ECLI:NL:RBAMS:2022:1416

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
RK 21/017903
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen vervangende hechtenis en kans op uitvoering taakstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 maart 2022 uitspraak gedaan over het bezwaar van een veroordeelde tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 120 uren opgelegd gekregen, maar had deze niet volledig uitgevoerd. Het Openbaar Ministerie had besloten om 42 dagen vervangende hechtenis toe te passen, wat de veroordeelde in zijn bezwaar aanvecht. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de veroordeelde in overweging genomen, waaronder zijn psychische klachten en recente positieve ontwikkelingen in zijn leven, zoals het behalen van zijn diploma en het starten van een bedrijf. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de veroordeelde zich niet aan de afspraken met de reclassering had gehouden, de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde een belangrijke rol speelden. De rechtbank heeft besloten het bezwaar gegrond te verklaren en de vervangende hechtenis op te heffen, waarbij de veroordeelde een laatste kans krijgt om de resterende 84 uren van zijn taakstraf binnen zes maanden te voltooien. De rechtbank benadrukte het belang van deze kans voor de toekomst van de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-259719-20
raadkamernummer : 21-017930
datum : 2 maart 2022
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats],
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman,
mr. M.L. van Gaalen, [kantooradres],
hierna te noemen: veroordeelde.

Feiten

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 18 november 2020 veroordeelde een taakstraf van 120 uren (met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht) opgelegd en bevolen dat voor het geval veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 60 dagen zal worden toegepast. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 29 oktober 2021 beslist dat de vervangende hechtenis
(42 dagen) wordt toegepast en hiervan aan veroordeelde kennis gegeven. De kennisgeving van deze beslissing is op 18 november 2021 aan veroordeelde betekend.

Procedure

Het bezwaar is op 19 november 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 2 maart 2022 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft veroordeelde, de raadsvrouw, mr. C.J. Tiemessen, waarnemend voor mr. M.L. van Gaalen, en de officier van justitie op zitting gehoord.

Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en veroordeelde in de gelegenheid stelt het restant van de taakstraf alsnog te verrichten.
De verdediging heeft kort samengevat het volgende aangevoerd dat de veroordeelde graag nog een kans krijgt de taakstraf alsnog uit te voeren.
Veroordeelde heeft in de zomer van 2021 enige tijd psychische klachten gehad, waardoor het niet goed ging met hem. Hij is hiervoor niet bij de huisarts of een psycholoog geweest. Hij is niet zo’n prater en vindt het moeilijk om anderen te vertrouwen. Met hulp van zijn moeder heeft hij zichzelf herpakt. Vanaf eind 2021 gaat het beter met hem. Hij heeft dit niet besproken met zijn begeleider van de reclassering. Hij heeft zijn diploma gehaald en hij werkt. Daarnaast heeft veroordeelde een bedrijf opgestart en dat bedrijf ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Veroordeelde heeft nu meer overzicht en meer focus en hij heeft de tijd om zijn taakstraf te verrichten. Veroordeelde wil graag een tweede en laatste kans om zijn taakstraf te verrichten. Wanneer hij nu zou moeten gaan zitten, zou dat het positieve traject waar hij inzit, doorkruisen.

Standpunt van de reclasseringUit het rapport van de reclassering blijkt dat veroordeelde de opgelegde taakstraf niet volledig heeft verricht. Veroordeelde is slechts vier van de twaalf gemaakt werkafspraken nagekomen. Hij heeft zich meerdere malen niet aan de standaardregels van de werkstraf gehouden door zich via een WhatsApp-bericht af te melden. Om deze redenen heeft de reclassering besloten om de werkstrafopdracht als mislukt retour te zenden aan justitie.

Tijdens het intakegesprek heeft veroordeelde laten weten dat zijn school(opdrachten) een eventuele belemmering zouden kunnen zijn voor de uitvoering van de werkstraf. De reclassering heeft vervolgens rekening gehouden met de studie van veroordeelde en hem uitstel verleend door hem slechts eenmaal in de week in te plannen voor de uitvoering van zijn taakstraf. Ondanks het feit dat hij inhoudelijk op de hoogte was van de standaardregels, heeft hij het meerdere malen nagelaten om zich conform die regels af te melden. Een officiële waarschuwing en een voortgangsgesprek hebben niet het gewenste effect gehad. Veroordeelde is vijfmaal ongeoorloofd afwezig geweest voor de uitvoering van de taakstraf, wat getuigt van nalatigheid en er blijk van geeft dat veroordeelde zijn werkstraf niet als prioriteit ziet. Veroordeelde heeft 32 van de 116 uur gewerkt.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar gegrond verklaard dient te worden.
Er moet sprake zijn van hele bijzondere omstandigheden om een veroordeelde nog een tweede kans te geven om zijn taakstraf te verrichten. De officier van justitie wil veroordeelde nog wel een kans geven. Veroordeelde is een 22-jarige jongeman, die net zijn diploma heeft gehaald en een bedrijf is gestart. Dat veroordeelde niet zo’n prater is, heeft hij op de zitting wel bewezen. De vraag is wat een detentie van 42 dagen met veroordeelde zou doen. Alles afwegende vindt de officier van justitie het ook belangrijk dat veroordeelde verder kan met zijn leven en daarom wil zij veroordeelde nog een kans geven. De officier van justitie verzoekt de rechtbank om te bepalen dat veroordeelde de 84 uur die hij nog moet werken in vier maanden zal verrichten.

Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis van 18 november 2020;
  • het rapport van Reclassering Nederland, van 20 oktober 2020, met het advies de tenuitvoerlegging van (het restant van) de vervangende hechtenis te bevelen;
  • de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de vervangende hechtenis;
  • het bezwaar van veroordeelde.
Nu veroordeelde de taakstraf niet volledig heeft verricht, heeft de officier van justitie de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis in zoverre op goede gronden bevolen.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat veroordeelde zeer storend gedrag heeft laten zien bij de reclassering. Hij heeft zich niet gehouden aan de afspraken en daarbij heeft hij zich telkens ziek gemeld zonder enige onderbouwing richting de reclassering. Ook nu op de zitting onderbouwt veroordeelde niet waarom hij het heeft laten afweten. Het enkele feit dat hij geen prater is en geen hulp heeft gezocht voor het werken aan zijn problemen, omdat hij niemand vertrouwd, is niet voldoende. Aan de andere kant heeft veroordeelde net zijn diploma behaald, is hij een bedrijf aan het opzetten en wil hij een leven gaan opbouwen. De rechtbank is, gelet op deze persoonlijke omstandigheden, van oordeel dat veroordeelde er niet beter van zal worden als hij nu 42 dagen moet vastzitten. Ook omdat het niet duidelijk is wat dit voor effect op veroordeelde zal hebben. De rechtbank zal daarom veroordeelde een laatste kans geven om het resterende aantal uren van de taakstraf (84 uren) te verrichten.
De rechtbank zal het bezwaarschrift van veroordeelde gegrond verklaren en de beslissing tot toepassing van 42 dagen vervangende hechtenis opheffen.
De rechtbank zal daarbij bepalen dat de termijn, waarbinnen de veroordeelde de taakstraf dient te hebben verricht, met zes maanden wordt verlengd. Deze relatief korte termijn zal de rechtbank stellen om aan veroordeelde heel duidelijk te maken dat hij alles opzij moet zetten om deze laatste kans te laten slagen.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het bezwaar gegrond;
- bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op
84 uren;
- bepaalt dat de taakstraf binnen
zes maandenna heden moet worden voltooid.
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, politierechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2022.