ECLI:NL:RBAMS:2022:142

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 januari 2022
Publicatiedatum
17 januari 2022
Zaaknummer
9329904 CV EXPL 21-10040
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot betaling in consumentenrechtelijke geschil met informatieverplichtingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam op 17 januari 2022, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, handelend onder de naam Anti Incasso, en gedaagde. Eiser vorderde betaling van een bedrag van € 4.240,- aan hoofdsom, € 524,95 aan buitengerechtelijke kosten, en € 282,93 aan wettelijke rente, alsook de proceskosten. De vordering was gebaseerd op een overeenkomst van opdracht die eiser met gedaagde had gesloten, waarbij eiser gedaagde bijstond in een geschil met zijn voormalig werkgever Connexxion. Gedaagde betwistte de vordering en stelde dat eiser hem slechts als vriendendienst had geholpen en dat hij niets verschuldigd was, aangezien hij de vaststellingsovereenkomst binnen de bedenktermijn had ingetrokken.

Tijdens de mondelinge behandeling op 2 december 2021 werd duidelijk dat de overeenkomst tussen partijen niet binnen de verkoopruimte was gesloten, wat in strijd was met de informatieverplichtingen die voortvloeien uit het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelde dat de dagvaarding niet voldeed aan de eisen van artikel 21 Rv, omdat eiser onvoldoende had gesteld over de naleving van de relevante informatieverplichtingen. Dit leidde tot de conclusie dat de vordering niet toewijsbaar was. De kantonrechter wees de vordering af en veroordeelde eiser in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde op nihil werden begroot.

De uitspraak benadrukt het belang van het voldoen aan informatieverplichtingen in consumentenrechtelijke geschillen en de noodzaak voor eisers om hun stellingen voldoende te onderbouwen. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9329904 CV EXPL 21-10040
vonnis van: 17 januari 2022
fno.: 534

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiser] , handelend onder de naam Anti Incasso

wonende te [woonplaats]
eiser
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: Swier CS Gerechtsdeurwaarders en incassospecialisten
t e g e n

[gedaagde]

wonende te [woonplaats]
gedaagde
nader te noemen: [gedaagde]
procederend in persoon

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

De volgende stukken bevinden zich in het procesdossier:
- de dagvaarding van 28 juni 2021, met producties;
- het proces-verbaal van het mondeling antwoord;
- instructievonnis;
- dagbepaling mondelinge behandeling.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2021. Voorafgaand aan deze zitting zijn namens [eiser] nog aanvullende producties ingediend alsmede een eisvermeerdering.
is in persoon verschenen vergezeld door mr. D.S. van Boven die hem bij deze gelegenheid als gemachtigde bijstond. Ook [gedaagde] is in persoon verschenen maar werd door niemand bijgestaan.
Partijen hebben hun standpunten nader uiteengezet, [eiser] mede door ter zitting overgelegde pleitaantekeningen. Ook hebben partijen vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen is besproken.
[gedaagde] heeft ter zitting nog een productie (een vaststellingsovereenkomst van 6 september 2018) ingediend.
De zaak is uiteindelijk aangehouden voor minnelijk overleg.
Bij akte is namens [eiser] meegedeeld dat er ondanks zijn inspanningen geen contact meer is geweest met [gedaagde] zodat de kantonrechter wordt vraagt alsnog vonnis te wijzen, waarna vonnis is bepaald op heden.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Vordering en verweer

1. [eiser] vordert na een vermeerdering van eis dat [gedaagde] bij uitvoerbaar bij voorraad te
verklaren vonnis wordt veroordeeld tot betaling van:
- € 4.240,- aan hoofdsom;
- € 524,95 aan buitengerechtelijke kosten;
- € 282,93 aan wettelijke rente berekend tot en met 23 november 2021;
- de proceskosten.
2. Aan deze vordering legt [eiser] - kort gezegd - ten grondslag dat [gedaagde] hem, althans zijn onderneming Anti Incasso, heeft gevraagd hem bij te staan in een geschil met zijn voormalig werkgever Connexxion die [gedaagde] medio 2018 op staande voet had ontslagen. Daartoe is een overeenkomst van opdracht gesloten op grond waarvan [eiser] een vergoeding toekomt ter hoogte van de gevorderde hoofdsom. [eiser] heeft ook daadwerkelijk werkzaamheden voor [gedaagde] verricht door hem te begeleiden bij het sluiten van een vaststellingsovereenkomst.
3. [gedaagde] heeft de vordering gemotiveerd betwist en daartoe aangevoerd dat [eiser] hem als vriendendienst heeft geholpen. De vaststellingsovereenkomst die [eiser] hielp sluiten, heeft [gedaagde] binnen de bedenktermijn ingetrokken. Uiteindelijk heeft hij via een advocaat alsnog een regeling met Connexxion getroffen. Hij is [eiser] dus ook niets verschuldigd, althans, niet het bedrag dat [eiser] nu van hem vordert.

Beoordeling

4. Het ‘informatieformulier 2.0 voor zaken waarin de gedaagde een natuurlijk persoon is’ dat aan de dagvaarding is gehecht, vermeldt dat de overeenkomst tussen partijen is gesloten binnen de verkoopruimte. Ter zitting heeft [eiser] desgevraagd verklaard dat deze overeenkomst, waarvan [gedaagde] de totstandkoming en/of inhoud overigens weerspreekt, online dan wel telefonisch is gesloten en derhalve niet binnen de verkoopruimte. De dagvaarding voldoet op dit punt dus niet aan het bepaalde in artikel 21 Rv.
5. Uit het voorgaande volgt dat (indien zou komen vast te staan dat een overeenkomst
tussen partijen werd gesloten) sprake is van een overeenkomst op afstand. Nu [eiser]
daarbij heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep en bedrijf terwijl [gedaagde] als
consument heeft te gelden, dient de kantonrechter ambtshalve te toetsen of voorafgaand
aan en bij de totstandkoming van de overeenkomst op afstand aan de wettelijke
informatieverplichtingen als bedoeld in afdeling 2B, titel 5 van boek 6 BW (in werking
sinds 13 juni 2014) is voldaan, alsmede of er een beroep wordt gedaan op
oneerlijke bedingen.
6. Indien de eisende partij in de dagvaarding onvoldoende stelt dat de relevante
informatieverplichtingen jegens de consument zijn nageleefd, is de vordering niet
toewijsbaar (zie Hoge Raad 12-11-2021, ECLI:NL:HR:2021:1677, r.o. 3.1.17). Daarvan
is in dit geval sprake nu de dagvaarding geen enkele stelling bevat over de wettelijke
informatieverplichtingen. Evenmin zijn stukken in het geding gebracht die op de
naleving daarvan wijzen. Aan een ambtshave toetsing van deze verplichtingen wordt
derhalve niet toegekomen, noch aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil. De
vordering wordt afgewezen.
7. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiser] in de proceskosten veroordeeld die aan
de kant van [gedaagde] worden begroot op nihil.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar
uitgesproken op 17 januari 2022 in tegenwoordigheid van de griffier.