ECLI:NL:RBAMS:2022:1441
Rechtbank Amsterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Schorsing van WIA-uitkering en voorlopige voorziening bij zelfstandig ondernemerschap
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 1 maart 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoeker wiens WIA-uitkering per 1 januari 2022 is geschorst. De schorsing is het gevolg van een onderzoek naar de werkzaamheden van verzoeker als zelfstandig ondernemer, waarbij de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) twijfels heeft over het recht op de uitkering. Verzoeker ontving sinds 7 november 2018 een WIA-uitkering, maar er zijn aanwijzingen dat hij tijdens deze periode als zelfstandig ondernemer heeft gewerkt en inkomsten heeft genoten, wat hij ontkent. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV en verzocht om een voorlopige voorziening, omdat hij zonder inkomen zou komen te zitten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld op 22 februari 2022, waarbij verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker verplicht is om alle relevante informatie over zijn recht op uitkering te verstrekken, wat hij niet heeft gedaan. De voorzieningenrechter concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat verzoeker als zelfstandig ondernemer heeft gewerkt en dat de schorsing van de WIA-uitkering gerechtvaardigd is. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening af, omdat het bestreden besluit naar verwachting stand zal houden in een eventueel bodemgeding. De uitspraak is openbaar gemaakt op 1 maart 2022.