ECLI:NL:RBAMS:2022:1334

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 februari 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
AMS 21/1767
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omzettingen van exploitatievergunningen voor passagiersvaart in Amsterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 februari 2022, is de vennootschap onder firma Amsterdam Sloep Huur in beroep gegaan tegen de wijziging van haar exploitatievergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het primaire besluit, genomen op 4 juni 2020, wijzigde de vergunning van eiseres in een vergunning voor bepaalde tijd, met een einddatum van 1 maart 2024. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een regiezitting op 22 april 2021 en een zitting van 16 tot 30 november 2021, waarbij meerdere vergelijkbare zaken gezamenlijk zijn behandeld.

De rechtbank oordeelde dat de omzetting van de vergunning van onbepaalde tijd naar bepaalde tijd niet in strijd is met het recht. Eiseres voerde aan dat deze omzetting in strijd was met het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, en dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de uitlatingen van het college niet als toezeggingen kunnen worden aangemerkt en dat de situatie van eiseres niet wezenlijk verschilt van die van andere vergunninghouders. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging door het college deugdelijk was en dat de termijn voor terugverdienen van investeringen niet onredelijk was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1767

uitspraak van de meervoudige kamer van 22 februari 2022 in de zaak tussen

De vennootschap onder firma Amsterdam Sloep Huur,te Amsterdam, eiseres, waar [vennoot] en [Vennoot] beiden te Amsterdam de vennoten zijn van eiseres
(gemachtigde: mr. M.S.F. Loor),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigden: mr. J. Bootsma, mr. S. van Heukelom-Verhage, mr. B.S. Jaasma en mr. M. de Wit).

Procesverloop

Bij besluit van 4 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de exploitatievergunning van eiseres ambtshalve gewijzigd in een vergunning voor bepaalde tijd voor het vaartuig
[naam vaartuig] , met als einddatum 1 maart 2024.
Bij besluit van 10 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in deze zaak en in de zaken genoemd in de bijlage bij deze uitspraak een regiezitting gehouden op 22 april 2021, waarbij met partijen afspraken zijn gemaakt over het verloop van de procedure.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Partijen hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om te repliceren en te dupliceren.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden van dinsdag 16 november 2021 tot en met 30 november 2021 in deze zaak en in de zaken genoemd in de bijlage. [1] De zaken zijn gezamenlijk behandeld. Eiseres is daar vertegenwoordigd door [Vennoot] en haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door bovenstaande gemachtigden. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek in alle zaken ter zitting gesloten.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Conclusie

1. De rechtbank stelt eiseres
niet in het gelijk.
2. De rechtbank heeft het beroep van eiseres gelijktijdig behandeld samen met de beroepen van andere Amsterdamse reders voor passagiersvaart. [2] Al deze reders kwamen op tegen de omzetting van hun exploitatievergunning passagiersvaart van onbepaalde tijd naar bepaalde tijd. De rechtbank heeft deze beroepen gezamenlijk behandeld. Tijdens deze behandeling hebben de reders over en weer naar elkaars standpunten verwezen. De rechtbank heeft er voor gekozen om de gezamenlijke standpunten te bespreken en beoordelen in één enkele uitspraak. Bij uitspraak van 22 februari 2022 [3] heeft de rechtbank geoordeeld dat de omzetting van de exploitatievergunning van onbepaalde tijd naar bepaalde tijd niet in strijd is met het geschreven of ongeschreven recht. Ten aanzien van alle gezamenlijke gronden en het oordeel daarover, verwijst de rechtbank naar die uitspraak. Deze uitspraak is bijgevoegd en maakt onderdeel uit van deze uitspraak. [4]
3. In deze uitspraak zal de rechtbank ingaan op de individuele gronden van eiseres.

Feiten en omstandigheden

4. Eiseres is de eigenaar van het vaartuig [naam vaartuig] . Sloep Huren Amsterdam B.V. heeft de exploitatievergunning voor dit vaartuig verkregen op 7 mei 2012. Deze exploitatievergunning is vervolgens op 30 december 2013 ingetrokken en opnieuw verleend. Op 22 juli 2015 is de exploitatievergunning wederom ingetrokken en op diezelfde datum is aan eiseres de exploitatievergunning voor dit vaartuig verleend, ondanks dat het vaartuig niet aan de eisen van maatvoering voldeed. De [naam vaartuig] was iets te breed. De vergunning is afgegeven voor onbepaalde tijd en niet overdraagbaar. De vergunning zou dus vervallen op het moment dat het vaartuig uit de vaart werd genomen, werd vervangen of verkocht (uitsterfregeling). Eiseres heeft geprocedeerd over de aan die vergunning verbonden voorwaarde dat de voortstuwing en de voorzieningen aan boord van het vaartuig elektrisch moeten zijn, dan wel een gelijkwaardig alternatief met zero emissie en zero geluid. Bij uitspraak van 22 augustus 2017 is het beroep ongegrond verklaard. [5] Voor de zomer van 2018 was het vaartuig omgebouwd naar zero emissie voortstuwing. [6] Het vaartuig is toebedeeld in het segment bemand open.

Individuele beroepsgronden

5.1
Eiseres voert aan dat de omzetting van haar vergunning voor het vaartuig de [naam vaartuig] in strijd is met het vertrouwensbeginsel, gelijkheidsbeginsel, het verbod van misbruik van bevoegdheid en dat sprake is van een onbehoorlijke belangenafweging. Eiseres en het college hebben indertijd expliciet gesproken over de terugverdientijd van investeringen waartoe eiseres op grond van de vergunning van 2015 gehouden zou zijn. Het college heeft toen letterlijk aangegeven dat eiseres de [naam vaartuig] tot in de lengte der dagen zou kunnen blijven exploiteren (of in elk geval 50 jaar) zodat geen sprake zou zijn van een onredelijke investering. In beroep bij de rechtbank is een dergelijke toezegging ook gedaan. Hierna heeft eiseres de investeringen gedaan. Zij heeft ten behoeve van het ombouwen naar zero emissie een lening afgesloten van € 50.000,--. Deze kosten komen boven op de lening van € 200.000,-- die eiseres al had afgesloten voor de aankoop van het vaartuig. Eiseres komt door de omzetting van de vergunning in ernstige financiële problemen. Door de ombouw in 2018 is dat jaar een half vaarseizoen gemist en vanwege corona was er in 2020 geen omzet en voor 2021 is de omzetverwachting slechts 20% van de normale omzet. Eiseres wijst er voorts op dat zij in een uitzonderingspositie verkeert, omdat zij haar vergunning heeft gekregen op grond van de uitsterfregeling. Zij is dan ook ten onrechte gelijkgesteld met reders waarvan vergunningen zijn verleend in het segment bemand open. Ook heeft het college in haar geval onterecht de gevolgen van het Trijber-arrest [7] en de Dienstenrichtlijn toegepast. Eiseres is van mening dat zij door de uitzonderingspositie ten minste uit de loting had moeten worden gehouden, zodat zij tot ten minste 2030 de mogelijkheid heeft tot het exploiteren van de [naam vaartuig] zodat zij een redelijke terugverdientijd heeft voor de gedane investeringen.
5.2
Het college brengt hier tegenin dat de uitlatingen van het college niet worden aangemerkt als toezeggingen waaruit zou volgen dat eiseres ook bij invoering van nieuw beleid erop zou mogen vertrouwen dat haar vergunning voor onbepaalde tijd zou blijven bestaan. Eiseres is bij de vergunningverlening in 2015 niet in een betere positie gebracht dan de reders aan wie eveneens vergunningen voor onbepaalde tijd werden verstrekt. Het betrof een tegemoetkoming, want de [naam vaartuig] kwam vanwege de maatvoering eigenlijk niet meer voor een vergunning in aanmerking. Aan de eerste voorwaarde voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel wordt dus niet voldaan volgens het college. Voor het geval er wel een toezegging is gedaan, dan geldt volgens het college dat zwaarwegende belangen aan de toepassing van het vertrouwensbeginsel in de weg staan. Het volumebeleid is van toepassing op de gehele passagiersvaart. Voor alle vergunninghouders geldt dat de omzetting van hun oude vergunningen gevolgen heeft. Dit maakt dat een uitzondering voor een bepaalde groep vergunninghouders, om de enkele reden dat hun vaartuig door een afwijkende maatvoering een vergunning kreeg onder beperkende voorwaarden, niet past binnen het volumebeleid. Daarnaast moeten uitzonderingen worden voorkomen om de doeltreffende werking van het beleid te beschermen. Als bepaalde vergunningen niet worden omgezet, dan komen er minder vergunningen beschikbaar voor nieuwe toetreders of voor reders die hun vloot willen uitbreiden. Dat zou het doel van de omzetting (het bieden van reële mededingingsruimte) ondermijnen. Het college is dan ook van oordeel dat het vertrouwensbeginsel niet is geschonden.
5.3
Volgens het college is ook geen sprake van ongelijke gevallen. Alle vaartuigen voor de passagiersvaart (ook in het segment ‘bemand open’) beschikken over vergunningen voor onbepaalde tijd die moeten worden omgezet naar vergunningen voor bepaalde tijd. Dat de vergunning middels een uitsterfregeling is verkregen, is volgens het college onvoldoende om eiseres op grond van het gelijkheidsbeginsel anders (lees: gunstiger) te behandelen dan andere vergunninghouders.
5.4
Van misbruik van bevoegdheid is evenmin sprake volgens het college. De omzetting door invoering van het volumebeleid op grond van de Dienstenrichtlijn is noodzakelijk om reële mededingingsruimte op de markt van de passagiersvaart te bieden. Dat geldt ook voor eiseres.
5.5
Het college volgt tenslotte niet dat eiseres tot ten minste 2030 de gelegenheid had moeten worden geboden om haar vaartuig te exploiteren. Ook andere vergunninghouders hebben geïnvesteerd in hun vaartuigen en hebben daarvoor kosten gemaakt. Eiseres heeft tot 2024 om deze kosten terug te verdienen. Die periode acht het collegeniet onredelijk kort, ook niet in de situatie van eiseres. Daarbij merkt het college op dat eiseres niet met stukken heeft onderbouwd dat de investeringen die zijn verricht niet zijn terugverdiend.
6.1
De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat de uitlatingen van het college niet kunnen worden aangemerkt als toezeggingen waaruit zou volgen dat eiseres ook bij invoering van nieuw beleid erop zou mogen vertrouwen dat haar vergunning voor onbepaalde tijd zou blijven bestaan. Dat eiseres op grond van deze uitlatingen investeringen heeft gepleegd, leidt niet tot een ander oordeel, omdat daaraan tegemoet zou kunnen worden gekomen door het verlenen van nadeelcompensatie.
6.2
Verder is de rechtbank van oordeel dat eiseres geen geslaagd beroep kan doen op het gelijkheidsbeginsel. Evenmin is sprake van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder.
6.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college een deugdelijke belangenafweging gemaakt. De rechtbank overweegt dat de situatie van eiseres in feite niet wezenlijk verschilt van andere reders, die ook investeringen in hun vaartuigen hebben gedaan. De rechtbank overweegt dat de door het college gehanteerde overgangstermijn met flankerende maatregelen in het algemeen niet onredelijk is. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraak van 22 februari 2022. [8] Eiseres heeft haar stelling dat zij door de omzetting in ernstige financiële problemen komt niet onderbouwd. Zij heeft volstaan met het noemen van het bedrag van de lening voor de ombouw en het bedrag van de lening voor de aanschaf van de [naam vaartuig] .
7. Het beroep is ongegrond.
8. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.H. Waller, voorzitter, mr. M.F. Ferdinandusse en
mr. S.D. Arnold, leden, in aanwezigheid van mr. J.C.E. Krikke en mr. T. van Soldt, griffiers
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2022.
griffier
voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.
BIJLAGE 1 – OVERZICHT ZAKEN

Gemachtigde: Adviesburo Monster, mr. J. Monster

21/776
[naam 1]
21/777
Arviro b.v. en B.S.V. Amsterdam
21/778
Demi Trading B.V.
21/779
[naam 3]
21/780
[naam 2]
21/781
Flagship Amsterdam V.o.f.
21/782
Indysign B.V.
21/783
Luxe Boten B.V.
21/784
Rederij Mokum B.V.
21/785
Mokumboot B.V.
21/786
Mokumboot B.V.
21/787
Rederij Friendship v.o.f.
21/788
[naam 4]
21/799
R.K. Management Beheer B.V.
21/790
Starboard Boats B.V.
21/791
[naam 5]
21/792
[naam 6]
21/793
[naam 7]

Gemachtigde: AKD, mr. E. Dans

21/1701
Stromma Holland B.V.
Stromma Nederland B.V.
Canal Bus B.V.
Canal Rondvaart B.V.
Meijers Rondvaarten B.V.

Gemachtigde: jhr. mr. A.R.Ph. Boddaert

21/1502
[naam 8]

Gemachtigde Van Doorne N.V., mr. C.W. Kniestedt, mr. A. Vegt

21/1699
Reederij P. Kooij B.V.
Reederij E.E. Plas B.V.
Beleggingsmaatschappij P. Kooij B.V.
[naam 9]

Gemachtigde: Duijn Bloem Voss Advocaten, mr. M.S.F. Loor

21/1767
Amsterdam Sloep Huur V.o.f.

Gemachtigde: LNW advocaten, mr. P.A. Willemsen

21/845
[naam 10]
21/846
[naam 11]
21/847
[naam 12]
21/848
[naam 13]
21/849
Sinta B.V.
[naam 14] )
[naam 15]
[naam 16]
[naam 17]
[naam 18]
[naam 19]

Gemachtigde: ngnb advocaten, mr. A.B. Blomberg

21/1695
[naam 20]

Gemachtigde: mr. P. Nicolaï

21/1642
Amsterdam Boat Events B.V.
21/1643
[naam 21]
21/1644
Rederij Amsterdam B.V.
Amsterdam Boats B.V.
RAAB B.V.
21/1645
[naam 22]
Adeline B.V.
Salonboot Dame van Amstel B.V.
Emmerik & Vellekoop Holding B.V.
21/1646
Rederij Belle B.V.
21/1647
Smidtje Holding B.V.
21/1648
Smidtje Beheer B.V.
21/1649
[naam 23]
21/1650
[naam 24]
[naam 25]
21/1651
De Kleijn Amsterdam B.V.
CBD
21/1652
[naam 26]
21/1653
De Muze B.V.
CBD Holding
21/1654
[naam 27]

Gemachtigde: mr. C. Post

21/1523
[naam 28]

Gemachtigde: Six Advocaten, mr. I. van den Berg

21/1447
[naam 29]
21/1448
V.O.F. JoMart
21/1449
[naam 30]
21/1450
[naam 31]
21/1452
Rederij Aemstelland B.V.
21/1453
Paradis Private Boat Tours B.V.
21/1454
Amsterdamse Salonboot Rederij B.V.
21/1456
[naam 32]
21/1457
[naam 33]
21/1459
[naam 34]
21/1460
[naam 35]
21/1461
[naam 36]
21/1462
[naam 37]
21/1463
De Wolfsburght B.V.

Gemachtigde: Stek Advocaten, mrs. R. Elkerbout, Z. van den Bosch en L. Bremmer

21/1364
[naam 38]
[naam 39]
Rederij Nassau B.V.
[naam 40]
Amsterdam bootverhuur B.V.
[naam 41]

Gemachtigde: Wieringa Advocaten, mrs. S. Levelt en L. Tellegen

21/1737
[naam 42]
Smidtje Exploitatie B.V.
New Orange B.V.
Rederij Lovers B.V.
21/1307
Boat2Go B.V.

Procedeert zelf

21/1770
Sloepdelen B.V.
Adam’s Boats B.V.
21/1635
Boaty B.V.
BIJLAGE II – UITSPRAAK 22 FEBRUARI 2022

Voetnoten

1.Zie bijlage 1.
2.Voor een overzicht van alle zaaknummers die zijn behandeld, zie bijlage 1.
4.Zie bijlage 2.
5.Zie de uitspraak van deze rechtbank geregistreerd onder AMS 16/4428. Eiseres heeft het hoger beroep tegen die uitspraak ingetrokken bij brief van 8 juni 2018.
6.Zie de brief van 8 juni 2018 tot intrekking van het hoger beroep.
7.Hof van Justitie van de Europese Unie, 1 oktober 2015, Trijber en Harmsen, C-340/14 en C-341/14, via curia.europa.eu.
8.ECLI:NL:RBAMS:2022:563, rechtsoverweging 28 en 29.