherroepelijk aanbod van [naam kind 2] aan [naam vennootschap] tot koop van de Aandelen tegen de in het volgende lid bedoelde uitoefenprijs.
3. De uitoefenprijs van de Call-optie bedraagt (…) (€ 2.745.000,00).
4. [naam vennootschap] is wegens het verlenen van de Call-optie geen tegenprestatie verschuldigd aan [naam kind 2] .
(…)
Artikel 2
1. [naam vennootschap] kan de Call-optie slechts uitsluitend voor het geheel uitoefenen door schriftelijke aanvaarding van het aanbod tot koop van de Aandelen, welke uitoefening eerst na verloop van vijf (5) jaren na het van kracht worden van vorenbedoelde splitsing van [naam holding 2] B.V., voornoemd, derhalve eerst met ingang van tweeëntwintig november tweeduizend eenentwintigzestien, kan geschieden.
2. Door de aanvaarding van het aanbod komt tussen [naam kind 2] en [naam vennootschap] een overeenkomst van koop met betrekking tot de Aandelen tot stand.
3. (…)
4. (…)
5. (…)
6. (…)
7. De Call-optie is persoonlijk. De Call-optie is niet overdraagbaar.
8. (…)
9. [naam kind 2] zal zich ervoor inspannen dat de Aandelen met inachtneming van de blokkeringsregeling opgenomen in de statuten van de Vennootschap[naam holding 1] )
aan [naam vennootschap] kunnen worden overgedragen. (…)”.
2.14.
[naam bv 2] is na ondertekening van deze akte opgeheven. Sindsdien is [gedaagde] (enig) statutair bestuurder van [naam holding 1] .
2.15.
Na de zomer van 2021 heeft [naam kind 1] aan [naam kind 2] te kennen gegeven dat hij de call-optie wil gaan uitoefenen en heeft hij haar gevraagd hieraan mee te werken. [naam kind 2] heeft [naam kind 1] laten weten hiertoe niet bereid te zijn.
2.16.
Bij brief van zijn advocaat van 21 oktober 2021 aan (de advocaat van) [naam kind 2] heeft [naam kind 1] haar verzocht binnen veertien dagen te bevestigen dat zij haar verplichtingen uit hoofde van de call-optie zal nakomen.
2.17.
Bij brief van 3 november 2021 van haar advocaat heeft [naam kind 2] aan [naam kind 1] meegedeeld dat zij niet verplicht is tot medewerking aan de call-optie tegen de uitoefenprijs.

3.Het geschil

3.1.
Stichting [eiseres] vordert samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot nakoming van de in de akte van call-optie op aandelen [naam holding 1] van maart 2021 gemaakte afspraken, meer in het bijzonder [gedaagde] te veroordelen de door haar gehouden aandelen in [naam holding 1] op eerste verzoek aan Stichting [eiseres] over te dragen, ten overstaan van een door Stichting [eiseres] aan te wijzen notaris en tegen betaling van de afgesproken uitoefenprijs, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Stichting [eiseres] stelt hiertoe het volgende. In de akte van call-optie die [naam kind 1] en [naam kind 2] in maart 2021 hebben getekend is [naam vennootschap] in de plaats gekomen van [naam bv 2] . Verder zijn de aktes qua inhoud precies hetzelfde. [gedaagde] heeft een onherroepelijk aanbod gedaan tot koop van haar aandelen in [naam holding 1] voor een afgesproken uitoefenprijs. Dit aanbod is door Stichting [eiseres] , in hoedanigheid van beherend vennoot van [naam vennootschap] , aanvaard. Daarmee is een overeenkomst tot stand gekomen die [gedaagde] moet nakomen. Deze overeenkomst is gesloten tussen de aandeelhouders van [naam holding 1] , zodat er sprake is van een eenstemmige afspraak tussen de aandeelhouders in afwijking van de statutaire blokkeringsregeling.
3.3.
[gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. In de akte van maart 2021 heeft [gedaagde] de call-optie verleend aan [naam vennootschap] . Alleen [naam vennootschap] kan de vermeende verplichting van [gedaagde] om de aandelen te leveren afdwingen. Stichting [eiseres] is daarom niet-ontvankelijk in haar vordering. Stichting [eiseres] heeft geen spoedeisend belang. Er is geen patstelling tussen partijen en [gedaagde] is verder niet betrokken bij de bedrijfsvoering van [naam bv 1] .
[naam kind 1] en [naam kind 2] hebben een verschillende achtergrond. [naam kind 1] heeft de mogelijkheid gekregen om in het familiebedrijf een succesvolle carrière op te bouwen. [naam kind 2] heeft deze mogelijkheid niet gekregen. Zij heeft geen opleiding gevolgd na de middelbare school en heeft alleen kortdurende baantjes gehad, mede vanwege traumatische ervaringen. [naam kind 2] verkeerde hierdoor in een zwakkere positie dan haar broer. In de akte uit 2016 is uitdrukkelijk opgenomen dat de call-optie die [gedaagde] aan [naam bv 2] zou hebben verleend niet overdraagbaar was en exclusief aan [naam bv 2] toekwam. De call-optie kon dus niet op naam worden gesteld van [naam vennootschap] of Stichting [eiseres] . Hiervoor moest eerst een nieuwe overeenkomst worden gesloten waarover partijen konden onderhandelen. [naam kind 1] heeft [naam kind 2] hierover in maart 2021 verkeerd geïnformeerd en daarmee misbruik gemaakt van omstandigheden. [naam kind 1] had moeten begrijpen dat [naam kind 2] door onervarenheid, afhankelijkheid en een familiaire vertrouwensband door hem werd bewogen tot het ondertekenen van de akte in maart 2021. De uitoefenprijs die in de akte van maart 2021 is opgenomen is aanzienlijk lager dan de huidige waarde van het aandelenbelang van [gedaagde] , dat thans € 5,1 miljoen waard is. [naam kind 1] moet hiervan op de hoogte zijn geweest gelet op zijn positie binnen [naam bv 1] . De call-optie leidt er ook toe dat [naam vennootschap] op ieder moment na 22 november 2021 kan bepalen dat [gedaagde] haar aandelen moet overdragen. [gedaagde] leverde dus haar vrijheid in om te bepalen of en wanneer zij als aandeelhouder zou willen uittreden en verliest ook het recht op dividend. [naam kind 2] heeft erop vertrouwd dat [naam kind 1] haar niet een document zou laten tekenen dat nadelige gevolgen voor haar had.
De call-optie van maart 2021 is in strijd met de statutaire blokkeringsregeling zoals opgenomen in artikel 14 van de statuten van [naam holding 1] . Op grond van artikel 14.3 moet [gedaagde] haar aandelen eerst aanbieden aan medeaandeelhouder Stichting [eiseres] , voordat zij die aan [naam vennootschap] mag leveren. Verder bepaalt artikel 14.7 van de statuten dat de prijs van de aandelen door een onafhankelijke deskundige worden bepaald, tenzij de aanbieder en de medeaandeelhouder eenstemmig anders overeenkomen.
Uitvoering geven aan de akte van maart 2021 leidt in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid tot onaanvaardbare gevolgen voor [naam kind 2] . Zij zou in dat geval afstand moeten doen van haar aandelen voor slechts de helft van de werkelijke waarde.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
Stichting [eiseres] is ontvankelijk in haar vorderingen. Zij kan als beherend vennoot (als zodanig) namens [naam vennootschap] een vordering instellen.
4.2.
Het spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening is gelegen in de slechte verhouding tussen [naam kind 1] en [naam kind 2] . Voor beiden is het belangrijk dat er nu snel duidelijkheid komt.
4.3.
[naam kind 2] heeft zich vooral gefocust op de wijze waarop de tweede call-optie tot stand is gekomen. Feitelijk bestaat er echter geen verschil tussen de call-optie uit 2016 en die uit 2021, behalve dan dat [naam bv 2] is ingewisseld voor [naam vennootschap] . De reden daarvoor was gelegen in het feit dat [naam kind 1] [naam vennootschap] had opgericht en [naam bv 2] wilde liquideren. Om dit proces te kunnen afronden, diende de call-optie op naam van [naam bv 2] te worden overgezet naar [naam vennootschap] . Dat hier voor [naam kind 2] mogelijkheden lagen om te onderhandelen over de waarde van de aandelen is onjuist. [naam kind 1] was hiertoe niet verplicht. Als [naam kind 2] het overzetten van de call-optie op [naam vennootschap] had geweigerd, dan had [naam kind 1] , zo heeft hij ter zitting verklaard, de call-optie op naam van [naam bv 2] laten staan en zou hij hebben gewacht met de liquidatie van [naam bv 2] . Het overzetten van de call-optie op naam van [naam vennootschap] heeft voor [naam kind 2] dus geen nadelige gevolgen gehad.
4.4.
De call-optie uit 2016 vloeit voort uit de wens van vader [naam 1] om vanwege zijn pensionering een deel van zijn vermogen te schenken aan [naam kind 1] en [naam kind 2] . Hij heeft daartoe advies ingewonnen van een accountant. Die heeft geadviseerd om de schenking en call-optie op deze wijze vorm te geven, omdat dit fiscaal het meest gunstig was. [naam kind 2] heeft hier dus geen nadeel, maar juist voordeel van gehad. De waarde van de aandelen is in 2016 door een accountant vastgesteld, waarbij rekening is gehouden met een (lichte) groei van [naam bv 1] . Dat de aandelen ondertussen mogelijk meer in waarde zijn gestegen dan voorzien, wat [naam kind 1] overigens betwist, maakt niet dat het thans naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat hij de call-optie heeft ingeroepen. Uit het plan van aanpak (zie 2.4) volgt bovendien dat het de bedoeling van vader [naam 1] is geweest om de waarde van de aandelen vooraf vast te stellen.
4.5.
De conclusie van bovenstaande is dat [naam kind 2] niet aannemelijk heeft gemaakt dat de call-optie uit 2016 dan wel die uit 2021 door misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen.
4.6.
Onder verwijzing naar hetgeen in 4.4 is overwogen, wordt geoordeeld dat niet in strijd is gehandeld met artikel 14.7 van de statuten van [naam holding 1] , omdat de waarde van de aandelen door een onafhankelijke deskundige is vastgesteld.
4.7.
Volgens [naam kind 2] heeft de vordering tot het leveren van aandelen een te definitief karakter, maar zij wordt daarin niet gevolgd. Mocht dit vonnis niet in stand blijven of mocht in een bodemprocedure anders worden beslist, dan kunnen de aandelen terug worden geleverd aan [gedaagde] . Het gaat hier om een familiebedrijf en gesteld noch gebleken is dat [naam kind 1] de aandelen wil doorverkopen.
4.8.
Bovenstaande betekent dat [gedaagde] gehouden is tot medewerking aan de levering van de aandelen. Anders dan Stichting [eiseres] vordert, kunnen die aandelen echter niet aan haar worden geleverd.
4.9.
In een arrest van 14 maart 2003 (ECLI:NLHR:2003:AF4593) heeft de Hoge Raad namelijk bepaald dat ook een commanditaire vennootschap met één beherende vennoot een van het privévermogen van de vennoten afgescheiden vermogen kent. Dat betekent dat de beherend vennoot niet voor zichzelf op eigen naam een vordering te gelde kan maken die tot het vermogen van de vennootschap behoort.
4.10.
In artikel 1.1. van de call-optie van maart 2021 staat dat [gedaagde] de call-optie verleent aan [naam vennootschap] . De vordering tot het leveren van aandelen in [naam holding 1] door [gedaagde] is dus een vordering die aan [naam vennootschap] toekomt en niet aan Stichting [eiseres] . De vordering tot nakoming van de call-optie wordt wel beschouwd als te zijn ingesteld door Stichting [eiseres] ten behoeve van [naam vennootschap] . Dit betekent dat de aandelen (eerst) aan [naam vennootschap] moeten worden geleverd. Tussen [naam vennootschap] en Stichting [eiseres] bestaat zo’n nauwe (economische) verwevenheid dat artikel 14.3 van de statuten van [naam holding 1] niet aan levering van de aandelen aan [naam vennootschap] in de weg staat.
4.11.
De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd op de wijze zoals in de beslissing vermeld.
4.12.
In het feit dat de natuurlijke personen achter de procespartijen broer en zus zijn, wordt aanleiding gezien om de proceskosten te verrekenen in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis tot nakoming van de in de akte van call-optie op aandelen [naam holding 1] (van maart 2021) gemaakte afspraken, in die zin dat [gedaagde] de door haar gehouden aandelen in [naam holding 1] op eerste verzoek van Stichting [eiseres] overdraagt aan [naam vennootschap] ten overstaan van een door Stichting [eiseres] aan te wijzen notaris en tegen betaling van de in de akte genoemde uitoefenprijs, of straffe van een dwangsom van € 2.500,00 voor iedere dag, of gedeelte van een dag, dat [gedaagde] niet aan deze veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,00 is bereikt,
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.3.
verrekent de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG