Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet, ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 13 november 2020, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat op 6 oktober 2020 door het Amtsgericht Arnsberg in Duitsland is uitgevaardigd. Het EAB strekt tot de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, geboren in 1989 en ingeschreven in de Basisregistratie Personen.
Tijdens de openbare zitting op 24 februari 2022 heeft de rechtbank vastgesteld dat de termijn van 90 dagen voor het nemen van een beslissing op het overleveringsverzoek is verstreken, waardoor de rechtbank niet meer kan beslissen over de gevangenhouding. De raadsman van de opgeëiste persoon heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon bevestigd en vastgesteld dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.
Het EAB vermeldt een bevel tot voorlopige hechtenis en betreft een strafrechtelijk onderzoek naar een strafbaar feit volgens Duits recht. De rechtbank heeft vastgesteld dat het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, valt onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet, en dat er een vrijheidsstraf van ten minste drie jaren op staat. De rechtbank heeft ook de garantie van terugkeer beoordeeld, gegeven door de Duitse autoriteiten, en geoordeeld dat deze garantie voldoende is. Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering toe te staan, aangezien er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet.