In deze beschikking van de Rechtbank Amsterdam, uitgesproken op 2 maart 2022, zijn verzoeken van een gewezen verdachte om schadevergoeding en kostenvergoeding behandeld. De verzoeker, geboren in 2002, had een verzoek ingediend voor een schadevergoeding van € 3.420,- wegens schade door ondergane verzekering en voorlopige hechtenis, en voor de kosten van zijn raadsman, die hij op € 21.382,52 had gesteld, plus € 680,- voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift. De rechtbank heeft het verzoekschrift op 14 april 2021 ontvangen en na een schriftelijke reactie van het Openbaar Ministerie op 17 mei 2021, is de zaak op 2 maart 2022 in openbare raadkamer behandeld. De verzoeker was niet verschenen, maar zijn raadsman heeft het verzoek toegelicht. De officier van justitie heeft zich verzet tegen de toekenning van de standaardvergoeding voor de kosten van de raadsman, maar de rechtbank oordeelde dat de opgevoerde kosten niet bovenmatig waren.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker in totaal vier dagen op een politiebureau en 29 dagen in een huis van bewaring heeft doorgebracht. De rechtbank kent een schadevergoeding toe van € 130,- per dag voor de dagen op het politiebureau en € 100,- per dag voor de dagen in het huis van bewaring. De totale schadevergoeding voor de voorlopige hechtenis bedraagt € 3.420,-. Daarnaast wordt de vergoeding voor de kosten van de raadsman en de kosten voor het opstellen van het verzoekschrift toegewezen. De rechtbank heeft ook de verrekening van de vergoedingen met openstaande geldboetes besproken, waarbij een totaalbedrag van € 25.169,52 aan de verzoeker zal worden uitgekeerd, na verrekening van de openstaande bedragen aan de Staat. De beschikking is openbaar uitgesproken en er staat hoger beroep open voor zowel de verzoeker als de officier van justitie.