ECLI:NL:RBAMS:2022:1443

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 januari 2022
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
C/13/712493 / KG ZA 22-26
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming koopovereenkomst woning afgewezen; gedaagde kan koopsom niet betalen en schenkingsovereenkomst niet echt

In deze zaak vorderden eisers, [eiser 1] en [eiser 2], nakoming van een koopovereenkomst voor een woning van gedaagde [gedaagde 1]. De koopprijs bedroeg € 2,775 miljoen, maar [gedaagde 1] was niet in staat om deze te betalen, mede omdat zij was toegelaten tot gemeentelijke schuldhulpverlening. De rechtbank oordeelde dat de schenkingsovereenkomst die [gedaagde 1] had ingediend, niet authentiek was. De eisers hadden eerder een kort geding aangespannen, waarbij [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waren veroordeeld om mee te werken aan de levering van de woning. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzet op 17 januari 2022, heeft [gedaagde 1] haar verzet toegelicht en tegenvorderingen ingediend. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen overeenstemming was over de voorwaarden van de leveringsakte en dat [gedaagde 1] niet in staat was om de koopprijs te betalen. De vorderingen van [eiser 1] en [eiser 2] werden afgewezen, maar [gedaagde 1] werd wel veroordeeld tot betaling van verbeurde boetes. De rechtbank oordeelde dat de financiële situatie van [gedaagde 1] geen reden was om de boete te matigen, omdat zij op de hoogte was van haar verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/712493 / KG ZA 22-26 EAM/MvG
Vonnis in verzet in kort geding van 31 januari 2022
in de zaak van

1.[eiser 1] ,

2.
[eiser 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
oorspronkelijke eisers in conventie bij gelijkluidende dagvaardingen van 13 december 2021,
gedaagden in het verzet,
tevens verweerders in reconventie,
advocaat mr. R.A. Oskamp te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
oorspronkelijke gedaagde in conventie,
eiseres in het verzet bij dagvaarding op verkorte termijn van 13 januari 2022,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. G. Farnoud te Aalsmeer,
2.
[gedaagde 2],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats in en buiten Nederland,
oorspronkelijke gedaagde in conventie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 1] worden genoemd. De zowel in de verstek- als verzetprocedure niet verschenen oorspronkelijke gedaagde in conventie sub 2 wordt hierna [gedaagde 2] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Bij gelijkluidende dagvaardingen van 13 december 2021 hebben [eiser 1] en [eiser 2] een kort geding aanhangig gemaakt tegen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Bij verstekvonnis van 23 december 2021 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , kort gezegd, veroordeeld mee te werken aan de levering van de woning van [eiser 1] en [eiser 2] op straffe van een dwangsom. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] zijn ook veroordeeld tot het betalen van een bedrag van € 277.500,00 uit hoofde van verbeurde boetes en [gedaagde 1] tot € 7.500,00 per maand vanaf 17 oktober 2021 als voorschot op door [eiser 1] en [eiser 2] geleden en nog te lijden schade. Verder zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in het verstekvonnis veroordeeld om bepaalde bescheiden aan [eiser 1] en [eiser 2] te verstrekken, een en ander op straffe van een dwangsom en lijfsdwang. Tot slot zijn [gedaagde 1] en [gedaagde 2] veroordeeld in de proces- en nakosten.
1.2.
Op de mondelinge behandeling van 17 januari 2022 heeft [gedaagde 1] haar verzetdagvaarding en (voorwaardelijke) tegenvorderingen toegelicht. [eiser 1] en [eiser 2] hebben geconcludeerd tot ongegrond verklaring van het verzet, en bekrachtiging van het verstekvonnis, hun oorspronkelijke eis vermeerderd en de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht.
1.3.
Ter zitting waren [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 1] aanwezig met hun advocaten. [gedaagde 2] was niet aanwezig.
1.4.
[gedaagde 1] heeft bezwaar gemaakt tegen de door [eiser 1] en [eiser 2] voorafgaand aan de zitting ingediende producties, omdat deze stukken niet 24 uur voorafgaand aan de zitting waren ingediend. De voorzieningenrechter heeft beslist dat de producties tot de procedure worden toegelaten. Bij e-mail van 16 januari 2022 te 19:47 uur heeft de advocaat van [eiser 1] en [eiser 2] de stukken naar de rechtbank en de advocaat van [gedaagde 1] ge-e-maild. Weliswaar is dit niet binnen de termijn van 24 uur, maar het betreft hier een spoedzaak, waarbij aan [gedaagde 1] verlof is verleend om op verkorte termijn te dagvaarden. De dagvaarding is op 13 januari 2022 aan [eiser 1] en [eiser 2] betekend en de mondelinge behandeling is gehouden op 17 januari 2022. Bovendien zijn de producties van beperkte omvang. De mondelinge behandeling is vervolgens geschorst, om [gedaagde 1] en haar advocaat in de gelegenheid te stellen de producties met elkaar te bespreken.
1.5.
Vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] en [eiser 2] zijn eigenaar van de vrijstaande woning aan het adres [adres] . Zij hebben hun woning via Brockhoff Makelaars in februari 2021 in de verkoop gezet voor een vraagprijs van € 2,9 miljoen.
2.2.
[gedaagde 1] heeft de woning voor het eerst op 29 juni 2021 bezichtigd en op 7 juli 2021 nog een keer. Op 7 juli 2021 waren naast [gedaagde 1] ook [gedaagde 2] en een binnenhuisarchitecte aanwezig.
2.3.
Op 17 juli 2021 hebben [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 1] in de tuin behorende bij de woning overeenstemming bereikt over de verkoop van de woning onder de volgende voorwaarden: verkoopprijs van € 2.775.000,00, zonder enig voorbehoud, levering op 30 september 2021, overige voorwaarden worden notarieel bij mr. L. Hartman (de Notaris) opgesteld, bij wie de levering zal plaatsvinden. Deze voorwaarden zijn door [eiser 2] handgeschreven op schrift gesteld, en zijn door partijen ondertekend.
2.4.
[gedaagde 1] heeft op 19 juli 2021 een Whatsapp-bericht gestuurd naar [naam] van Brockhoff Makelaars waarin zij bovenstaande afspraken bevestigt.
2.5.
[gedaagde 1] heeft op 24 juli 2021 een aanvraag schuldhulpverlening ingediend bij de gemeente Aalsmeer. Bij brief van 5 augustus 2021 heeft de gemeente Aalsmeer aan [gedaagde 1] bericht dat zij wordt toegelaten tot schuldhulpverlening. Zij heeft een schuld van circa € 50.000,00 en geen inkomsten uit werk.
2.6.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben per 15 augustus 2021 woonruimte gehuurd in Amsterdam-Zuid.
2.7.
Bij Whatsapp-bericht van 6 augustus 2021 heeft [gedaagde 1] [eiser 2] bericht dat zij op 23 september 2021 over haar geld kan beschikken.
2.8.
[gedaagde 1] heeft een stuk getiteld “Schenkingsovereenkomst” van 20 september 2021 in het geding gebracht, waarin de naam van de vermeende schenker is zwartgelakt. In dit stuk staat, voor zover van belang, het volgende:

(…)
- dat Schenker in de hoedanigheid van de Schenker aan Begunstigde[gedaagde 1] , vzr)
vanuit oogmerk van vrijgevigheid een schenking wensen te doen.
- (…)
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1 schenking:
1. de ondergetekenden verklaren een overeenkomst van schenking aan te gaan, waarbij de Schenker schenkt aan de Begunstigde een bedrag van groot € 6.000.000. zegge: zes miljoen euro. (…)”.
2.9.
Op 23 september 2021 hebben partijen de overeenkomst getiteld “Nadere uitwerking en vastlegging bepalingen” met betrekking tot de woning getekend bij notaris Hartman. Daarin is, voor zover van belang, opgenomen dat de woning op 30 september 2021 aan [gedaagde 1] wordt geleverd en indien zij niet of niet-tijdig de overeenkomst nakomt aan [eiser 1] en [eiser 2] een boete verschuldigd is van 3% van de koopprijs per dag met een maximum van € 277.500,00, onverminderd het recht van [eiser 1] en [eiser 2] op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de boete (artikel VI lid 4 Algemene Bepalingen).
2.10.
De woning is op 30 september 2021 niet aan [gedaagde 1] geleverd omdat zij niet in staat was de koopsom te betalen. De leverdatum is vervolgens eerst verplaatst naar 5 oktober en vervolgens 7 oktober 2021. Op beide dagen is de levering niet doorgegaan omdat [gedaagde 1] niet in staat was de koopsom te betalen.
2.11.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben bij deurwaardersexploot van 7 oktober 2021 [gedaagde 1] in gebreke gesteld en haar gesommeerd om binnen acht dagen alsnog de koopovereenkomst na te komen, bij gebreke waarvan zij aanspraak zullen maken op betaling van de boete van 3% van de koopprijs per dag.
2.12.
[eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hebben op 17 oktober 2021 gesproken in een café in [woonplaats 2] . [eiser 1] heeft diezelfde dag, voor zover van belang, de volgende e-mail gestuurd aan de Notaris, met [gedaagde 1] en [gedaagde 2] in de cc:

Vanmiddag hebben wij (…) overlegd en de navolgende afspraken gemaakt.
1. [ [gedaagde 2] , vzr] treedt toe tot de koopovereenkomst middels een notariële akte waarbij alle bestaande rechten, plichten en aanzeggingen volledig in stand en van kracht blijven.
2. De levering is thans bepaalt op 1 november 2021. (…)”.
2.13.
Bij e-mail van 18 oktober 2021 heeft een medewerker van de Notaris een concept-leveringsakte gestuurd naar [eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] . Naar aanleiding van deze e-mail heeft [gedaagde 1] aan de Notaris meegedeeld dat zij een andere beleving heeft van de afspraken die in het café zijn gemaakt. Bij e-mail van 19 oktober 2021 heeft de Notaris, voor zover van belang, het volgende geschreven aan [gedaagde 1] :

Naar aanleiding van uw onderstaande e-mail heb ik vandaag telefonisch contact gehad met de verkopers (…)
Zij hebben ons in eerste instantie laten weten dat de conceptakte de afspraken bevat die met u en de heer [gedaagde 2] zijn gemaakt (…)
Indien u een andere beleving van hetgeen afgelopen zondag is besproken, dan lijkt het mij niet juist dat u de akte ondertekent en kunnen we het er vooralsnog bij laten. (…)”.
2.14.
De woning is op 1 november 2021 niet geleverd aan [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] .
2.15.
Tussen de gedingstukken bevindt zich een op briefpapier van de Notaris opgesteld ‘Koopcontract’ dat door [gedaagde 1] en [gedaagde 2] op 11 november 2021 is getekend en waarin is opgenomen dat [gedaagde 1] de woning aan [gedaagde 2] verkoopt voor een bedrag € 2.775.000,00. In het koopcontract is geen leverdatum opgenomen.
2.16.
Bij e-mail van 18 november 2021 heeft een medewerker van de Notaris een concept-leveringsakte gestuurd naar [eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] waarin als leverdatum van de woning 23 november 2021 is opgenomen. In dit concept, waarin [gedaagde 1] wordt aangeduid als ‘Verkoper’ en [gedaagde 2] als ‘Koper’ staat, voor zover van belang, het volgende:

(…) [eiser 1] en [eiser 2] enerzijds en Verkoper anderzijds hebben, blijkens een op zeventien juli tweeduizend eenentwintig ondertekende onderhandse akte, welke onderhandse akte nader is vastgelegd in een op drieëntwintig september tweeduizend eenentwintig ondertekende nadere uitwerking en vastlegging bepalingen koopovereenkomst - die hierna tezamen worden aangeduid met:‘Koopcontract 1’- een overeenkomst van koop gesloten met betrekking tot (…)
Verkoper en Koper hebben, blijkens een op elf november tweeduizend eenentwintig ondertekend koopcontract - dat hierna wordt aangeduid met:‘Koopcontract 2’-, een overeenkomst van koop besloten met betrekking tot het Verkochte.
(…)
Koper heeft er genoegen mee genomen dat het Verkochte niet door Verkoper, doch rechtstreeks door de [eiser 1] en [eiser 2] wordt geleverd.
Op grond van het vorenstaande en ter uitvoering van Koopcontract 2 levert Verkoper aan Koper, die aanvaardt, het recht op levering van het Verkochte jegens [eiser 1] en [eiser 2] . (…)
Op grond van het vorenstaande en ter uitvoering van het Koopcontract leveren [eiser 1] en [eiser 2] , bij deze het Verkochte aan Koper, die het Verkochte aanvaardt. (…)”.
2.17.
[gedaagde 2] heeft op 22 november 2021 het volgende Whatsapp-bericht gestuurd naar [eiser 1] :

Goedemiddag (…), Ik ben aan het werk. En even terug te komen op je bericht van gister. Ik kan niet bevestigen dinsdag gelden bij de notaris staan. Kan wel bevestigen het vrijdag 26 november de gelden bij de notaris er opstaan wat mij betreft dan afgehandeld kan worden. Bij deze wil ik mijn excuses aanbieden zolang heeft geduurd. (…)”.
2.18.
De woning is op 23 november 2021 niet aan [gedaagde 2] geleverd, omdat hij de koopprijs niet op de rekening van de Notaris heeft overgemaakt.
2.19.
[gedaagde 2] heeft op 26 november 2021, voor zover van belang, de volgende twee Whatsapp-berichten gestuurd naar [eiser 1] :

Is gedaan van af een buitenlandse rekening. Vandaag of maandag moet het binnen zijn bij de notaris.

Ik heb die betaling zelf niet gedaan als vandaag niet binnen komt. Is het er maandag. Ik heb dit familie lid laten uitvoeren. Omdat anders langer zou duren. (…)”,
en op 4 december 2021 het volgende bericht:

Hallo (…), Ja ik ben wel voornemens om me afspraken naar te komen. Komende week ook afspraak maken voor bij de notaris. Om af te handelen.”.
2.20.
[gedaagde 1] heeft een schriftelijke verklaring van 10 januari 2022 in het geding gebracht waarin zij de met [eiser 1] en [eiser 2] gesloten koopovereenkomst van 17 juli 2021 en de door hen getekende onderhandse akte van 23 september 2021 heeft ontbonden. In deze verklaring staat, voor zover van belang het volgende:

(…) De reden van ontbinding is omdat [gedaagde 1] in het geheel niet aan haar verplichtingen van de hiervoor genoemde koopovereenkomsten kan voldoen vanwege een niet toerekenbare tekortkoming (overmacht). [gedaagde 1] zou namelijk een bedrag van EUR 6.000.000,00 van een derde geschonken krijgen waarmee zij onder andere de voornoemde koopprijs van de Woning zou kunnen voldoen. Deze schenking heeft uiteindelijk niet plaatsgevonden, waardoor [gedaagde 1] aan geen enkele verplichting uit hoofde van de voornoemde koopovereenkomsten kan voldoen.”.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiser 1] en [eiser 2] vorderen, samengevat, uitgaande van de oorspronkelijke vorderingen en na vermeerdering van eis:
I. [gedaagde 1] te veroordelen om, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de levering van de woning uit hoofde van het koopcontract van 23 september 2021 en de akte van levering van 30 september 2021 en alle medewerking daartoe te verlenen zodat de notaris de woning kan transporteren, op straffe van dwangsommen, met dien verstande dat zodra volledig uitvoering is gegeven aan deze veroordeling de veroordeling onder II komt te vervallen, met uitzondering van eventuele reeds verbeurde dwangsommen op grond van overtreding van de veroordeling onder II,
II. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om, binnen drie dagen na betekening van dit vonnis, mee te werken aan de volledige uitvoering van de leveringsakte van 23 november 2021 en alle medewerking daartoe te verlenen aan de notaris, op straffe van dwangsommen, met dien verstande dat zodra volledig uitvoering is gegeven aan deze veroordeling de veroordeling onder I komt te vervallen, met uitzondering van eventuele reeds verbeurde dwangsommen op grond van overtreding van de veroordeling onder I,
III. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, afschrift te verstrekken van de bescheiden zoals nader omschreven in 4.2 van de dagvaarding van 13 december 2021, via [e-mailadres] en/of via een koerier aan het adres van advocaat mr. R.A. Oskamp, Concertgebouwplein 27-2 te (1071 LM) Amsterdam, op straffe van dwangsommen,
IV. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen om, binnen twee weken na betekening van dit vonnis, ten behoeve van [eiser 1] en [eiser 2] de navolgende stukken/informatie te verschaffen aan de gerechtsdeurwaarder die dit vonnis aan [eiser 1] en [eiser 2] zal betekenen:
1. Een volledig ingevulde waarheidsgetrouwe “verklaring inkomensgegevens ex artikel 475 g lid 1 Rv” inclusief de bron van inkomsten van hun gezinsleden afgegeven en gecontroleerd door een erkend Register Accountant in Nederland,
2. Kopieën van hun belastingaangiften van (inclusief eventuele bijbehorende bijlagen) en de aanslagen over de jaren 2017, 2018, 2019 en 2020, of gelijksoortige aangiften indien [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] in een ander land dan Nederland belastingplichtig is,
3. Opgaven van alle Nederlandse en buitenlandse bank- en giro-instellingen en beleggingsinstellingen waarmee [gedaagde 1] en [gedaagde 2] relaties onderhouden,
4. Opgaven van alle Nederlandse en buitenlandse onroerende zaken en/of
registergoederen waarvan zij (mede) eigenaar zijn of een belang in houden,
5. De (uitgebreide) jaarrekeningen over 2017, 2018, 2019 en 2020 van alle vennootschappen/ondernemingen/trusts in binnen- en buitenland waarin [gedaagde 1] en/of [gedaagde 2] direct of indirect aandelen, certificaten of anderszins een belang in houden/houdt
een en ander op straffe van lijfsdwang, met bepaling dat deze, zo nodig, met behulp van de sterke arm kan worden bewerkstelligd,
V. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 277.500,00 (zegge: tweehonderdzevenenzeventigduizend vijfhonderd euro) uit hoofde van verbeurde boetes, te betalen aan [eiser 1] en [eiser 2] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
VI. [gedaagde 1] te veroordelen tot het betalen van een bedrag van € 7.500,00 per maand, vanaf 17 oktober 2021, als voorschot voor de door [eiser 1] en [eiser 2] reeds geleden en nog te lijden maandelijkse schade, totdat [gedaagde 1] aan de veroordeling onder I of II heeft voldaan, te betalen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
VII. [gedaagde 1] te verplichten een kort geding aanhangig te maken tegen [gedaagde 2] tot nakoming van het ‘Koopcontract [adres] ’ van 11 november 2002 (bedoeld zal zijn 2021), op straffe van lijfsdwang, dan wel dwangsommen,
VIII. [gedaagde 1] te verplichten een kort geding aanhangig te maken tegen de schenker van de schenking van € 6 miljoen uit hoofde van de schenkingsovereenkomst, op straffe van lijfsdwang, dan wel dwangsommen,
IX. [gedaagde 1] te laten gehengen en gedogen, dan wel toe te staan dat notaris mr. L. Hartman uit Amsterdam, alle correspondentie (waaronder maar niet beperkt tot sms-berichten, whatsapp-berichten en e-mails en dergelijke en inclusief stukken, waaronder koopovereenkomsten, akten of concepten daarvan) tussen [gedaagde 1] en notaris Hartman, althans een van de medewerkers van zijn kantoor, over (1) de koopovereenkomst van de Woning tussen [eiser 1] en [eiser 2] en [gedaagde 1] van 17 juli en 23 september 2021, (2) de ‘Leveringsakte van 23 november 2021’ tussen [eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , (3) de koopovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van 11 november 2021, en (4) over de Schenkingsovereenkomst van 21 september 2021 toe te sturen naar [eiser 1] en [eiser 2] via [e-mailadres] , althans in goede justitie hierover te beslissen,
X. [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk te veroordelen in de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde 1] heeft het volgende verweer gevoerd. Zij heeft de overeenkomsten van 17 juli en 23 september 2021 buitengerechtelijk ontbonden op grond van overmacht, omdat zij vanwege het niet ontvangen van de schenking niet kan voldoen aan haar verplichtingen uit hoofde van die overeenkomsten. [gedaagde 1] heeft de schenker meerdere keren tevergeefs verzocht uitvoering te geven aan de schenkingsovereenkomst. Het gevolg van de buitengerechtelijke ontbinding is dat [gedaagde 1] niet hoeft mee te werken aan het afnemen van de woning.
Voor zover de buitengerechtelijke ontbinding geen stand houdt, ontbindt [gedaagde 1] de overeenkomsten wegens onvoorziene omstandigheden. Partijen hebben geen afspraken gemaakt over hoe om te gaan met de situatie waarin [gedaagde 1] de koopprijs van de woning niet zou kunnen voldoen. Zij heeft zich niet gerealiseerd dat het niet afspreken van een financieringsvoorbehoud gevolgen zou hebben voor de situatie waarin zij geen schenking zou ontvangen en daardoor de koopprijs van de woning niet zou kunnen voldoen.
Voor zover een van de ontbindingsgronden geen stand houdt, vernietigt [gedaagde 1] de overeenkomst van 17 juli 2021 wegens misbruik van omstandigheden. [eiser 1] en [eiser 2] hebben [gedaagde 1] op 17 juli 2021 meerdere glazen wijn ingeschonken. [gedaagde 1] was onder invloed van veel alcohol. [eiser 1] en [eiser 2] hebben [gedaagde 1] met deze werkwijze bewogen tot het overhaast ondertekenen van de koopovereenkomst. Onder invloed van alcohol realiseerde [gedaagde 1] zich niet dat een definitieve overeenkomst tot stand kwam. Het gevolg is dat de met deze overeenkomst samenhangende overeenkomst van 23 september 2021 komt te vervallen.
De ontbinding dan wel vernietiging van de overeenkomst(en) brengt mee dat [gedaagde 1] geen contractuele boete en/of schade aan [eiser 1] en [eiser 2] hoeft te betalen.
Voor het geval het beroep van [gedaagde 1] op ontbinding dan wel vernietiging niet opgaat, en zij de contractuele boete verschuldigd is, dient deze te worden gematigd. Toepassing van het boeteding is onbillijk voor [gedaagde 1] vanwege een financiële noodsituatie aan haar zijde. Zij heeft ruim € 50.000,00 aan schulden en geen inkomsten uit werk. [gedaagde 1] houdt slechts een paar honderd euro per maand over om met haar twee kinderen van te leven. Een nieuwe schuld aan [eiser 1] en [eiser 2] zal waarschijnlijk het gevolg hebben dat het schuldhulptraject bij de gemeente Aaslmeer wordt stopgezet.
Over de voorwaarden van de overeenkomst waarbij ook [gedaagde 2] partij zou worden, is tussen partijen geen overeenstemming bereikt. [gedaagde 1] heeft de door de Notaris opgestelde leveringsakte niet getekend. Tussen partijen is dus geen overeenkomst tot stand gekomen. De vordering van [eiser 1] en [eiser 2] die ertoe strekt om de leveringsakte van 23 november 2021 na te komen, dient daarom te worden afgewezen.
[gedaagde 1] betwist dat [eiser 1] en [eiser 2] per maand € 7.500,00 schade lijden. Ter onderbouwing daarvan hebben zij geen stukken in het geding gebracht. Bovendien is [gedaagde 1] op grond van artikel VI lid 4 Algemene Bepalingen bij de overeenkomst van 23 september 2021 slechts gehouden schade te vergoeden, indien de daadwerkelijke schade van [eiser 1] en [eiser 2] hoger is dan de contractuele boete.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in (voorwaardelijke) reconventie

4.1.
[gedaagde 1] vordert, samengevat:
I. [eiser 1] en [eiser 2] te verbieden jegens [gedaagde 1] over te gaan tot invordering van de op grond van het vonnis van 23 december 2021 verbeurde dwangsommen, op straffe van dwangsommen,
II. [eiser 1] en [eiser 2] te verbieden over te gaan tot het in gijzeling stellen van [gedaagde 1] op grond van het vonnis van 23 december 2021, op straffe van dwangsommen,
III. voor zover [eiser 1] en [eiser 2] reeds executiemaatregelen op grond van het vonnis van 23 december 2021 jegens [gedaagde 1] hebben getroffen, hun te bevelen die op te heffen, op straffe van dwangsommen,
IV. voor zover het vonnis van 23 december 2021 (deels) wordt bekrachtigd, [eiser 1] en [eiser 2] te bevelen de tenuitvoerlegging daarvan jegens [gedaagde 1] te schorsen en geschorst te houden en de eventueel reeds getroffen executiemaatregelen op te heffen, op straffe van dwangsommen,
V. althans in goede justitie een voorziening te treffen,
VI. [eiser 1] en [eiser 2] te veroordelen in de proces- en nakosten.
4.2.
[eiser 1] en [eiser 2] voeren verweer.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Bij de oorspronkelijke dagvaarding van 13 december 2021 zijn de bij de wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht genomen, zodat in de verstekprocedure tegen [gedaagde 2] verstek is verleend. Ook in de verzetprocedure is [gedaagde 2] niet verschenen, zodat het tegen hem verleende verstek gehandhaafd blijft.
5.2.
Gesteld noch gebleken is dat [gedaagde 1] niet tijdig in verzet is gekomen van het verstekvonnis van 23 december 2021, zodat zij ontvankelijk is in haar verzet.
5.3.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en die in (voorwaardelijke) reconventie hierna samen worden behandeld.
5.4.
Het is niet aannemelijk geworden dat de bodemrechter zal oordelen dat het beroep van [gedaagde 1] op ontbinding dan wel vernietiging van de overeenkomsten van 17 juli en 23 september 2021 opgaat.
5.5.
Betalingsonmacht omdat de schenker de vermeende schenkingsovereenkomst, waarover hieronder meer, niet is nagekomen, levert geen overmacht dan wel een onvoorziene omstandigheid op in de zin van artikel 6:258 Burgerlijk Wetboek en is een omstandigheid die voor rekening en risico van [gedaagde 1] komt.
5.6.
Dat de op 17 juli 2021 door partijen getekende overeenkomst door misbruik van omstandigheden zijdens [eiser 1] en [eiser 2] tot stand is gekomen, is niet aannemelijk. Zij hebben betwist dat [gedaagde 1] onder invloed van alcohol verkeerde. Dat zij de overeenkomst niet wilde aangaan volgt ook niet uit hoe een en ander feitelijk is verlopen na het tekenen van die overeenkomst. Het is immers [gedaagde 1] geweest die op 19 juli 2021 de inhoud van de overeenkomst heeft bevestigd aan de makelaar van [eiser 1] en [eiser 2] . Vervolgens heeft [gedaagde 1] ook de overeenkomst van 23 september 2021, waarin de nadere afspraken tussen partijen werden vastgelegd, getekend. Bij deze gang van zaken had het op de weg van [gedaagde 1] gelegen om direct op 18 juli 2021 [eiser 1] en [eiser 2] te berichten dat zij de overeenkomst onder invloed van alcohol had getekend en daar niet aan gehouden wilde worden. In plaats daarvan heeft [gedaagde 1] in Whatsapp- en e-mailberichten steeds de schijn opgehouden de overeenkomst te zullen nakomen.
5.7.
Het bovenstaande betekent dat tussen [eiser 1] en [eiser 2] en [gedaagde 1] een koopovereenkomst met betrekking tot de woning tot stand is gekomen. In beginsel kunnen [eiser 1] en [eiser 2] nakoming eisen van de uitgewerkte koopovereenkomst van 23 september 2021. Toch zal in dit geval de nakomings vordering worden afgewezen.
5.8.
Er bestaat namelijk geen twijfel dat de door [gedaagde 1] in het geding gebrachte schenkingsovereenkomst niet echt is. [gedaagde 1] heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij twee van haar zakelijke relaties aan elkaar heeft voorgesteld, die vervolgens een heel goede zakelijke deal hebben gesloten. Uit vrijgevigheid zou een van deze partijen [gedaagde 1] een schenking van € 6 miljoen hebben willen doen. De voorzieningenrechter acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig. Overigens zijn ook [eiser 1] en [eiser 2] bepaald niet van de echtheid van de schenkingsovereenkomst overtuigd, waar zij dit papier “het vodje" hebben genoemd en [gedaagde 1] een “oplichtster pur sang”. Dit betekent ook dat de vordering van [eiser 1] en [eiser 2] onder 3.1 onder VIII wordt afgewezen.
5.9.
Het komt erop neer dat [gedaagde 1] geen inkomsten heeft uit werk, schulden heeft van ruim € 50.000,00 en is toegelaten tot een gemeentelijk schuldhulptraject. Zij zal de koopsom van de woning van ruim 2,7 miljoen euro niet en waarschijnlijk nooit kunnen voldoen. Deze financiële onmogelijkheid om na te komen is reden om de gevraagde nakoming (onder 3.1 onder I) te weigeren. Het door [eiser 1] en [eiser 2] beoogde doel - nakoming van de koopovereenkomst - bij toewijzing van hun vordering zal niet worden bereikt.
5.10.
Met betrekking tot de vordering onder 3.1 onder II (nakomen leveringsakte 23 november 2021) wordt het volgende overwogen.
5.11.
[gedaagde 1] heeft gemotiveerd betwist dat over de voorwaarden van de overeenkomst waarbij ook [gedaagde 2] partij zou worden, tussen partijen overeenstemming is bereikt. Uit de onder 2.13 aangehaalde e-mail volgt dat de Notaris haar heeft afgeraden om de leveringsakte te tekenen indien zij een andere beleving had van de gemaakte afspraken. [gedaagde 1] heeft de leveringsakte vervolgens ook niet getekend. Dit betekent dat niet is komen vast te staan dat tussen alle vier de partijen overeenstemming is bereikt. De conclusie is dat niet aannemelijk is dat (de bodemrechter zal oordelen dat) tussen [eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] een overeenkomst tot stand is gekomen. De vordering onder 3.1 onder II zal daarom worden afgewezen. Het gevolg hiervan is dat ook de vordering onder 3.1 onder VII wordt afgewezen.
5.12.
Omdat tussen [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 2] geen overeenkomst tot stand is gekomen, zal de vordering tot betaling van de contractuele boete door [gedaagde 2] worden afgewezen (3.1 onder V). Voor [gedaagde 1] ligt dit anders. Tussen [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 1] is immers wel een koopovereenkomst tot stand gekomen.
5.13.
[gedaagde 1] doet een beroep op matiging van de boete. De in artikel 6:94 lid 1 BW opgenomen maatstaf, die inhoudt dat voor matiging van een boete slechts reden kan zijn indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, brengt mee dat de rechter pas van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. Deze maatstaf noopt dus tot terughoudendheid.
5.14.
Vooropgesteld wordt dat het hier gaat om een koopovereenkomst voor de (ver)koop van een woning met daarin een gebruikelijke boeteclausule. Het heeft er vooralsnog alle schijn van dat [gedaagde 1] een overeenkomst is aangegaan waarvan zij wist dat zij die niet zou kunnen nakomen. Weliswaar verkeert [gedaagde 1] in de financiële onmogelijkheid om de boete van € 277.500,00 aan [eiser 1] en [eiser 2] te voldoen, maar ten aanzien van deze vordering wordt geen aanleiding gezien om deze af te wijzen. Die zal dus worden toegewezen.
5.15.
[gedaagde 1] heeft er terecht op gewezen dat zij op grond van artikel VI lid 4 Algemene Bepalingen bij de overeenkomst van 23 september 2021 slechts is gehouden schade te vergoeden, indien de daadwerkelijke schade van [eiser 1] en [eiser 2] hoger is dan de contractuele boete. Dat dit het geval is hebben [eiser 1] en [eiser 2] niet, althans onvoldoende, onderbouwd. De vordering onder 3.1 onder VI wordt daarom afgewezen.
5.16.
Ten aanzien van de vordering onder 3.1 onder IV wordt als volgt overwogen. [eiser 1] en [eiser 2] hebben het verstekvonnis aan [gedaagde 1] laten betekenen. Naar aanleiding daarvan heeft zij informatie verstrekt aan de deurwaarder met betrekking tot haar inkomsten. In het kader van dit kort geding heeft [gedaagde 1] de nodige financiële informatie in het geding gebracht, waaronder financiele jaaroverzichten, de definitieve Aanslag Inkomstenbelasting 2017, 2018 en 2019 en btw aangiftes van haar eenmanszaak [naam eenmanszaak] over het eerste kwartaal van 2017 tot en met het derde kwartaal van 2021, waaruit overigens volgt dat [gedaagde 1] al jaren niet of nauwelijks omzet maakt. [gedaagde 1] stelt niet te beschikken over de overige gevorderde informatie dan wel dat deze niet bestaat omdat zij geen onroerend goed noch trusts in Nederland of het buitenland heeft. Gelet op deze stellingen van [gedaagde 1] , die niet onjuist voorkomen, wordt deze vordering afgewezen.
Omdat de onder 3.1 onder II en V ingestelde vordering jegens [gedaagde 2] worden afgewezen, hebben [eiser 1] en [eiser 2] hun belang bij toewijzing van de hier besproken vordering onvoldoende aannemelijk gemaakt. Ook jegens [gedaagde 2] wordt de vordering onder 3.1 onder IV afgewezen.
5.17.
In verband met een eventueel in een bodemprocedure in te stellen schadevergoedingsvordering en in het kader van waarheidsvinding hebben [eiser 1] en [eiser 2] belang bij hun vorderingen onder 3.1 onder III en IX. Die zullen daarom worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden gematigd en gemaximeerd.
5.18.
Gelet op het voorgaande kan het verstekvonnis niet (volledig) in stand blijven en zal daarom dus worden vernietigd. Omwille van de begrijpelijkheid zal onder de beslissing een heel nieuw dictum worden uitgeschreven.
5.19.
De gedeeltelijke vernietiging van het verstekvonnis brengt met zich dat met terugwerkende kracht de rechtsgrond aan de opgelegde dwangsommen ten aanzien van de vorderingen die in dit vonnis alsnog worden afgewezen zijn komen te vervallen. Hetzelfde geldt voor de opgelegde lijfsdwang. [gedaagde 1] heeft in zoverre geen belang bij haar vorderingen in reconventie. Die zullen daarom worden afgewezen. Van executiemaatregelen op grond van het verstekvonnis is niet gebleken, zodat de (voorwaardelijke) vordering in reconventie onder 4.1 onder III wordt afgewezen. Voor schorsing van het verstekvonnis voor zover deze in dit vonnis wordt bekrachtigd, is geen grond. De daartoe strekkende vordering van [gedaagde 1] wordt eveneens afgewezen.
5.20.
Hoewel partijen over en weer in het ongelijk worden gesteld, wordt in de gang van zaken aanleiding gezien [gedaagde 1] en [gedaagde 2] te veroordelen in de kosten van dit geding in conventie, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] begroot op € 123,57 aan kosten dagvaarding, € 1.666,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat voor de verzetprocedure en € 656,00 aan salaris advocaat voor de verstekprocedure.
5.21.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde 1] tevens worden veroordeeld in de kosten van dit geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] , gelet op de samenhang met de conventie, begroot op nihil.
5.22.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen zoals in de beslissing is vermeld.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
vernietigt het door deze rechtbank op 23 december 2021 onder zaaknummer / rolnummer C/13/711022 / KG ZA 21-1017 gewezen verstekvonnis en opnieuw rechtdoende:
6.2.
verleent verstek tegen de niet verschenen gedaagde,
6.3.
veroordeelt [gedaagde 1] tot het betalen van een bedrag van
€ 277.500,00 (zegge: tweehonderdzevenenzeventigduizend vijfhonderd euro) uit hoofde van verbeurde boetes, te betalen aan [eiser 1] en [eiser 2] binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
6.4.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk om, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, afschrift te verstrekken van de bescheiden zoals nader omschreven in 4.2 van de dagvaarding van 13 december 2021, via [e-mailadres] en/of via een koerier aan het adres van advocaat mr. R.A. Oskamp, Concertgebouwplein 27-2 te (1071 LM) Amsterdam, op straffe van dwangsom van € 250,00 per dag of gedeelte van een dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoen, tot een maximum van € 10.000,00 is bereikt,
6.5.
veroordeelt [gedaagde 1] te gehengen en te gedogen dat notaris mr. L. Hartman uit Amsterdam, alle correspondentie (waaronder maar niet beperkt tot sms-berichten, whatsapp-berichten en e-mails en dergelijke en inclusief stukken, waaronder koopovereenkomsten, akten of concepten daarvan) tussen [gedaagde 1] en notaris Hartman, althans een van de medewerkers van zijn kantoor, over (1) de koopovereenkomst van de Woning tussen [eiser 1] , [eiser 2] en [gedaagde 1] van 17 juli en 23 september 2021, (2) de ‘Leveringsakte van 23 november 2021’ tussen [eiser 1] , [eiser 2] , [gedaagde 1] en [gedaagde 2] , (3) de koopovereenkomst tussen [gedaagde 1] en [gedaagde 2] van 11 november 2021, en (4) over de Schenkingsovereenkomst van 21 september 2021 toe te sturen naar [eiser 1] en [eiser 2] via [e-mailadres] ,
6.6.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op € 3.461,57,
6.7.
veroordeelt [gedaagde 1] en [gedaagde 2] hoofdelijk in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
6.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.9.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.10.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.11.
veroordeelt [gedaagde 1] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser 1] en [eiser 2] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: MvG