In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 22 februari 2022, is de vennootschap onder firma Amsterdam Sloep Huur in beroep gegaan tegen de wijziging van haar exploitatievergunning door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Het primaire besluit, genomen op 4 juni 2020, wijzigde de vergunning van eiseres in een vergunning voor bepaalde tijd, met een einddatum van 1 maart 2024. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond. De rechtbank heeft de zaak behandeld tijdens een regiezitting op 22 april 2021 en een zitting van 16 tot 30 november 2021, waarbij meerdere vergelijkbare zaken gezamenlijk zijn behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de omzetting van de vergunning van onbepaalde tijd naar bepaalde tijd niet in strijd is met het recht. Eiseres voerde aan dat deze omzetting in strijd was met het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel, en dat er sprake was van misbruik van bevoegdheid. De rechtbank heeft echter vastgesteld dat de uitlatingen van het college niet als toezeggingen kunnen worden aangemerkt en dat de situatie van eiseres niet wezenlijk verschilt van die van andere vergunninghouders. De rechtbank concludeerde dat de belangenafweging door het college deugdelijk was en dat de termijn voor terugverdienen van investeringen niet onredelijk was. Uiteindelijk werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, zonder aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.