ECLI:NL:RBAMS:2022:1425

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 april 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
9559619 CV EXPL 21-16789
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in geschil over energieleveringsovereenkomst tussen Intrum Nederland B.V. en gedaagde

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 7 april 2022 een vonnis gewezen in een geschil tussen Intrum Nederland B.V. en een gedaagde die niet is verschenen. De eiseres, Intrum Nederland B.V., heeft bij dagvaarding van 19 november 2021 gevorderd dat de gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.225,13, met nevenvorderingen. De gedaagde heeft niet tijdig geantwoord op de dagvaarding, waardoor verstek is verleend.

De kern van de zaak betreft de vraag of er sprake is van een overeenkomst met een consument. Eiseres stelt dat gedaagde als consument een overeenkomst heeft gesloten met Nuon Sales Nederland N.V., thans Vattenfall Sales Nederland N.V. Echter, uit de contractbevestiging van 10 februari 2014 blijkt dat het gaat om een energieleveringsovereenkomst voor een bedrijf, gevestigd op een ander adres dan het woonadres van de gedaagde. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van een overeenkomst met een consument, waardoor ambtshalve toetsing niet aan de orde is.

Hoewel de kantonrechter vaststelt dat eiseres de feiten in de dagvaarding niet naar waarheid heeft gepresenteerd, ziet hij geen aanleiding om hieraan gevolgen te verbinden, omdat niet is gebleken dat de gedaagde hierdoor benadeeld is. De vordering van eiseres wordt niet onrechtmatig of ongegrond geacht en wordt daarom toegewezen. De kantonrechter veroordeelt de gedaagde tot betaling van een totaalbedrag van € 2.268,94 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, en verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9559619 CV EXPL 21-16789
vonnis van: 7 april 2022
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Intrum Nederland B.V.
gevestigd te Amersfoort
eiseres
gemachtigde: Inkassier Gerechtsdeurwaarders & Incasso
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 19 november 2021 heeft eiseres gevorderd dat gedaagde zal worden veroordeeld tot betaling van € 3.225,13 met nevenvordering(en), zoals nader in de dagvaarding omschreven.
Gedaagde heeft niet (tijdig) geantwoord en evenmin uitstel gevraagd, zodat tegen deze verstek is verleend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Eiseres stelt weliswaar dat gedaagde als consument online een overeenkomst heeft gesloten met Nuon Sales Nederland N.V., thans genaamd Vattenfall Sales Nederland N.V., maar uit de contractbevestiging van 10 februari 2014 blijkt dat het om een energieleveringsovereenkomst voor ‘ [naam bedrijf] ’ gaat, gevestigd op een ander adres dan het woonadres van gedaagde. Bovendien blijkt dat het om de levering van ‘Zakelijk Voordeel Elektriciteit’ en ‘Zakelijk Voordeel Gas’ is gegaan. Hieruit leidt de kantonrechter af dat geen sprake is van een overeenkomst met een consument. In dat geval is ambtshalve toetsing niet aan de orde.
Weliswaar blijkt uit het voorgaande dat eiseres de voor de beslissing van belang zijnde feiten in de dagvaarding niet naar waarheid heeft aangevoerd, maar de kantonrechter ziet onvoldoende aanleiding om hieraan gevolgen te verbinden, omdat niet is gebleken dat gedaagde is benadeeld. Bovendien ziet de kantonrechter geen aanleiding om overeenkomstig hetgeen is overwogen in het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.17) nadere instructiemaatregelen te nemen.
De vordering komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen.

Beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde tot betaling aan eiseres van:
- € 2.268,94 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 16 november 2021 tot de dag van de voldoening;
- € 538,80 aan rente, berekend tot 16 november 2021;
- € 411,81 aan buitengerechtelijke kosten;
veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op:
exploot € 121,39
salaris € 218,00
griffierecht € 507,00
-----------------
totaal € 846,39
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt gedaagde in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 62,00 aan salaris gemachtigde, een en ander voor zover van toepassing inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Pennink, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.