Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
beschikking
RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO AMSTERDAM,
[minderjarige 1] ,
[minderjarige 2] ,
[minderjarige 3] ,
[minderjarige 1] ;
[de moeder] ,
[de vader] ,
Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,
Het procesverloop
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de vader;
- mw. [naam 1] als vertegenwoordigster van de Raad;
- mw. [naam 2] als vertegenwoordigster van de GI.
De feiten
Het verzoek
De standpunten
Het standpunt van de Raad
De GI
De ouders
[minderjarige 1]
De beoordeling
“(…) Het is een poosje redelijk gegaan, maar in het verleden waren er ook vaak zorgen over de situatie in huis en het drankgebruik van de ouders. (…) Gelet op het feit dat er steeds weer onveilige situaties ontstaan, is de kinderrechter van oordeel dat een ondertoezichtstelling nodig is, om de veiligheid van de kinderen te waarborgen en er voor te zorgen dat de hulpverlening structureel wordt doorgezet. (…) De GI heeft nu de verantwoordelijkheid en zal bepalen wat er moet gebeuren. De ouders moeten afspraken maken hoe zij de zorg voor de toekomst gaan inrichten. Zij krijgen nu een laatste kans om te laten zien dat zij voor de kinderen kunnen zorgen. (…) In de brief van de GI staat duidelijk beschreven dat de belangrijkste voorwaarde om naar een thuisplaatsing te komen, is dat ouders van de alcohol afblijven en met een ouderschapsplan moeten komen. (…) De doelen waaraan moet worden gewerkt om de concrete bedreigingen in de ontwikkeling van [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] te verhelpen:
“LJ&R signaleert dat de eerste voorwaarde: LJ&R adviseert u dringend geen alcohol en andere verdovende middelen te gebruiken, ten grondslag ligt aan alle andere voorwaarden. Zonder het behalen van deze voorwaarde, kunnen de andere voorwaarden onvoldoende behaald worden en kan de veiligheid van de kinderen onvoldoende gewaarborgd worden.”
(De rechtbank begrijpt: 21 oktober 2021)heeft de GI een zogenaamd perspectiefbesluit aan de ouders gestuurd, waarin de GI onder meer het volgende aangeeft:
“Op 28 juni 2021 heeft de kinderrechter (…) de opdracht gegeven om binnen het half jaar perspectief te bepalen. Inmiddels zijn de kinderen vier maanden uit huis geplaatst. (…) Op 17 juli 2021(de rechtbank begrijpt: 15 juli 2021)
heeft LJ&R u een schriftelijke aanwijzing verstuurd voor de voorwaarden voor een thuisplaatsing. (…) De periode na de zitting heeft LJ&R in samenspraak met u getracht de doelen uit de beschikking te behalen, alleen is dit onvoldoende gelukt. LJ&R liep er tegenaan dat ondanks de wil hulpverlening in te zetten, er geen mogelijkheden waren om hulp in te zetten door alles wat reeds is geprobeerd in het verleden. (…) Door de zorgen over het chronische patroon en de zorgen over de leerbaarheid van u heeft LJ&R op advies van Levvel een moreel beraad op 16 september 2021 georganiseerd. Tijdens het morele beraad is ter sprake gekomen dat het oneerlijk is om een kans te bieden, terwijl een langdurige slagingskans niet aanwezig is. (…) In het morele beraad wordt geadviseerd om uithuisplaatsing te handhaven. In deze situatie weegt het recht van kinderen op een veilige en stabiele opvoedsituatie zwaarder dan het recht op een gezinsleven in het eigen gezin. Dit recht op veiligheid en stabiliteit kan beter gegarandeerd worden binnen het gezinshuis waar de kinderen nu verblijven, dan in de thuissituatie. (…) LJ&R heeft zich ingezet om relationele therapie in te zetten bij Arkin, echter kan dit niet worden opgestart, omdat u eerst de individuele therapie rondom agressieregulatie en verslavingszorg moet beginnen en hierin stappen moet zetten. (…) Naar aanleiding van deze beslissing, zal LJ&R de Raad verzoeken onderzoek te doen naar de mogelijkheid van een gezagsbeëindigende maatregel.”
“Er is veel gebeurd in het verleden. De ouders hebben nu veel stappen gezet, maar pas in een laat stadium. Het is de vraag of dat op tijd en genoeg is voor de kinderen. Het verleden heeft immers invloed op de kinderen. LdH is niet de oorzaak dat de ouders zich nu in deze situatie bevinden. De ouders moeten dat LdH dus niet verwijten. Samenwerking met LdH en de hulpverlening biedt de beste mogelijkheden voor zicht op de mogelijkheden die er voor de kinderen zijn. Als het even kan moet er aandacht zijn voor uitbreiding van de omgang. Zeker voor de jongste twee kinderen moet tot het uiterste worden bekeken of zij toch niet alsnog bij de ouders kunnen opgroeien dan wel dat er anderszins meer betrokkenheid van de ouders bij de zorg voor de kinderen kan zijn. Voor [minderjarige 1] is van belang, temeer gelet op zijn leeftijd, dat hij serieus wordt betrokken bij de praktische beslissingen en indien mogelijk meer ruimte krijgt voor omgang met zijn ouders.”
“De Raad is van mening dat de gronden voor de gezagsbeëindiging helder en volledig in het rapport van 10 december 2021 worden onderbouwd. De uitspraak van de kinderrechter en de aanvullende informatie geven geen aanleiding het verzoek te wijzigen, dan wel de rechtbank te vragen het verzoek niet binnen zes maanden op een zitting te plannen. Het is juist in het belang van alle drie de kinderen dat er op niet al te lange termijn duidelijkheid komt omtrent hun perspectief. (…) Naar de Raad begrijpt zal de gezinsmanager in het kader van de lopende maatregelen met ouders gaan werken aan hun rol op afstand.”
“(…) Op 20 januari 2022 heeft LJ&R intern overleg. Tijdens dit overleg wordt opnieuw bekeken of de kinderen niet alsnog bij u kunnen opgroeien. LJ&R blijft staan achter het besluit dat het toekomstperspectief van de kinderen in het gezinshuis ligt. (…) LJ&R is van mening dat de zitting van 10 februari over de gezagsbeëindigende maatregel afgewacht dient te worden, alvorens uitbreiding van de omgang mogelijk is. Dat betekent dat er, tot de uitspraak van de kinderrechter bekend is, een wekelijkse omgangsregeling plaatsvindt tussen u en de kinderen. Voor de duur van 1,5 uur op een neutrale locatie. Hierin is wel gekeken naar het normaliseren van de omgang, welke niet meer onder begeleiding hoeft plaats te vinden. (…) Na de zitting van de kinderrechters van 10 februari 2022 zal er opnieuw gekeken worden welke omgangsregeling passend is. Voor nu is er eerst duidelijkheid nodig vanuit de kinderrechter.”
Oordeel rechtbank
De beslissing
Amsterdam