ECLI:NL:RBAMS:2022:1401

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 maart 2022
Publicatiedatum
23 maart 2022
Zaaknummer
RK 19/6947
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggave van in beslag genomen personenauto na vernietiging eerdere beschikking

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 maart 2022 uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Klager, geboren in 1978, heeft een klaagschrift ingediend voor de teruggave van een personenauto, een Mercedes Benz C320 CDI, die in beslag was genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek. De rechtbank had eerder, op 7 mei 2020, het klaagschrift ongegrond verklaard, maar deze beslissing werd op 2 november 2021 door de Hoge Raad vernietigd en de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank voor herbehandeling.

Tijdens de zitting op 2 maart 2022 is klager gehoord, evenals zijn raadsvrouw en de officier van justitie. De beslagene, die in de Mercedes reed, was niet verschenen. Klager stelde dat hij de rechthebbende was van de auto, die hij van zijn spaargeld had gekocht. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave, omdat er geen nieuwe feiten waren die de teruggave rechtvaardigden. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat het beslag niet was geëindigd, ondanks de eerdere vrijspraak van klager en de beslagene voor witwassen en valsheid in geschrifte.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd, gezien de overgelegde documenten en getuigenverklaringen. De rechtbank heeft het klaagschrift gegrond verklaard en gelast dat de Mercedes aan klager wordt teruggegeven. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door rechter H.E. Hoogendijk, met de griffier A. Gordon aanwezig. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/733018-16
RK: 19/6947
Beschikking op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:

[klager] ,

geboren op [geboortedag 1] 1978 te [geboorteplaats 1] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. F.A. Ten Berge, [kantooradres] ,
klager.
[beslagene], geboren op [geboortedag 2] 1983 te [geboorteplaats 2] , wonende [adres] , [woonplaats] , is de beslagene (hierna: [beslagene] ).

Procesgang

Het klaagschrift is op 10 december 2019 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Bij beschikking van 7 mei 2020 heeft de rechtbank het klaagschrift ongegrond verklaard.
Op 19 mei 2020 heeft klager cassatie ingesteld tegen de beschikking van 7 mei 2020.
De Hoge Raad heeft bij arrest van 2 november 2021 de beschikking van de rechtbank van
7 mei 2020 vernietigd en de zaak terugverwezen naar de rechtbank om het klaagschrift opnieuw te behandelen en af te doen.
De rechtbank heeft op 2 maart 2022 klager, zijn raadsvrouw en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
De beslagene is, hoewel geldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot teruggave van het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- een personenauto, merk Mercedes Benz C320 CDI, kenteken [kenteken] (hierna: de Mercedes).
De raadsvrouw van klager heeft naar aanleiding van het standpunt van het Openbaar Ministerie en ter toelichting op het klaagschrift kort samengevat het volgende aangevoerd.
Klager is ontvankelijk in zijn beklag omdat het beslag niet is geëindigd. Met betrekking tot het toetsingskader heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Namens klager heeft de raadsvrouw naar voren gebracht dat klager de rechthebbende is van de Mercedes. Hij heeft de Mercedes van zijn spaargeld gekocht en daarom volhardt hij ook in zijn beklag. De Mercedes staat op zijn naam en is ook aan hem geleverd. [beslagene] reed in die Mercedes, omdat klager geen rijbewijs had. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft klager twee aankoopnota’s en getuigenverklaringen overgelegd. Hij heeft er alles aan gedaan om aan te tonen dat hij eigenaar is van de Mercedes. Klager meent dan ook dat het na tien jaar lang genoeg heeft geduurd en vindt dat de rechtbank niet anders kan dan de Mercedes aan hem terug te geven.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft in raadkamer verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de in beslag genomen Mercedes aan klager. Sinds de vorige zitting zijn er geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan het beklag nu gegrond dient te worden verklaard en de auto kan worden teruggegeven aan klager.
Klager was en is niet erg overtuigend in zijn verklaring dat hij een dure Mercedes heeft gekocht voor zijn bedrijf en waar hij vervolgens niet zelf in kon rijden omdat hij geen rijbewijs heeft. Op grond van het dossier kan niet worden vastgesteld wie de rechthebbende is van de Mercedes. De overgelegde getuigenverklaring van [getuige] uit het onderzoeksdossier verandert daar niets aan.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
In 2011 is op de voet van artikel 94 Sv voornoemde Mercedes in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar oplichting van de ABN-AMRO bank en de Rabobank, waarbij meerdere verdachten in beeld waren.
Klager en de beslagene zijn bij vonnis van 13 juli 2018 vrijgesproken van witwassen en/of valsheid in geschrifte met betrekking tot de Mercedes.
Ontvankelijkheid
Klager heeft op 10 december 2019 een klaagschrift ingediend. Uit artikel 552a lid 3 Sv volgt dat een klaagschrift of verzoek niet ontvankelijk is indien het is ingediend op een tijdstip waarop drie maanden zijn verstreken sedert de vervolgde zaak tot een einde is gekomen.
De strafzaak tegen [beslagene] waarin de Mercedes in beslag is genomen is tot een einde gekomen met het vonnis van 13 juli 2018. Op 10 december 2019 waren er derhalve meer dan drie maanden verstreken na deze beslissing. De rechtbank heeft in dat vonnis echter ten aanzien van het beslag overwogen dat op basis van het dossier niet vastgesteld kon worden van wie de Mercedes echt was en bepaald dat dat de Mercedes moest worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Gelet op het overwogene in ECLl:NL:HR:2011:BQ3667 is met deze beslissing het beslag niet geëindigd.
Klager, die stelt rechthebbende te zijn, is derhalve ontvankelijk in zijn verzoek.
Toetsingskader
Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv. Nu er geen einde is gekomen aan het beslag dient de rechtbank in deze klaagschriftprocedure
a.te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen,
b.de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp te gelasten aan de beslagene, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd.
Dat in de strafzaak van [beslagene] nadien nog conservatoir beslag op grond van artikel 94a Sv is gelegd maakt de toetsingsmaatstaf niet anders.
Het Openbaar Ministerie heeft aangegeven dat er, nu de strafzaak tegen [beslagene] is geëindigd, geen strafvorderlijk belang meer is. Teruggave van de Mercedes is niet door [beslagene] verzocht, maar wel door klager, die stelt rechthebbende te zijn.
De rechtbank dient te beoordelen of de klager inderdaad redelijkerwijs als rechthebbende op de Mercedes kan worden aangemerkt.
Bij voornoemd vonnis heeft de rechtbank in de strafzaak tegen [beslagene] beslist dat de Mercedes moet worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende omdat niet kon worden vastgesteld wie de eigenaar was.
In het vonnis van klager heeft de rechtbank overwogen:
“De rechtbank is niet tot de overtuiging gekomen dat de Mercedes daadwerkelijk van
medeverdachte [beslagene] was. Er zijn wel aanwijzingen dat de auto van verdachte was (hij heeft er volgens hem en volgens [beslagene] € 40.500,- voor betaald, verkoper [getuige] verklaart dat hij de auto aan ' [klager] ' heeft verkocht, verdachte was aanwezig bij de levering van de auto en de auto stond (uiteindelijk) op zijn naam, maar er zijn ook aanwijzingen dat de auto van medeverdachte [beslagene] was (hij reed veelvuldig in de auto, heeft de auto aanbetaald, was aanwezig bij de levering ervan en zijn naam stond op de eerste verkoopnota). Ten slotte hebben verdachte en de medeverdachte verklaard dat de auto ten behoeve van hun bedrijf was aangeschaft.”
Bij het klaagschrift is een kentekenbewijs overgelegd waaruit blijkt dat de Mercedes op naam van klager staat. Voorts zijn door klager schriftelijke verklaringen van [persoon 1] en [persoon 2] overgelegd die – kort gezegd – weergeven dat de Mercedes van klager is.
De rechtbank hoeft in deze procedure geen uitspraak te doen over het eigendom. De vraag is of klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd. Hoewel er veel vraagtekens te zetten zijn bij de gang van zaken bij de aankoop, de twee aankoopnota’s en het feit dat klager geen rijbewijs heeft en toch een dergelijke auto koopt voor een bedrijf in Halalkip, zijn er in deze stand van de procedure – nu zowel klager als [beslagene] zijn vrijgesproken van valsheid in geschrift en/of witwassen en de rechtbank in dat vonnis niet de overtuiging had dat de Mercedes van [beslagene] was – voldoende aanwijzingen dat klager redelijkerwijs als rechthebbende kan worden beschouwd.
Het klaagschrift zal dan ook gegrond worden verklaard.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De rechtbank verklaart het beklag
gegronden gelast de teruggave aan klager van een personenauto, merk Mercedes Benz C320 CDI, kenteken [kenteken] .
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, rechter,
in tegenwoordigheid van A. Gordon, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 23 maart 2022.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open,
in te stellen bij de griffie van deze rechtbank,
binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.