ECLI:NL:RBAMS:2022:14

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 januari 2022
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
13/165855-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor medeplegen van handel in cocaïne, wapenbezit en gewoontewitwassen

Op 5 januari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van handel in cocaïne, wapenbezit en gewoontewitwassen. De verdachte, geboren in 1967 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte betrokken was bij de handel in ongeveer 4.000 kg cocaïne, het voorhanden hebben van vijf vuurwapens en munitie, en het witwassen van een bedrag van circa 12 miljoen euro. De rechtbank verklaarde de dagvaarding nietig voor een deel van het bewezen verklaarde feit dat betrekking had op circa 11 miljoen euro, omdat dit deel niet voldoende specifiek was geformuleerd in de tenlastelegging. De rechtbank vond het medeplegen van gewoontewitwassen bewezen, evenals het voorhanden hebben van vuurwapens en het handelen in cocaïne. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor het niet bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij, en legde een gevangenisstraf op die in overeenstemming is met de ernst van de gepleegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/165855-21
Datum uitspraak: 5 januari 2022
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1967,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het [naam Justitieel Complex] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 oktober en 22 december 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. U.E.A. Weitzel, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. A.J.M. van Roy, naar voren hebben gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan verdachte is - kort gezegd - ten laste gelegd dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
in de periode van 1 december 2020 tot met 24 juni 2021:
1. het medeplegen van (gewoonte)witwassen van geldbedragen, totaal circa 35 miljoen euro, en diverse andere voorwerpen;
2. het medeplegen van het handelen in en/of het aanwezig hebben van een hoeveelheid cocaïne van in totaal ongeveer 4.100 kilogram;
op of omstreeks 24 juni 2021:
3. het medeplegen van het voorhanden hebben van vijf vuurwapens en munitie (patronen);
4. het medeplegen van het voorhanden hebben van een geluiddemper voor een vuurwapen en een nabootsing van een handvuurwapen.
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in bijlage I bij dit vonnis en geldt als hier ingevoegd.

3.De voorvragen

De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven de dagvaarding deels nietig te verklaren, namelijk voor wat betreft het laatste gedachtestreepje van feit 1: ‘- een of meer andere luxe goederen’, omdat onduidelijk is welke goederen hiermee worden bedoeld.
De rechtbank stelt voorop dat op grond van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) de tenlastelegging een zodanige opgave van het feit dient te zijn dat, in combinatie met het onderliggende dossier, voldoende duidelijk is waartegen verdachte zich moet verdedigen. De rechtbank vindt dat het gedachtestreepje ‘-een of meer andere luxe goederen’ in het licht van het onderliggende dossier te algemeen en onvoldoende specifiek is geformuleerd. Het is niet duidelijk welke luxe goederen, anders dan de wel genoemde goederen, worden bedoeld en dus ook niet waartegen verdachte zich moet verweren. De tenlastelegging voldoet op dit punt daarom niet aan de wettelijke eisen die aan de dagvaarding worden gesteld. De rechtbank verklaart de dagvaarding daarom nietig voor wat betreft: ‘- een of meer andere luxe goederen’.
De dagvaarding is voor het overige wel geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.De waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Het strafrechtelijk onderzoek 13Adonora is op 15 maart 2021 gestart naar aanleiding van informatie van het TCI dat het perceel [adres perceel] vermoedelijk werd gebruikt voor de overdracht van geldbedragen of verdovende middelen en als opslag voor verdovende middelen en contante gelden die vermoedelijk afkomstig waren uit misdrijf. Uit nader onderzoek, waaronder (camera)observaties, blijkt volgens de politie dat verdachte gebruikt maakt van de woning aan de [adres perceel] en dat hij en medeverdachte [medeverdachte] betrokken zijn bij het vervoeren, overdragen en ontvangen van tassen die vermoedelijk zijn gevuld met geld en verdovende middelen. Op 24 juni 2021 is verdachte in de deuropening van de woning aangehouden en heeft aansluitend een doorzoeking in de woning plaatsgevonden. Hierbij zijn geldbedragen, vuurwapens, munitie en een grote hoeveelheid cocaïne aangetroffen. Medeverdachte [medeverdachte] wordt op dezelfde dag aangehouden in Aalsmeer.
4.2
Feit 1: het medeplegen van (gewoonte)witwassen
4.2.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen voor wat betreft alle ten laste gelegde goederen en geldbedragen, in totaal ongeveer 35 miljoen euro, bewezen.
4.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman voert aan dat verdachte moet worden vrijgesproken van het witwassen van € 23.049.645,-. Dit geldbedrag wordt genoemd in een notitie waarvan niet kan worden vastgesteld dat die door verdachte is opgesteld. De notitie is aangetroffen op de iPod die verdachte onder zich had, maar die iPod staat op naam van [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] . Uit het dossier blijkt niet dat verdachte één van deze personen is en het is dus heel goed mogelijk dat iemand anders dan verdachte de iPod in gebruik had en de notitie heeft opgesteld. Ook is niet onomstotelijk duidelijk dat het om opbrengsten van cocaïnehandel gaat. Er is niet vastgesteld dat de genoemde geldbedragen daadwerkelijk zijn ontvangen door verdachte en dat verdachte die heeft doorgestuurd.
De raadsman vindt dat verdachte ook moet worden vrijgesproken van het witwassen voor wat betreft de boot, de elektrische fiets, het tafelboek met standaard, de gouden sieraden en de flessen drank. Voor deze goederen geldt dat ze ruim voor de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft en daarom niet kan worden vastgesteld dat die goederen gekocht of verworven zijn met gelden afkomstig uit enig misdrijf. Verdachte heeft verklaard dat hij tot het jaar 2020 goed van de inkomsten van zijn bedrijf in Mexico heeft kunnen leven.
De raadsman is van mening dat de rechtbank voor de andere ten laste gelegde geldbedragen en de goudplaatjes wel tot een bewezenverklaring kan komen, gezien de omstandigheden waaronder die zijn aangetroffen en het ontbreken van een verklaring van verdachte.
4.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt het ten laste gelegde gewoontewitwassen bewezen voor een deel van de geldbedragen en voor de gespecificeerde goederen.
Het geldbedrag van € 23.409.645,-
Het ten laste gelegde geldbedrag van € 23.409.645,- bestaat volgens de tenlastelegging uit betalingen die tot 22 juni 2021 zijn gedaan conform de notitie ‘verkoop aankomst december’. Uit het dossier blijkt dat deze notitie is aangetroffen op een iPod die verdachte bij zich droeg toen hij werd aangehouden. De rechtbank stelt vast dat deze iPod gebruikt werd door verdachte, dat verdachte deze iPod gebruikte voor de handel in cocaïne en dat hij de notitie heeft opgesteld. De rechtbank stelt ook vast dat het ten laste gelegde geldbedrag een betaling is voor geleverde cocaïne. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Gebruik iPod door verdachte en inhoud aangetroffen chats
De rechtbank leidt uit het dossier het volgende af. Op 24 juni 2021 is verdachte aangehouden in de deuropening van de woning aan de [adres perceel] . In zijn broekzak zat een iPod met een witte portable wifi. Medeverdachte [medeverdachte] is bijna gelijktijdig aangehouden. In de auto waarin hij is aangehouden trof de politie ook een iPod en een witte portable wifi van het merk Huawei aan. Opvallend is dat op beide portable wifi-apparaten een sticker zat waaruit blijkt dat zij op dezelfde datum zijn geactiveerd (2 juli 2020) en de nummers van de apparaten lijken uit een opvolgende reeks te komen.
Uit onderzoek blijkt dat verdachte het pand aan de [adres perceel] huurt. Verdachte heeft dit bij de politie bevestigd. Na zijn aanhouding werden in de woning luxe goederen, geldbedragen, vuurwapens, munitie en 2742 blokken cocaïne aangetroffen. Uit (camera)observaties blijkt dat verdachte in de weken voor de aanhouding dagelijks bij de woning is geweest, dat medeverdachte [medeverdachte] ook regelmatig bij de woning was en dat [medeverdachte] gevulde tassen vervoerde, overdroeg en ontving. [medeverdachte] ontving die tassen onder andere van verdachte. In het voertuig waarin [medeverdachte] is aangehouden stond een tas met € 160.000,-. Ook is gezien dat verdachte vlak voor zijn aanhouding een tas met (naar later bleek) € 570.400,- vanuit zijn woning in zijn auto heeft gezet.
Op de iPod die bij [medeverdachte] is aangetroffen zijn op de messenger applicatie Threema chats aangetroffen tussen ‘ [naam 4] ( [naam 4] )’, zijnde de gebruikersnaam van de owner van de applicatie, ‘ [naam applicatie] ’ en ‘ [naam 2] ’. De rechtbank stelt vast dat medeverdachte [medeverdachte] de gebruiker is van de iPod en dat hij in de chats gebruikt maakt van de naam ‘ [naam 4] ’. Hiervoor is redengevend dat de iPod bij hem is aangetroffen en dat in het voertuig waarin hij is aangehouden ook een biljet van € 10,- lag waarvan ‘ [naam 4] ’ in een chat een foto heeft gestuurd.
De rechtbank concludeert dat de chats gaan over het bestellen en leveren van cocaïne. Dit leidt de rechtbank af uit de omstandigheid dat in de woning van verdachte grote hoeveelheden cocaïne zijn aangetroffen en uit de inhoud van de chats op de iPod van [medeverdachte] . Zo schreef [naam applicatie] op 19 juni 2021: ‘20 x 1800 stamp voor dutch’ en ‘Maandag betalen’ en ‘Morgen afgeven’ en antwoordden [naam 4] en [naam 2] beiden met: ‘Ok top’. In de woning van verdachte lagen blokken cocaïne voorzien van het logo ‘1800’. Uit de chats blijkt verder dat de levering de volgende dag niet is doorgegaan, maar dat er op 22 juni alsnog 12 stuks zijn besteld voor dutch, dat [naam 4] een token stuurde in verband met de betaling van de bestelling en dat hij op 23 juni 2021 heeft laten weten dat de levering is gelukt. De rechtbank leidt uit de chats ook af dat 26 blokken cocaïne met de opdruk ‘Stone Island’ werden besteld. In de woning van verdachte lagen ook blokken cocaïne met daarop het logo Stone Island.
Op de iPod die bij verdachte is aangetroffen is op de messenger applicatie Threema een chat aangetroffen van mei 2021 met als deelnemers ‘ [naam 2] ( [naam 2] )’, zijnde de gebruikersnaam van de owner van de applicatie, ‘nemo’ en ‘ [naam 4] ’, zijnde de gebruikersnaam van medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank stelt vast dat verdachte degene is die gebruik maakt van de iPod onder meer met de gebruikersnaam ‘ [naam 2] ’. Hiervoor is redengevend dat de iPod is aangetroffen bij verdachte en dat de inhoud van de chats aansluit bij de bevindingen van de observaties en de doorzoeking waaruit is gebleken dat verdachte communiceerde met medeverdachte [medeverdachte] ( [naam 4] ) en beschikte over grote hoeveelheden cocaïne en geld en dat hij en [medeverdachte] gevulde tassen vervoerden en/of overdroegen. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer dat het dossier ruimte laat voor de mogelijkheid dat de iPod door een ander dan verdachte werd gebruikt. Daarbij weegt de rechtbank mee dat verdachte niet heeft verklaard wie anders dan hijzelf, de gebruiker is geweest. De rechtbank stelt op basis van voornoemde chats, de observaties en het aantreffen van de grote hoeveelheden geld, cocaïne en vuurwapens in de woning van verdachte vast dat verdachte zich bezighield met de handel in cocaïne.
De notitie is opgesteld voor verdachte
De notitie waar in de tenlastelegging naar wordt verwezen is aangetroffen op de iPod die in gebruik was bij verdachte. De notitie is opgesteld op 22 juni 2021 en bewerkt op 23 juni 2021. Op die dag is de notitie door [naam 2] (verdachte) verstuurd in een chat en op diezelfde datum werd er ook gecommuniceerd tussen [naam 2] (verdachte) en [naam 4] (medeverdachte [medeverdachte] ) over leveringen van drugs (zie boven). Op het moment dat de notitie werd opgesteld en bewerkt, was de iPod dus in gebruik bij verdachte. De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat het dus ook verdachte moet zijn geweest die de notitie heeft opgesteld.
De inhoud van de notitie
De rechtbank leidt uit de inhoud van op de iPods aangetroffen chats en de tekst van de notitie zelf af, dat de notitie betrekking heeft op de levering en betaling van een partij cocaïne en dat het ten laste gelegde bedrag van € 23.408.645,- het reeds betaalde geldbedrag is voor 952,5 kilogram geleverde cocaïne.
Uit de tekst van de (vertaling van) de notitie leidt de rechtbank af dat het bedrag het totaal is van de tot dan toe gedane betalingen en dat die betalingen betrekking hebben op de verkoop of ‘bestelling aangekomen in december’. In de notitie worden bedragen en stuks genoemd. Dat de stuks betrekking hebben op cocaïne blijkt uit de volgende inhoud van de chats.
De notitie is verstuurd door verdachte in een chat met ‘ [naam 5] ’ van 23 juni 2021. Uit onderzoek van de politie blijkt dat [naam 5] de gebruikersnaam is van [gebruikersnaam] . In de vertaling van de chats is onder andere te lezen dat [naam 5] op 24 mei 2021 vraagt: ‘Hoe is de prijs daar nu ?’en dat verdachte schrijft: ‘We verkopen zo tussen de 24 en 25/25,5’. Dit wijst klaarblijkelijk op de groothandelsprijs van een kilo cocaïne, te weten circa € 25.000,-. Dit bedrag past bij het in deze notitie genoemde aantal van 952,5 kilo cocaïne, zeker in het licht van het gehele dossier.
Verdachte schrijft verder: ‘Wij hebben nu ongeveer driekwart van de eerste bestelling verkocht’. Op 23 juni 2021 vraagt [naam 5] : ‘Vriend, weet je ongeveer hoeveel er nog over is van de eerste bestelling?’. Verdachte antwoordt: ‘We zijn klaar met de eerste bestelling, vriend. Ik stuur je straks de hele berekening op’. Een paar uur later stuurt verdachte de notitie op. De rechtbank leidt uit de verdere chats af dat het resterende deel van € 916.730,- dat verdachte aan [naam 5] moet betalen, aan [naam 5] wordt betaald.
Gezien de inhoud van deze chats en de inhoud van de notitie volgt de rechtbank de verdenking , inhoudende dat verdachte is betrokken bij de verkoop van een partij cocaïne geleverd door [gebruikersnaam] en dat het ten laste gelegde bedrag van € 23.408.645,- de opbrengst is van de door verdachte reeds verkochte cocaïne.
Het witwassen van € 23.408.645,- en de andere ten laste gelegde geldbedragen
Het bedrag van € 23.408.645is gezien het voorgaande afkomstig uit een – eigen – misdrijf (namelijk de verkoop van cocaïne).
De overige ten laste gelegde geldbedragen (in totaal ruim 11 miljoen euro) zijn in de woning van verdachte, in zijn fouillering en in zijn auto aangetroffen. De officier van justitie heeft aangevoerd dat dit bedrag moet worden opgeteld bij het bedrag van de ruim 23 miljoen euro en dat dus verdachte een totaalbedrag van bijna 35 miljoen euro heeft witgewassen. De rechtbank kan echter op basis van de informatie in het dossier niet buiten redelijke twijfel uitsluiten dat deze circa 11 miljoen euro een deel is van het bedrag van € 23.408.645,-, omdat uit het dossier niet precies volgt wat er met dit laatste geldbedrag is gebeurd, terwijl wel duidelijk is dat medeverdachte [medeverdachte] meermalen met een tas met geld op pad werd gestuurd vanaf het adres van verdachte. Het dossier laat dus ruimte voor de mogelijkheid dat de circa 11 miljoen euro een ‘restant’ is van de circa 23 miljoen euro. In dat scenario is de 11 miljoen euro die onder verdachte is aangetroffen tevens afkomstig uit het eigen misdrijf: de handel in cocaïne. In ieder geval kan niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de circa 11 miljoen euro afkomstig is van enig ander misdrijf.
De conclusie is dus dat verdachte circa 11 miljoen euro voorhanden heeft gehad afkomstig uit eigen misdrijf. Dat betekent dat circa 12 miljoen euro niet is aangetroffen. De rechtbank gaat er op basis van de inhoud van het dossier vanuit dat dit bedrag door verdachte is overgedragen, al dan niet in verschillende kleinere bedragen. Onder punt 7 hierna, zal de rechtbank verder overwegen wat deze vaststelling betekent voor de kwalificatie van het feit. De slotsom daarvan is dat bewezen is dat verdachte circa 12 miljoen euro heeft witgewassen.
Het witwassen van de ten laste gelegde goederen
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte deze goederen heeft witgewassen. De goederen behoren allemaal toe aan verdachte. Het gaat om luxe goederen van aanzienlijke waarde. De gouden plaatjes en de boot vertegenwoordigen al een waarde van respectievelijk € 200.000,- en € 30.000,-, maar ook de overige goederen zijn kostbaar. De omstandigheden waaronder de goederen bij verdachte zijn aangetroffen, namelijk terwijl verdachte zich bezighield met de handel in cocaïne en terwijl in zijn woning een zeer grote hoeveelheid cocaïne, heel veel geld, vuurwapens en munitie werden gevonden, rechtvaardigen een vermoeden dat het geld waarmee deze goederen zijn aangeschaft, afkomstig is uit enig misdrijf.
De rechtbank vindt niet aannemelijk geworden dat verdachte de goederen heeft aangeschaft met gelden met een legale herkomst. Hiervoor is het volgende van belang. Er is onderzoek gedaan naar de financiën van verdachte en van zijn ex-partner in de periode vanaf 1 januari 2016. Verdachte heeft in die jaren geen aangiften inkomstenbelasting gedaan. Uit de aangiften vennootschapsbelasting van zijn bedrijf [naam bedrijf] blijkt dat het bedrijf verlies maakte, schulden had en een negatief eigen vermogen had. De rechtbank concludeert dat niet is gebleken dat verdachte over legale inkomsten heeft beschikt waarmee hij de ten laste gelegde goederen heeft kunnen aanschaffen. Dat de boot giraal is betaald, maakt dit niet anders. De stelling van de verdediging dat de goederen, met uitzondering van de gouden plaatjes, ruim voor de ten laste gelegde periode zijn aangeschaft en dat daarom niet kan worden vastgesteld dat ze zijn betaald met gelden die uit misdrijf afkomstig zijn, maakt dit niet anders omdat niet is gebleken dat verdachte eerder wel beschikte over een legaal inkomen waarmee hij dergelijke kostbare goederen kon aanschaffen, ook niet in de jaren voor de ten laste gelegde periode.
Verdachte heeft op voorhand geen concrete en min of meer verifieerbare verklaring gegeven over de herkomst van het geld waarmee de goederen zijn aangeschaft. Verdachte heeft pas op de terechtzitting verklaard dat hij de boot en het boek heeft betaald met inkomsten uit zijn bedrijf in Mexico. Verdachte heeft hiervan geen stukken overgelegd, zijn verklaring is op een heel laat moment afgelegd en onvoldoende concreet en verifieerbaar. Dit alles rechtvaardigt de conclusie dat deze goederen van enig misdrijf afkomstig zijn.
Gewoonte
Omdat de witwashandelingen hebben plaatsgevonden over een langere periode, voor een bedrag van in totaal 12 miljoen euro en tal van luxe goederen, is sprake van gewoontewitwassen.
4.3
Feit 2: het medeplegen van het handelen in en/of het aanwezig hebben van cocaïne
4.3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt het ten laste gelegde medeplegen van het verstrekken en vervoeren dan wel het opzettelijk aanwezig hebben van ruim 4.000 kilogram cocaïne bewezen.
4.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van het aanwezig hebben van 952,5 kilogram cocaïne. Reden hiervoor is dat onvoldoende duidelijk is wie de notitie waarnaar in de tenlastelegging wordt verwezen heeft geschreven en of de notitie betrekking heeft op de handel in 952,5 kilogram cocaïne.
De raadsman refereert zich voor de overige hoeveelheden cocaïne aan het oordeel van de rechtbank
4.3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt feit 2 bewezen, ook voor wat betreft de 952,5 kilogram cocaïne. De rechtbank heeft onder 4.2.3 geconcludeerd dat de notitie waaruit deze hoeveelheid ten laste gelegde cocaïne is afgeleid afkomstig is van verdachte en dat de notitie ziet op de levering van een partij cocaïne en de berekening en de betaling daarvan. De in de woning van verdachte aangetroffen blokken cocaïne waren per kilogram verpakt. Uit de notitie gelezen in samenhang met de chats blijkt dat de prijs waarvoor verdachte de cocaïne verkocht, ongeveer tussen de € 24.000,- en € 25.000,- per blok/kilogram lag. Uit de notitie volgt dat met ‘stuks’ het aantal blokken cocaïne is bedoeld die dus telkens een kilogram wogen.
4.4
Feiten 3 en 4: het voorhanden hebben van (nep)wapens, munitie en een geluiddemper
4.4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt bewezen dat verdachte vijf vuurwapens en munitie (feit 3) en een geluiddemper en nepvuurwapen (feit 4) voorhanden heeft gehad.
4.4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich primair op het standpunt dat uit de verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd en die inhoudt dat hij niets wist van de wapens en munitie die in de hal en de garage lagen, moet worden afgeleid dat hij dus geen wetenschap had van de aanwezigheid van deze voorwerpen in zijn woning. Uit de cameraobservatie blijkt dat er personen in de woning zijn geweest terwijl verdachte niet aanwezig was. Dit laat de mogelijkheid open dat een ander of anderen dan verdachte in de woning wapens en/of munitie heeft of hebben neergelegd.
4.4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank vindt bewezen dat verdachte de onder 3 en 4 genoemde (nep)wapens, munitie en geluiddemper voorhanden heeft gehad. Verdachte huurde de woning gedurende vijf jaar en was naar eigen zeggen de enige die in de woning woonde. Een vuurwapen is in de bijkeuken aangetroffen. Hij kwam ook in de garage waar heel veel cocaïne en de meeste andere vuurwapens en munitie zijn aangetroffen. Verdachte hield zich bezig met de handel in cocaïne. Er lag ruim 3.000 kilogram cocaïne in zijn woning en meer dan 10 miljoen euro. Het is algemeen bekend dat de handel in cocaïne gepaard gaat met veel geweld en veiligheidsrisico’s en dat het risico bestaat van ripdeals. Het is aannemelijk dat de vuurwapens en munitie in de woning lagen ter bescherming van de partij cocaïne, het geld en verdachte. De rechtbank concludeert op grond van deze omstandigheden dat het niet anders kan dan dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de wapens en munitie. Verdachte kon ook over alle wapens en munitie beschikken. Dat andere personen mogelijk toegang hadden tot de woning en een of meer wapens en/of munitie hebben neergelegd maakt dit niet anders.

5.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de bewijsmiddelen. Als tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

6.De bewezenverklaring

De rechtbank vindt bewezen dat verdachte
1.
in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 24 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s) (telkens) een of meer voorwerpen, te weten:
- een geldbedrag (betalingen tot 22/06/21 conform notitie 'verkoop aankomst december') en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 5.697.000,- uro (ruimte 5, kruipruimte bijkeuken woning [verdachte] ) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 4.900.540,- euro (ruimte 14 woning [verdachte] ) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 570.400,- euro (Mercedes Benz E200 met kenteken [kenteken] [verdachte] ) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 152.675,- euro (verspreid in woning [verdachte] ) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 3.366,95 euro (fouillering [verdachte] ) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 14.280,- GBP (Engelse Ponden) (woning [verdachte] ) en
- een contant geldbedrag, te weten in totaal 10.302,- US Dollars (woning [verdachte] ) en
- 49 umicore gouden plaatjes à 100 gram per stuk (woning [verdachte] ) en
- een sloep van het merk Nauta Spirit / 25, [nummer] en
- een elektrische fiets van het merk Fatwheel ebike Vintage Cruiser en
- (tafel)boek met bijgeleverde standaard van Mohammed Ali met een waarde van ongeveer 12.500,- euro en
- twee Rolex horloges, te weten een Rolex Oyster Perpetual Datejust ( [nummer] ) en een Rolex, type GMT-Master II Oyster Perpetual ( [nummer] ) en
- twee gouden sieraden (uit tasje op de eettafel woning [verdachte] ) en
- kostbare flessen wijn en sterke drank van onder meer Louis XIII van Remy Martin (met een waarde van 2.249,- euro) en Centaure de Diamant van Remy Martin (met een waarde van 1.195,- euro),
verworven en voorhanden gehad en/of overgedragen
terwijl hij en zijn mededader(s) wisten dat bovenomschreven voorwerpen en geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
2.
in of omstreeks de periode van 1 december 2020 tot en met 24 juni 2021 in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
- in totaal 952,5 blokken bevattende cocaïne (conform notitie 'verkoop aankomst december') en
- in totaal 2742 blokken bevattende cocaïne,
zijnde in totaal ongeveer 952,5 kilogram cocaïne en 2.993,6 kilogram cocaïne en 154,21 kilogram cocaïne;
3.
op 24 juni 2021 te De Kwakel, wapens en munitie van categorie II of III, te weten:
- een pistoolmitrailleur, merk Glock, model 19C, kaliber 9mm x 19 en patronen en
- een pistool, merk Pietro Beretta, model 950B, kaliber 6.35mm Browning inclusief munitie en
- een pistool, merk Crvena Zastava, model 70, kaliber 7.65mm Browning inclusief munitie en
- 86 patronen in de kalibers 9mm x 19 en 6.35 mm Browning en
- 25 patronen, kaliber 9mm x 19 en
- 45 patronen, kaliber .38Special en
-1 patroon, kaliber 9mm x 19 (in patroonmagazijn Glock) en
- 50 patronen, kaliber 9mm x 19 en
- 35 patronen, kaliber 9m x 19 en
- een revolver, merk Ruger, model SP101, kaliber .357 Magnum (inclusief .38 Special) en 5 patronen kaliber .38 Smith & Wesson en
- een pistool, merk Glock, model 17, kaliber 9mm x19 en
-50 patronen, 9mm x 19,
voorhanden heeft gehad;
4.
op 24 juni 2021 te De Kwakel, voorhanden heeft gehad,
- een wapen van categorie I onder sub 3, te weten een geluiddemper voor een vuurwapen (merkloos) en
- een nabootsing van een handvuurwapen (airsoft apparaat), model Smith & Wesson model 639, kaliber 6mm BB, voorhanden gehad,
zijnde een voorwerp die voor wat betreft zijn vorm, afmetingen en/of kleur een sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen,
zijnde een voorwerp door de Minister bij of krachtens artikel 3 van de Regeling Wapens en Munitie aangewezen als een voorwerp die een ernstige bedreiging van personen kan vormen of dat zodanig gelijkt op een wapen dat het een ernstige bedreiging van personen kan vormen en/of dat zodanig op een wapen gelijkt dat zij voor bedreiging of afdreiging geschikt is en derhalve een wapen is van categorie I onder sub 7 van de Wet wapens en Munitie.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van de feiten

De rechtbank heeft onder 4.2.3 vastgesteld dat het geld dat in de woning is aangetroffen mogelijk een deel van de opbrengst is van de verkoop van cocaïne waarop de in de tenlastelegging genoemde notitie ziet. Dat betekent dat dit geld dus mogelijk afkomstig is uit eigen misdrijf. Het enkele verwerven en voorhanden hebben van uit een eigen misdrijf verkregen geld is niet voldoende om van witwassen te kunnen spreken in de zin van artikel 420bis, eerste lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafrecht. Blijkens de jurisprudentie van de Hoge Raad wordt naast het voorhanden hebben een andere handeling van de witwasser gevergd, die heeft bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld.
De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het geld dat bij hem, in zijn auto en in zijn woning is aangetroffen. Dit betekent dat het onder 1 bewezen verklaarde partieel niet als witwassen in de zin van artikel 420bis Sr, zoals tenlastegelegd, kan worden gekwalificeerd en daarom, met betrekking tot de geldbedragen die bij verdachte, in zijn auto of in zijn woning zijn aangetroffen, dus voor circa 11 miljoen euro, geen strafbaar feit oplevert. Verdachte wordt van dit deel van het bewezen verklaarde feit ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het totale geldbedrag dat daadwerkelijk is aangetroffen is lager dan het in de notitie genoemde geldbedrag van € 23.408.645,-. Gezien de handelwijze van verdachte, zoals die in de chats en observaties naar voren komt, vindt de rechtbank bewezen dat het resterende geldbedrag, dus het niet aangetroffen deel van € 23.408.645,-, te weten circa 12 miljoen euro, door verdachte is overgedragen. Uit de observaties en chats blijkt immers dat verdachte zich bezighield met de handel in cocaïne en dat er ten behoeve daarvan telkens grote geldbedragen werden overgedragen. Dit deel van het bewezen verklaarde kan daarom wel als witwassen in de zin van artikel 420bis Sr worden gekwalificeerd en levert dus wel een strafbaar feit op.
De overige bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.De motivering van de straf

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10,5 jaar met aftrek van voorarrest. Dit is de maximale straf die kan worden opgelegd rekening houdend met de meerdaadse samenloop van de feiten.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt de rechtbank in matigende zin rekening te houden met de omstandigheid dat de verdediging niet in de gelegenheid is gesteld onderzoek te doen naar de rechtmatigheid van de start van het strafrechtelijk onderzoek. Ook heeft in het onderzoek een onherstelbare vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Sv plaatsgevonden. Artikel 57 Sv is geschonden, omdat verdachte bij de inverzekeringstelling niet is gehoord en hij en de verdediging ook niet in de gelegenheid zijn gesteld opmerkingen te maken. Het is passend deze schending te compenseren door de op te leggen straf te matigen.
De raadsman voert verder aan dat in matigende zin rekening moet worden gehouden met de samenloop van de verschillende strafbare feiten, en de omstandigheden dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld, hij niet de eigenaar is van de aangetroffen drugs en geldbedragen en de situatie waarin verdachte verkeert: hij is vanwege de veiligheidsrisico’s van zichzelf en zijn gezin niet in staat een verklaring af te leggen en zichzelf te verdedigen. Gezien deze omstandigheden is het niet passend verdachte de maximale straf op te leggen zoals door de officier van justitie is geëist.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft in een periode van ruim een half jaar ongeveer 4.000 kilogram cocaïne verhandeld. Het grootste deel van deze cocaïne lag bij hem thuis. Daarnaast heeft hij vijf vuurwapens, een geluiddemper en nepvuurwapen en een aanzienlijke hoeveelheid munitie bij hem thuis voorhanden gehad. Verdachte heeft een enorm geldbedrag van ruim 12 miljoen euro met een criminele herkomst overgedragen. Verder heeft verdachte luxe goederen gekocht met uit misdrijf verkregen geld. Hiermee heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen. Verdachte handelde in cocaïne vanuit zijn huis en gebruikte dat als opslagruimte.
De aangetroffen hoeveelheden cocaïne, geldbedragen en wapens waren buitensporig. Uit het dossier kan worden afgeleid dat verdachte werkte voor meerdere opdrachtgevers en dat hij direct contact had met de leveranciers. Dergelijke criminele verbanden ondermijnen de rechtsorde. De handel in cocaïne levert de opdrachtgevers maar ook de uitvoerders veel geld op. Verdachte heeft puur uit winstbejag gehandeld en zich niet bekommerd om de schade die hij daarmee veroorzaakt bij de maatschappij en bij anderen. Het gebruik van harddrugs levert een onaanvaardbaar gevaar op voor de volksgezondheid. Gebruikers van cocaïne kunnen daarnaast ook in ernstige financiële en sociale problemen komen. Het voorhanden hebben van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich. Door het witwassen van crimineel vermogen wordt de onderliggende criminaliteit gefaciliteerd. Witwassen vormt een aantasting van de legale economie en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, ook een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank ziet geen aanleiding in strafmatigende zin consequenties te verbinden aan het feit dat er geen nadere informatie is gekomen over de start van het onderzoek. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het laten verstrekken van nadere informatie niet nodig is, omdat niet is gebleken dat kan worden getwijfeld aan de waarachtigheid van de beschreven informatie of de kern van het afschermproces-verbaal.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat sprake is van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. omdat verdachte bij de inverzekeringstelling niet is gehoord. De rechtbank is van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat verdachte hierdoor is benadeeld. Bovendien heeft verdachte zich tot en met de inhoudelijke behandeling consequent beroepen op zijn zwijgrecht voor wat betreft de ten laste gelegde feiten. De rechtbank volstaat met de vaststelling van het verzuim en verbindt geen consequenties aan dit vormverzuim.
Door de bewezen verklaarde feiten te plegen heeft verdachte zijn eigen financieel gewin boven de veiligheid van heel veel mensen gesteld en de maatschappij bewust blootgesteld aan de risico’s die gepaard gaan met het gebruik van harddrugs. Daarnaast heeft hij bijgedragen aan de aantasting van het legale economische verkeer. Gelet op het voorgaande is als reactie op het handelen van verdachte alleen een langdurige gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank zal niet de maximale straf opleggen die door de officier van justitie is geëist, omdat verdachte niet eerder voor dergelijke strafbare feiten is veroordeeld. Daarnaast ontslaat de rechtbank verdachte van een deel van de ten laste gelegde feiten. De rechtbank zal verdachte een gevangenisstraf opleggen van 8 jaar met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.

10.Het beslag

De rechtbank zal de in beslag genomen voertuigen en luxe goederen verbeurd verklaren en de in beslag genomen geldautomaten, geldtelmachine, wapens, verdovende middelen, pillen en verpakkingsmateriaal onttrekken aan het verkeer. De rechtbank zal de in beslag genomen geldbedragen laten bewaren ten behoeve van de rechthebbende(n). Omdat verdachte ten aanzien van deze geldbedragen wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en hem geen straf wordt opgelegd is verbeurdverklaring niet mogelijk. Het geld zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende.
De beslaglijst waarop de voorwerpen zijn genummerd is als bijlage 2 aan dit vonnis gehecht.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 2 tot en met 8, 10, 12 tot en met 16, 44 tot en met 46 en 52 die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van of met betrekking tot die voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de nummers 9, 11, 17 tot en met 29, 42, 43, 47 tot en met 49, 51, 53 tot en met 72, 76 en 77, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot deze voorwerpen het onder 2, 3 en 4 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang.
De geldbedragen en een document vermeld onder de nummers 1, 30 tot en met 41, 50, 73, 74, 75 dienen worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende(n).

11.De toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36b, 36c, 47, 57 en 420ter van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

12.De beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
medeplegen van gewoontewitwassen
Ten aanzien van feit 2
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegden
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 3
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een wapen van categorie II,en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie en het feit begaat met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd, en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Ten aanzien van feit 4
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd
Verklaart de dagvaarding ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde nietig voor wat betreft het laatste gedachtestreepje ‘-een of meer andere luxegoederen’.
Verklaart het in rubriek 6 onder feit 1 bewezen verklaard ten aanzien van de geldbedragen van € 5.697.050,-, € 4.900.540,-, € 570.400,-, € 152.675,- € 3.366,95, 14.280,- GBP (Engelse Ponden) en 10.302,- US Dollars, niet strafbaar en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging ter zake daarvan.
Verklaart het bewezene voor het overige strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
8 (acht) jaar.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: de nummers 2 tot en met 8, 10, 12 tot en met 16, 44 tot en met 46 en 52, zoals vermeld op de beslaglijst, bijlage 2.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de nummers 9, 11, 17 tot en met 29, 42, 43, 47 tot en met 49, 51, 53 tot en met 72, 76 en 77, zoals vermeld op de beslaglijst, bijlage 2.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: de nummers 1, 30 tot en met 41, 50, 73, 74 en 75, zoals vermeld op de beslaglijst, bijlage 2.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.P. Bleeker voorzitter,
mrs. J. Knol en M. Smit, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Verkaik, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 januari 2022.