ECLI:NL:RBAMS:2022:1438

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
9327537
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding na autodiefstal en geschil over verzekeringsuitkering

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V. naar aanleiding van de diefstal van zijn auto op 7 mei 2017. Eiser had een Klassiekerverzekering afgesloten voor de auto, die op 3 maart 2017 door een taxateur was gewaardeerd op € 5.900. Na de diefstal heeft Ansvar geweigerd om uitkering te doen, onder andere op basis van het rapport van een schade- en onderzoeksbureau, dat twijfels uitte over de juistheid van de door eiser afgelegde verklaringen en de waarde van de auto. Eiser heeft betwist dat hij opzettelijk onjuiste informatie heeft verstrekt en heeft de vordering ingesteld om de schadevergoeding van € 5.900 te ontvangen, verminderd met een eigen risico van € 225.

De kantonrechter heeft de vordering van eiser beoordeeld en vastgesteld dat de verjaringstermijn niet was verstreken. De rechter oordeelde dat Ansvar onvoldoende bewijs had geleverd voor de stelling dat eiser opzettelijk onjuiste informatie had verstrekt. De kantonrechter concludeerde dat eiser recht had op de uitkering van € 5.900, verminderd met het eigen risico, en dat Ansvar ook de kosten van het rapport moest vergoeden. Daarnaast werd Ansvar veroordeeld om de registraties in incidentenregisters te verwijderen, omdat deze onterecht waren gemaakt. De vordering van Ansvar in reconventie werd afgewezen, en de proceskosten werden aan Ansvar opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9327537 CV EXPL 21-9973
vonnis van: 18 maart 2022
fno.: 52128

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser]

wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. [gemachtigde 1]
t e g e n

de naamloze vennootschap Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde in conventie, eiseres in reconventie
nader te noemen: Ansvar
gemachtigde: mr. [gemachtigde 2]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- dagvaarding van 10 maart 2021, met producties;
- incidentele conclusie tot onbevoegdheid van de rechtbank en conclusie van antwoord, tevens houdende eis in reconventie van 12 mei 2021, met producties;
- conclusie van antwoord in incident van 26 mei 2021;
- vonnis in incident van 30 juni 2021;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2022. [eiser] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ansvar is verschenen bij [naam 1] , vergezeld door haar gemachtigde. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. Voorafgaand aan de zitting heeft Ansvar bij akte van 20 januari 2022 nog aanvullende producties overgelegd. Op verzoek van de kantonrechter hebben beide partijen bij akte van 18 februari 2022 al eerder overgelegde foto’s nog in kleur als productie overgelegd. Vervolgens is een datum voor vonnis nader bepaald op vandaag.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1.
[eiser] heeft op 26 januari 2017 een [merk en type] met kenteken [kenteken] (hierna: de auto) gekocht.
1.2.
[eiser] heeft met ingang van 27 februari 2017 een zogenaamde Klassiekerverzekering (hierna: de verzekering) afgesloten voor zijn auto.
1.3.
Het aanhangsel bij de verzekering vermeldt, voor zover relevant:
CascoVerzekerd
Verzekerd bedrag € 5.900
Eigen risico € 225

Voorwaarden

Aanvullende Voorwaarden Premium Klassiekerverzekering
Algemene Verzekeringsvoorwaarden Klassieker 2016
(…)
Alkmaar, 22 mei 2017
Ansvar Verzekeringsmaatschappij N.V.
DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.
Namens deze, Turien & Co. Assuradeuren
1.4.
De Aanvullende Voorwaarden Premium Klassiekerverzekering (hierna: de aanvullende voorwaarden) bepalen, voor zover relevant:
Taxatiewaarde
De waarde van het verzekerde motorrijtuig is vastgesteld overeenkomstig artikel 7:960 BW, en heeft een geldigheidsduur van maximaal 36 maanden gerekend vanaf de afgiftedatum van het taxatierapport.
Een kopie van het taxatierapport dient binnen 3 maanden na de ingangsdatum van de verzekering in het bezit te zijn van assuradeuren. Bij niet of niet tijdig inzenden van het taxatierapport zal eventueel schaderegeling op basis van dagwaarde plaatsvinden.

Artikel 7:960 BW luidt als volgt:

De verzekerde zal krachtens de verzekering geen vergoeding ontvangen waardoor hij in een duidelijk voordeliger positie zou geraken. De vorige zin mist toepassing bij voorafgaande taxatie van de waarde van een zaak tot stand gekomen krachtens een aan een deskundige opgedragen beslissing of krachtens een beslissing van partijen overeenkomstig het advies van een deskundige.

1.5.
Paragraaf 9 onder 8 van de Algemene Verzekeringsvoorwaarden Klassieker 2016 (hierna: de polisvoorwaarden) bepaalt dat van de verzekering is uitgesloten schade:
ter zake waarvan een verzekerde opzettelijk een onvolledige of onware opgave doet, of waaromtrent hij een op hem rustende verplichting voortvloeiende uit de polisvoorwaarden of uit artikel 8 van de W.A.M. niet is nagekomen en de belangen van ondertekenaars hierdoor zijn geschaad.
Paragraaf 27 van de polisvoorwaarden luidt, voor zover relevant:
Eigen risico
De schadevergoeding wordt verminderd met het op het polisblad vermelde overeengekomen ‘eigen risico’. (…).
1.6.
Op 3 maart 2017 heeft [naam 2] namens Jonker Wesdorp B.V. de waarde van de auto getaxeerd op € 5.900,00 (hierna: de taxatie). Het taxatierapport van Jonker Wesdorp B.V. (hierna: het taxatierapport) vermeldt verder een kilometerstand van 422723 km en over de carrosserie (i) het plaatwerk: visueel in goede staat, gebruiksschade rondom en (ii) het lakwerk: gedeeltelijk overgespoten in goede staat, gebruikssporen rondom.
1.7.
Op 8 mei 2017 heeft [eiser] aangifte gedaan bij de politie van diefstal van de auto in de nacht van 7 op 8 mei 2017.
1.8.
Op 9 mei 2017 heeft Ansvar een schademelding ontvangen met betrekking tot de diefstal van de auto.
1.9.
Naar aanleiding van de schademelding heeft Turien & Co. Assuradeuren (hierna: Turien) Schade- en Onderzoeksbureau Hoofddorp (hierna: Hoofddorp) ingeschakeld voor het uitvoeren van een diefstalonderzoek.
1.10.
Een medewerker van Hoofddorp heeft [eiser] op 11 mei 2017 gehoord en op 15 mei 2017 een gespreksverslag opgesteld.
1.11.
Op 22 mei 2017 is [eiser] in het bijzijn van zijn zoon nog een keer gehoord door een medewerker van Hoofddorp.
1.12.
Bij rapport van 15 juni 2017 (hierna: het rapport) deelt Hoofddorp haar bevindingen met Turien. In het rapport staat onder meer vermeld:
INFORMATIE INTERNET:
Bij informatie op het internet hebben wij diverse soortgelijke voertuigen gezien die te koop werden aangeboden, de vraagprijzen daarvan beginnen bij € 2.500,00
De auto’s met een hogere vraagprijs hebben echter aanzienlijk minder kilometers gereden dan de onderhavige auto waarvan de teller ten tijde van de taxatie op ruim 420.000 kilometer stond.
(…)
NADERE INFORMATIE EXPERTS:
Wij hebben met twee expertisebureaus waarmee wij samenwerken gesproken over de
onderhavige auto, waarbij beide experts (los van elkaar) kwamen tot een maximaal bedrag tussen de € 2.500,00 en de € 3000,00 onder de nadrukkelijke voorwaarde dat de auto technisch in een zeer goede staat verkeerde en dat de auto er qua in- en exterieur keurig bijstaat.
Bij het door ons noemen van de getaxeerde waarde van € 5.900,00 werd door beide experts eensluidend gereageerd, een dergelijk bedrag hoort niet bij deze auto en geeft zeker geen juist beeld van de werkelijke waarde.
Wij hebben nog informatie ingewonnen hij het bedrijf Jonker Wesdorp B.V. gevestigd op de Oetewaal 34 te 2551 SM Nieuw-Vennep, waarbij ons door de woordvoerder werd meegedeeld dat de taxateur [naam 2] tot en met 23 juni 2017 op vakantie was en om die reden niet beschikbaar was om toe te lichten waarom hij de onderhavige auto op 3 maart 2017 op een dergelijk hoog bedrag had getaxeerd.
indien u dit wenst, kunnen wij in een later stadium alsnog contact met deze taxateur opnemen, wij vernemen dat dan graag van u.
(…)
CONCLUSIE(S):
Op grond van het door ons ingestelde onderzoek hebben wij diverse redenen om ernstig te twijfelen aan de juistheid van de door verzekeringnemer [eiser] afgelegde verklaring en de door hem ingediende claim ter zake de diefstal van de onderhavige auto.
[eiser] verklaarde ons in eerste instantie dat hij de personenauto van het merk en type [merk en type] voorzien van het kenteken [kenteken] eind februari 2017 had aangekocht van een particulier voor een bedrag van € 5.000,00 en dat hij van deze aankoop geen factuur had ontvangen.
In tweede instantie verklaarde [eiser] ons dat hij deze auto toch had gekocht bij een garagebedrijfje, hij kon ons geen plausibele verklaring geven waarom hij zich had vergist.
Verder is het ons volstrekt onduidelijk gebleven waarom het kenteken van deze auto eerst op naam van de echtgenote van [eiser] gesteld is geweest, vervolgens is overschreven op naam van de zoon en nadien pas op naam van verzekeringnemer [eiser] .
Door ons is vastgesteld dat er van deze aankoop wel een factuur werd opgemaakt, waarop een aankoopprijs van € 1.750,00 staat vermeld, deze aankoopfactuur was volgens de woordvoerder van het bedrijf Kyke Beheer B.V. ook aan [eiser] overhandigd.
Ten aanzien van de door [eiser] aan ons genoemde aankoopprijs mag worden gesteld dat deze in elk geval niet marktconform is, mogelijk is de aan ons genoemde aankoopprijs van € 5.000,00 door [eiser] ook aan de taxateur genoemd en is om die reden de auto op een dergelijk hoog bedrag getaxeerd.
Door twee onafhankelijke experts is ons bevestigd dat een soortgelijke auto, mits in zeer nette technische en onderhoudsstaat, een waarde vertegenwoordigd van maximaal€ 3.000,00.
In dit kader merken wij nog op dat de woordvoerder van Kyke Beheer B.V. heeft meegedeeld dat hij na aankoop van de auto was benaderd door [eiser] die hem verzocht om zijn geld terug te betalen omdat er heel veel laswerk aan de auto zat, tevens zou [eiser] hem bij aankoop hebben meegedeeld dat hij voornemens was om deze auto naar Marokko te exporteren.
1.13.
Bij brief van 7 juli 2017 heeft Turien aan [eiser] geschreven dat zij vermoedt dat [eiser] haar bewust niet juist en volledig informeert. [eiser] is in de gelegenheid gesteld om dit vermoeden te weerleggen.
1.14.
Bij e-mail van 23 augustus 2017 heeft de tussenpersoon van [eiser] de volgende reactie van (de zoon van) [eiser] aan Turien gestuurd:
Hierbij de uitgewerkte punten. Ik (zoon [naam zoon] ) heb deze punten namens mijn vader
geschreven.
- U verklaarde dat u de onderhavige auto heeft gekocht op dinsdag 28 februari 2017.
Mijn vader bedoelde ermee dat de auto gekocht is op 26 januari 2017 maar pas 28 februari 2017 is overgeschreven op zijn naam. Daar was hij in de war door.
- U verklaart dat u de auto met uw zoon heeft opgehaald. Het kenteken is daarna in
[woonplaats] overgeschreven op naam van uw zoon. [naam zoon] .
Bij de aankoop van de auto ben ik ( [naam zoon] ) zelf niet aanwezig geweest. Mijn vader heeft de autopapieren opgehaald en aan mij overhandigd om de auto over te schrijven.
- U verklaarde dat u de auto van een particulier heeft gekocht en contant heeft afgerekend zonder factuur voor een bedrag van € 5.000,--.
De garagehouder heeft gezegd de auto te verkopen in opdracht van een klant (particulier). De particulier kwam zelf naar de garage toe om de reservesleutel te overhandigen waardoor mijn vader dacht dat het van een particulier is. Het was een man die in de stratenbouw werkt.
- Nadat de onderzoeker u heeft meegedeeld dat op grond van de verkregen informatie is
gebleken dat u het voertuig van een garagebedrijf heeft gekocht gaf u aan dat u zich had vergist.
Daar mijn vader de Nederlandse taal niet goed beheerst heeft hij dit verkeerd begrepen. De auto is wel opgehaald bij een autogarage maar is daar in opdracht van een klant verkocht.
- Op 11-5-2017 heeft de onderzoeker het garagebedrijf Kyke Beheer BV bezocht. Door de woordvoerder is meegedeeld dat de auto door u is gekocht voor een bedrag van€ 1.950,--. De aankoopdatum was 26 januari 2017. Er is aan u een factuur verstrekt van de verkoop, waarvan de onderzoeker een kopie heeft ontvangen.
Mijn vader heeft geen factuur gekregen en heeft de auto voor € 5.000,-- gekocht. De expert zei overigens tijdens het gesprek met hem € 1.750,-- en nu in de brief € 1.950,--? Is een factuur op echtheid te testen? De garagehouder heeft misschien een afwijkende factuur gemaakt daar hij de auto in opdracht van zijn klant heeft verkocht.
- De auto was in redelijke staat met een aantal kleine beschadigingen en op een aantal
plaatsen roestvorming.
De expert zei tijdens de gesprek dat het een verrotte auto was en nu is hij ineens in een
redelijke staat. De auto is getaxeerd door een onafhankelijke taxateur en daar is ook een rapport van gemaakt met foto’s. Dit rapport is door mijn vader aan u gestuurd via onze tussenpersoon. In dit rapport wordt geen melding gemaakt van roestplekken of
beschadigingen. Mijn vader heeft de APK keuring bij een garagebedrijf laten uitvoeren die ook kan bevestigen dat de auto in goede staat verkeerde.
- De onderzoeker heeft geconstateerd dat het voertuig met kenteken [kenteken] al vanaf 30 januari 2017 op naam stond van u echtgenote [naam echtgenote] .
Omdat mijn vader al een andere mercedes op zijn naam had staan is de auto op naam van mijn moeder gezet.
- U heeft aangegeven dat dit niet mogelijk was en dat u de auto pas eind februari 2017 heeft gekocht. U heeft aangegeven dat het voertuig nimmer op naam van uw vrouw heeft gestaan.
Mijn vader lijdt aan geheugenverlies en gebruikt daarvoor ook medicatie. Daardoor kan soms een verwarring onstaan.
- U heeft aangegeven nimmer een factuur te hebben ontvangen en daadwerkelijk€ 5.000,-- te hebben betaald.
Mijn vader heeft geen factuur gekregen en heeft er daadwerkelijk € 5.000,-- voor betaald. De auto is daarna ook getaxeerd door een erkend taxateur en die heeft de auto op € 5.900,-- getaxeerd. Het is natuurlijk raar dat indien de auto zou zijn gekocht voor € 1.950,-- er een taxatiewaarde van € 5.900,-- door een taxateur wordt afgegeven. De taxateur gaf ook aan dat het een unieke auto is door de kleur en de staat van de auto en de opties.
Waarom de auto zo vaak is overgeschreven is in verband dat ikzelf een bijstandsuitkering geniet waardoor ik deze auto niet op mijn naam kan hebben zonder daarmee problemen te krijgen. Daarom is de auto overgeschreven op mijn moeders naam omdat mijn vader al een mercedes of zijn naam had staan die hij wou verkopen. Zodra deze zou zijn verkocht kon hij de aangekochte mercedes op zijn eigen naam zetten.
Tenslotte nog het gesprek met de expert. Mijn vader had het idee dat hij werd verhoord door een rechercheur in verband met een ernstig delict. Er werden steeds dezelfde vragen gesteld door de man en tijdens het gesprek liepen de gemoederen hoog op en heeft mijn vader deze man de deur gewezen. Wellicht dat de expert daardoor alle mogelijke zaken aangrijpt om mijn vader in een kwaad daglicht te stellen.
1.15.
Bij brief van 1 november 2017 heeft Turien aan [eiser] geschreven:
Uit de rapportage van de onderzoeker blijkt dat uw verklaring onregelmatigheden vertoond. Met name de omstandigheden met betrekking tot de aankoop, aankoopdatum, aankoopprijs en de tenaamstelling. U heeft gelegenheid gekregen een schriftelijke reactie te geven op de feiten uit het onderzoeksrapport. Uw toelichting heeft er echter niet toe geleid dat wij ons standpunt herzien.
U heeft immers meerdere malen tegenover de onderzoeker ontkend dat u de auto eerder dan 28 februari 2017 heeft gekocht en dat het kenteken van deze auto eerst op naam van uw vrouw heeft gestaan. Dit strookt niet met uw hernieuwde verklaring die wij op 23 augustus 2017 hebben ontvangen. Daarin verklaart u dat de auto op 26 januari 2017 is gekocht en dat deze wel degelijk op naam van uw vrouw heeft gestaan.
Verder heeft zij [eiser] gesommeerd de onderzoekskosten van Hoofddorp te betalen (€ 2.441,30) en meegedeeld dat de gegevens van [eiser] zijn opgenomen in het incidentenregister en aan het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit (hierna: CBV) zijn doorgegeven en dat alle lopende polissen van [eiser] beëindigd zijn.
1.16.
Bij brief van 21 maart 2018 heeft Turien aan (de gemachtigde van) [eiser] geschreven geen reden te zien om haar standpunt te herzien naar aanleiding van het verzoek daartoe van de gemachtigde van [eiser] van 7 maart 2018.
1.17.
[eiser] is bij dagvaarding van 28 februari 2020 een procedure gestart tegen Turien. In die procedure heeft de kantonrechter bij vonnis van 19 augustus 2020 geoordeeld dat Turien bij de totstandkoming van de verzekeringsmaatschappij heeft gehandeld als gevolmachtigde van Ansvar en dat [eiser] dus de verkeerde partij gedagvaard heeft.

Vordering en verweer in conventie

2. [eiser] vordert, samengevat, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
  • Ansvar te veroordelen tot uitbetaling van het schadebedrag van € 5.900,00 conform het rapport en de verzekeringsvoorwaarden;
  • te beslissen dat Ansvar de kosten van het rapport ter hoogte van € 2.441,30 dient te voldoen en dat deze kosten niet op [eiser] verhaald mogen worden;
  • Ansvar te veroordelen de interne en externe registraties in Incidentenregisters en bij het CBV te verwijderen, te laten verwijderen en/of te doen verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 100,00 per (gedeelte van een) dag dat zij niet aan de hoofdveroordeling voldoet, met een maximum van € 10.000,00.
3. [eiser] legt, zakelijk weergegeven, het volgende aan de vorderingen ten grondslag. Ansvar heeft ten onrechte geweigerd tot uitkering onder de verzekering over te gaan op grond van het rapport. Ansvar schiet daarmee toerekenbaar tekort in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst met [eiser] .
4. Ansvar heeft verweer gevoerd dat strekt tot afwijzing van de vordering. Samengevat stelt zij dat de vordering gebaseerd op nakoming van de verzekeringsovereenkomst is verjaard (artikel 7:942 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW)). Verder voert Ansvar aan dat [eiser] zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke misleiding van Ansvar. Volgens Ansvar heeft [eiser] geen recht op uitkering gelet op de uitsluiting van paragraaf 9 onder 8 van de polisvoorwaarden. Ook beroept Ansvar zich op schending van de mededelings- en informatieplicht van artikel 8 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (hierna: WAM) en artikel 7:941 lid 2 BW. Tijdens de mondelinge behandeling voert Ansvar nog aan dat gebondenheid van Ansvar aan de taxatie zoals opgenomen in het taxatierapport naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is en zij daarom een beroep doet op vernietigbaarheid van de taxatie op grond van artikel 7:904 BW. Tot slot brengt Ansvar naar voren dat voor zover zij gehouden is het verzekerd bedrag te betalen, dit op grond van artikel 27 van de polisvoorwaarden dient te worden verminderd met het eigen risico van € 225,00.
5. De overige stellingen en verweren van partijen komen, voor zover relevant, bij de beoordeling aan de orde.

Vordering en verweer in reconventie

6. In reconventie vordert Ansvar, samengevat, dat de kantonrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [eiser] veroordeelt tot betaling aan Ansvar van:
  • € 2.441,30 vanwege onderzoekskosten van Hoofddorp, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 november 2017 tot aan de voldoening;
  • € 366,20 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 mei 2021;
  • de proceskosten.
7. Aan deze vordering legt Ansvar ten grondslag dat [eiser] door schending van zijn mededelings- en informatieplicht als verzekeringnemer toerekenbaar tekort geschoten is in de nakoming van de verzekeringsovereenkomst en dat zij daardoor is geschaad in een redelijk belang. De buitengerechtelijke kosten zijn een rechtstreeks gevolg van die schending en zijn vermogensschade in de zin van artikel 6:96 lid 2 onder c BW.
8. [eiser] concludeert tot afwijzing van de vordering van Ansvar. Hij betwist opzettelijk onjuiste en onvolledige informatie te hebben aangeleverd, zodat de onderzoekskosten niet voor vergoeding in aanmerking komen.
9. De overige stellingen en verweren van partijen worden hierna, voor zover relevant, besproken.

Beoordeling

in conventie en in reconventie

10. Nu de vorderingen over en weer met elkaar verband houden zullen zij gezamenlijk worden besproken. In de kern is tussen partijen in geschil of Ansvar gehouden is tot uitkering van de schade van [eiser] als gevolg van de autodiefstal in de nacht van 7 op 8 mei 2017. Ansvar betwist tot uitkering gehouden te zijn en heeft daartoe een aantal verweren gevoerd. Deze verweren worden hierna beoordeeld.
Zijn de vorderingen van [eiser] verjaard?
11. De eerste vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of de vordering van [eiser] is verjaard op grond van artikel 7:942 BW. Dit is immers het meest verstrekkende verweer van Ansvar.
12. Bij de beoordeling van dit verweer stelt de kantonrechter het volgende voorop. Op grond van artikel 7:942 lid 1 BW verjaart een rechtsvordering tegen de verzekeraar tot het doen van een uitkering door verloop van drie jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de tot uitkering gerechtigde met de opeisbaarheid daarvan bekend is geworden. Ingevolge artikel 7:942 lid 2 BW wordt de verjaring echter gestuit door een schriftelijke mededeling, waarbij op uitkering aanspraak wordt gemaakt. Een nieuwe verjaringstermijn van drie jaren begint te lopen met de aanvang van de dag, volgende op die waarop de verzekeraar hetzij de aanspraak erkent, hetzij ondubbelzinnig heeft meegedeeld de aanspraak af te wijzen.
13. [eiser] heeft op 9 mei 2017 een beroep gedaan op (uitkering onder) de verzekering. Dit betekent dat de verjaringstermijn op 10 mei 2017 is gaan lopen. Vervolgens wijst Turien bij brief van 1 november 2017 de aanspraak af. Dat betekent dat een nieuwe verjaringstermijn van drie jaar begint te lopen met ingang van 2 november 2017. Bij brief van 7 maart 2018 komt [eiser] terug op de afwijzing en verzoekt Turien haar standpunt te herzien. Daarmee maakt [eiser] wederom aanspraak op uitkering onder de verzekering en stuit hij de verjaring van zijn rechtsvordering. Bij brief van 21 maart 2018 deelt Turien mee haar standpunt niet te herzien. Vervolgens is [eiser] bij dagvaarding van 28 februari 2020 een procedure gestart tegen Turien. Omdat hij in die procedure aanspraak maakt op uitkering onder de verzekering wordt ook dit als stuitingshandeling aangemerkt. Eerst bij vonnis van 19 augustus 2020 is voor [eiser] duidelijk geworden dat Ansvar gedagvaard diende te worden, omdat Turien als gevolmachtigde van Ansvar heeft gehandeld. Vervolgens heeft [eiser] bij dagvaarding van 10 maart 2021 Ansvar gedagvaard. Naar het oordeel van de kantonrechter gelden de stuitingshandelingen die [eiser] jegens Turien heeft verricht, ook als te zijn verricht jegens Ansvar (op de voet van artikel 3:66 lid 1 BW). Dit omdat Turien als gevolmachtigde van Ansvar optrad. De kantonrechter neemt verder in aanmerking dat alle correspondentie over de uitkering onder de verzekering met Turien is geweest en dat Turien het bureau Hoofddorp heeft ingeschakeld. Gelet op het voorgaande is de vordering van [eiser] jegens Ansvar niet verjaard.
14. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] dan ook inhoudelijk beoordelen.
Opzettelijke misleiding?
15. De volgende vraag die de kantonrechter moet beantwoorden is of vastgesteld kan worden of [eiser] opzettelijk een onjuiste of onware opgave heeft gedaan aan Ansvar van feiten en omstandigheden na een schade toebrengend evenement waardoor Ansvar in een redelijk belang is geschaad. In dat geval heeft [eiser] geen recht op uitkering overeenkomstig de verzekering. Immers, zo volgt uit het navolgende.
16. De kantonrechter stelt het volgende voorop. Paragraaf 9 onder 8 van de polisvoorwaarden bepaalt dat van verzekering is uitgesloten schade ter zake waarvan een verzekerde opzettelijk een onvolledige of onware opgave doet, of waaromtrent hij een op hem rustende verplichting voortvloeiende uit de polisvoorwaarden of uit artikel 8 WAM niet is nagekomen en de belangen van ondertekenaars hierdoor zijn geschaad. Artikel 8 WAM bepaalt dat de verzekerde van ieder ongeval en iedere gebeurtenis waarvan hij kennis draagt, mededeling moet doen aan de verzekeraar, indien bij dat ongeval of die gebeurtenis het verzekerde motorrijtuig is betrokken en schade is ontstaan waarvoor deze wet dekking door verzekering verplicht. De verzekeringnemer moet aan de verzekeraar alle door de verzekeringsovereenkomst voorgeschreven inlichtingen en bescheiden verschaffen.
17. Verder is in artikel 7:941 lid 5 BW bepaald dat het recht op uitkering vervalt indien de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde een verplichting als bedoeld in de leden 1 en 2 niet is nagekomen met het opzet de verzekeraar te misleiden, behoudens voor zover deze misleiding het verval van het recht op uitkering niet rechtvaardigt. In lid 2 van voornoemd artikel is de verplichting voor de verzekeringnemer of uitkering gerechtigde neergelegd om binnen redelijke termijn de verzekeraar alle inlichtingen en bescheiden te verschaffen welke voor deze van belang zijn om zijn uitkeringsplicht te beoordelen.
18. Bij de vraag of sprake is van opzet om de verzekeraar te misleiden dient volgens de Hoge Raad te worden onderzocht of [eiser] met schending van de mededelingsplicht de bedoeling heeft voorgezeten de verzekeraar te bewegen tot het verstrekken van een uitkering die de verzekeraar zonder die schending niet zou hebben verstrekt (HR 21 februari 2020,
NJ2020/279). De stelplicht en bewijslast van de voornoemde opzettelijke misleiding rust op Ansvar als de verzekeraar.
19. Ansvar betoogt dat [eiser] de op hem rustende mededelings- en informatieplicht heeft geschonden met het opzet Ansvar te misleiden en Ansvar daardoor in een redelijk belang is geschaad. Zij onderbouwt haar betoog met het rapport van Hoofddorp. Hieruit blijkt volgens Ansvar dat [eiser] in strijd met de waarheid heeft verklaard over de aankoopdatum, aankoopmethode en aanschafwaarde van de auto. Ansvar voert aan dat [eiser] tegenstrijdig heeft verklaard met betrekking tot de aankoopvorm en -prijs en dat ook de taxatiewaarde in het taxatierapport vragen oproept. [eiser] heeft hetgeen Ansvar heeft aangevoerd gemotiveerd betwist. De kantonrechter volgt het betoog van Ansvar niet en legt hierna uit waarom.
20. De vordering/het verweer van Ansvar is niet gegrond op schending van de mededelingsplicht van [eiser] bij het aangaan van de verzekering. Voor zover Ansvar dat wel heeft bedoeld te stellen kan die schending niet worden vastgesteld. Daartoe geldt het volgende. Niet in geschil is dat de waarde van de auto bij aanvang van de verzekering door een onafhankelijke taxateur is getaxeerd op € 5.900,00. Uit het aanhangsel bij de verzekering volgt dat Ansvar de auto ook voor dit bedrag heeft verzekerd. Pas gedurende het onderzoek van Hoofddorp heeft Ansvar twee onafhankelijke deskundigen benaderd om de waarde van de auto te schatten en zij hebben deze geschat op maximaal € 2.500,00 tot € 3.000,00. Naar het oordeel van de kantonrechter laat dit echter onverlet dat Ansvar bij aanvang van de verzekering de auto op basis van het taxatierapport van Jonker Wesdorp B.V. heeft verzekerd voor een bedrag van € 5.900,00. Verder vermeldt het taxatierapport een kilometerstand van 422723 km en gebruiksschade/-sporen aan diverse onderdelen van de carrosserie. Anders dan Ansvar stelt lijken deze omstandigheden op het eerste gezicht dan ook wel degelijk in aanmerking te zijn genomen bij de taxatie van de auto bij aanvang van de verzekering. Voor zover bij de taxatie fouten zijn gemaakt in de schatting van de waarde van de auto komt dit voor risico van Ansvar.
21. Met betrekking tot de gang van zaken na de melding van de schade wordt het volgende overwogen. De zoon van [eiser] heeft in zijn reactie van 23 augustus 2017 namens [eiser] gereageerd op de punten die Turien bij brief van 7 juli 2017 als tegenstrijdig/onjuist heeft aangemerkt. In die reactie zijn de betreffende tegenstrijdigheden toegelicht. Naast een inhoudelijke reactie op de tegenstrijdigheden schrijft de zoon van [eiser] onder meer dat [eiser] de Nederlandse taal niet goed beheerst en dat soms een verwarring kan ontstaan door medicatie die [eiser] gebruikt vanwege geheugenverlies. Tot slot blijkt uit deze reactie dat de gesprekken met de onderzoeker van Hoofddorp geen prettig verloop hebben gehad en dat [eiser] deze heeft opgevat als een verhoor, wat [eiser] ter zitting heeft bevestigd. Dat de gesprekken deze strekking hadden is dan ook aannemelijk. [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn medische klachten in deze procedure twee verklaringen van de afdeling neurologie van een ziekenhuis van 23 februari 2015 en 19 december 2018 overgelegd. Daarin is vermeld dat [eiser] in 2015 klachten had omtrent aandacht en concentratie en sinds 2016 medicatie gebruikt tegen epileptische aanvallen met als mogelijke bijwerking aandachtstoornissen en een verminderd geheugen.
22. Gelet op het voorgaande heeft Ansvar, mede in het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiser] , onvoldoende aangevoerd om (met voldoende zekerheid vast te stellen dat [eiser] de op hem rustende mededelings- en informatieplicht heeft geschonden en dat hij dit heeft gedaan met het opzet Ansvar te misleiden waardoor Ansvar in een redelijk belang is geschaad.
Vernietigbaarheid taxatie?
23. Ten aanzien van het beroep op vernietigbaarheid van de taxatie op grond van artikel 7:904 BW overweegt de kantonrechter het volgende. Op basis van het summier tussen partijen gevoerde debat en gelet op het hiervoor onder 20 en 21 overwogene heeft Ansvar te weinig gesteld om dit beroep te kunnen dragen.
Tussenconclusie
24. Het voorgaande betekent dat [eiser] recht heeft op uitkering overeenkomstig de verzekering. De auto is verzekerd voor een bedrag van € 5.900,00. Op grond van artikel 27 van de polisvoorwaarden geldt een eigen risico van € 225,00. De kantonrechter zal de vordering van [eiser] dan ook toewijzen tot een bedrag van € 5.675,00.

Vordering verwijdering registratie uit incidentenregisters en bij het CBV

25. Omdat niet is komen vast te staan dat [eiser] zijn mededelings- en informatieplicht heeft geschonden met het opzet Ansvar te misleiden, was Ansvar niet gerechtigd om [eiser] in de incidentenregisters op te nemen en bij het CBV te registreren. Dat betekent dat de vordering tot verwijdering van de registraties zal worden toegewezen. Aan de veroordeling zal een beperkte dwangsom worden verbonden die zal worden gemaximeerd.
Vorderingen Ansvar
26. Aangezien [eiser] grotendeels in het gelijk is gesteld en Ansvar tot uitkering overeenkomstig de verzekering dient over te gaan, bestaat geen grond voor toewijzing van de door Ansvar gevorderde kosten. Die vorderingen zullen worden afgewezen.
Slotsom vorderingen [eiser] en Ansvar, proceskosten
27. De slotsom is dat de vorderingen van [eiser] (conventie) grotendeels zullen worden toegewezen en de vorderingen van Ansvar (reconventie) integraal zullen worden afgewezen. Bij deze uitkomst zal Ansvar worden veroordeeld in de kosten van de procedure.

BESLISSING

De kantonrechter:

In conventie

veroordeelt Ansvar om aan [eiser] naar aanleiding van de schadevordering binnen twee weken na betekening van dit vonnis een bedrag van € 5.675,00 aan schadevergoeding te betalen;
bepaalt dat Ansvar de kosten van het rapport van Hoofddorp ter hoogte van
€ 2.441,30 dient te voldoen en dat deze kosten niet op [eiser] verhaald mogen worden;
veroordeelt Ansvar binnen twee weken na betekening van dit vonnis de door haar gedane registraties in de interne en externe registraties in incidentenregisters en bij het Centrum Bestrijding Verzekeringscriminaliteit te verwijderen, te laten verwijderen en/of te doen verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 75,00 per (gedeelte van een) dag dat zij niet aan deze veroordeling voldoet, met een maximum van € 4.500,00;
veroordeelt Ansvar in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op:
exploot € 109,59
salaris gemachtigde (2x € 311,00=) € 622,00
griffierecht € 244,00
--------------------
totaal € 975,59
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Ansvar in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.

In reconventie

wijst de vorderingen af;
veroordeelt Ansvar in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op
(1,0 punt × factor 0,5 × tarief € 311,00 =) € 155,50 aan salaris gemachtigde;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Hinskens-van Neck, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 18 maart 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.