ECLI:NL:RBAMS:2022:1291

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
17 maart 2022
Zaaknummer
13/215312-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling medeplichtigheid aan doodslag en diefstal met valse sleutels, oplegging TBS met voorwaarden

Op 17 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2000, die zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan doodslag en diefstal met valse sleutels. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden en heeft daarnaast ter beschikkingstelling (TBS) met voorwaarden opgelegd. De zaak volgde op een onderzoek dat plaatsvond tijdens meerdere zittingen in november en december 2021 en maart 2022. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, E.B. Smit en L. van Haeringen, en de verdediging door raadsman G.N. Weski. In een eerder tussenvonnis was al vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan doodslag en diefstal. De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoon van de verdachte, die lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis. De rechtbank heeft de noodzaak van behandeling in een forensisch kader benadrukt, gezien het recidiverisico en de kwetsbaarheid van de verdachte. De opgelegde TBS-maatregel met voorwaarden is bedoeld om de verdachte te behandelen en tegelijkertijd de maatschappij te beschermen. De rechtbank heeft de voorwaarden voor de TBS-maatregel vastgesteld, waaronder het meewerken aan reclasseringstoezicht en het volgen van een behandeltraject.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/215312-20
Datum uitspraak: 17 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2000 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] , [woonplaats] ,
gedetineerd in P [naam PI] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 23 november 2021, 24 november 2021, 23 december 2021 en 3 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie, mrs. E.B. Smit en L. van Haeringen en van wat verdachte en haar raadsman, mr. G.N. Weski, naar voren hebben gebracht.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van hetgeen de getuige-deskundige, C.S. Pruis, reclasseringswerker, naar voren heeft gebracht.

2.Procesgang

De rechtbank heeft op 23 december 2021 een tussenvonnis, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast dient te worden beschouwd, gewezen in de onderhavige zaak. De rechtbank heeft in het tussenvonnis het aan verdachte onder de feiten 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde bewezenverklaard.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan:
Feit 1 subsidiair:
medeplichtigheid aan doodslag
en
Feit 2:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Voor de bewezenverklaring, de daaraan ten grondslag liggende motivering en de inhoud van de bewijsmiddelen verwijst de rechtbank naar voornoemd tussenvonnis.
In het tussenvonnis is tevens al beslist op de vorderingen tot schadevergoeding van de nabestaanden.
De rechtbank is na het sluiten van het onderzoek ter terechtzitting op 23 december 2021 tot het oordeel gekomen dat zij zich – in het kader van het advies van de deskundigen drs. W. van der Meer (orthopedagoog-generalist) en R.P.M. Janssen (psychiater) om aan verdachte een maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden op te leggen – onvoldoende voorgelicht acht over de persoon van verdachte. Gelet op het advies van de deskundigen heeft de rechtbank het noodzakelijk geacht dat de reclassering de mogelijkheid en de haalbaarheid van het opleggen van een TBS-maatregel met voorwaarden onderzoekt en hierover een maatregelrapport opstelt. Gelet hierop heeft de rechtbank het onderzoek ter terechtzitting in het tussenvonnis heropend en geschorst.
In het reclasseringsadvies d.d. 23 februari 2022 (het zogenoemde maatregelrapport) heeft reclasseringswerker C.S. Pruis gerapporteerd over de mogelijkheden tot oplegging van een TBS met voorwaarden.
In dit vonnis komt de rechtbank toe aan de motivering van de straf en maatregel. Dit betreft een aanvulling op hetgeen is overwogen in het tussenvonnis onder punt 8 ‘Motivering van de straffen en maatregelen’.

3.Motivering van de straf en maatregel

3.1
Eis van de officieren van justitie
Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van zestien jaar, met aftrek van voorarrest. Het Openbaar Ministerie heeft tevens gevorderd dat verdachte ter beschikking wordt gesteld met bevel dat zij van overheidswege wordt verpleegd. De officieren van justitie hebben in hun op schrift gestelde requisitoir uiteengezet dat aan alle vereisten voor oplegging van de maatregel van TBS met dwangverpleging is voldaan.
Het Openbaar Ministerie heeft op de zitting van 3 maart 2022 gepersisteerd bij deze eis.
3.2
Standpunt van de verdediging
Uit de Pro Justitia-rapportages volgt dat de feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. De conclusies uit die rapportages moeten een matigend effect hebben op de straf die verdachte krijgt opgelegd. Voorts geldt dat wordt geadviseerd om verdachte te laten behandelen in een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK). Mocht verdachte worden veroordeeld, dan verzoekt de raadsman de rechtbank mede te bepalen dat zij haar gevangenisstraf in een FPK moet uitzitten, nu dit haar behandeling ten goede zal komen.
De raadsman heeft op de zitting van 3 maart 2022, gelet op de bewezenverklaring in het tussenvonnis, verzocht om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het reeds ondergane voorarrest.
De raadsman heeft op de zitting van 3 maart 2022 daarnaast een voorwaardelijk verzoek gedaan. Indien de rechtbank overweegt om tot oplegging van een TBS-maatregel met voorwaarden over te gaan, verzoekt de raadsman om de deskundigen Van der Meer en Janssen de vraag voor te leggen of de uiteindelijke kwalificatie van het bewezen geachte van invloed is op de door hen eerder uitgebrachte adviezen.
3.3
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 november 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk geweldsdelict is veroordeeld. Zij is daarnaast niet recent voor een soortgelijk vermogensdelict veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat verdachte medeplichtig is aan doodslag van [slachtoffer] , een buitengewoon ernstig en schokkend strafbaar feit. [slachtoffer] is slechts 29 jaar geworden.Verdachte heeft, nadat tegen [slachtoffer] al geweld was uitgeoefend, de BMW in brand gestoken. Zij heeft dit gedaan om sporen uit te wissen. Nadat de medeverdachte [medeverdachte] het dodelijke schot had gelost, heeft verdachte hem geholpen te vluchten. Zij heeft zich in de tussentijd en ook nadien niet om [slachtoffer] bekommerd of medische hulp voor hem ingeroepen. . De rechtbank kan op basis van het dossier niet achterhalen waarom [slachtoffer] is doodgeschoten. Het verdriet waarmee het handelen van verdachte de nabestaanden achterlaat, is onmetelijk. De rechtbank vindt het gebrek aan respect dat verdachte hiermee voor het leven van [slachtoffer] maar ook voor diens nabestaanden toont, schokkend. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal met valse sleutels van een BMW.
In het tussenvonnis is al overwogen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is voor de door de rechtbank bewezen geachte feiten.
Gelet op de ernst van de feiten, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de jonge leeftijd en de persoon van de verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden (drieënhalf jaar) passend en geboden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat aan verdachte naast een gevangenisstraf ook de maatregel van TBS met voorwaarden zal worden opgelegd.
3.3.2
Voorwaardelijk verzoek verdediging
De rechtbank wijst het voorwaardelijke verzoek van de raadsman, zoals hiervoor weergegeven onder punt 3.2, af.
De rechtbank acht het niet noodzakelijk dat de deskundigen naar aanleiding van het gewezen tussenvonnis nader rapporteren. De deskundigen hebben hun adviezen gebaseerd op de persoon van verdachte, waarbij nog aanvullend is gerapporteerd naar aanleiding van de door verdachte afgelegde verklaringen over hetgeen er volgens haar is gebeurd. Daaruit zijn adviezen gekomen die niet worden beïnvloed door de kwalificatie van de door de rechtbank bewezen geachte feiten.
3.3.3
Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Pro Justitia rapportages
Uit de Pro Justitia-rapportages van 20 april 2021, opgesteld door drs. W. van der Meer, en van 15 april 2021, opgesteld door R.P.M. Janssen, en de aanvullende Pro Justitia-rapportages van genoemde deskundigen op respectievelijk 17 juli 2021 en 22 juli 2021, leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Er lijkt bij verdachte sprake te zijn van een beschadigd en instabiel zelfbeeld en zelfgevoel en identiteitsdiffusie (wat inhoudt dat verdachte zichzelf of een ander alleen als ‘goed’ of als ‘slecht’ kan ervaren), wat haar kwetsbaar en beïnvloedbaar maakt.
Vanuit haar kwetsbaarheid en identiteitsdiffusie is verdachte in de maanden voorafgaand aan het ten laste gelegde volledig meegegaan in het gedrag en de behoeften van de nieuwe personen om haar heen, met een negatieve invloed. Door de aandacht en waardering voelde zij zich groots en heeft zij de onvrede over zichzelf en haar negatieve zelfgevoel kunnen verbergen dan wel ongedaan kunnen maken. Zij voelde zich gezien en gewaardeerd. Zij hoorde bij hen, zonder zichzelf kritische vragen te stellen. Haar geweten, niet sterk verankerd door haar persoonlijkheidsstoornis, wordt daarbij geheel opzij gezet. De persoonlijkheidsstoornis van verdachte, in het bijzonder haar identiteitsproblematiek, beïnvloedde ten tijde van het ten laste gelegde haar gedragskeuzes en gedragingen.
Recidiverisico
Uit genoemde Pro Justitia rapportages komt naar voren dat het risico op het nogmaals plegen van ernstige strafbare feiten met, en voor mannen hoog wordt ingeschat, als verdachte niet wordt behandeld voor haar kwetsbaarheid vanwege haar stoornis.
Advies behandeling en behandelsetting
De deskundigen adviseren een klinische behandeling om recidive te voorkomen en de ontwikkeling van verdachte positief te beïnvloeden. Deze behandeling is nodig om te voorkomen dat de persoonlijkheidsstoornis zich meer zal vastzetten en/of ernstiger wordt. Verdachte zou baat hebben bij (trauma)behandeling om haar gevoel van basisveiligheid te vergroten en haar zelfgevoel (het respect dat zij voor zichzelf heeft) en zelfbeeld te verstevigen. Behandeling en therapie zullen haar helpen om het vertrouwen in anderen te vergroten. Volgens de deskundigen is klinische behandeling noodzakelijk om van daaruit toe te werken naar ambulante behandeling. Ambulante behandeling wordt voor de eerste periode van het behandeltraject echter als onvoldoende ingeschat; er is meer nodig. Vanuit de verstoorde identiteitsontwikkeling en daarmee haar beïnvloedbaarheid en kwetsbaarheid, wordt behandeling in een 24-uurssetting noodzakelijk geacht alvorens meer onafhankelijkheid en zelfstandigheid van verdachte kan worden gevraagd en verwacht.
Er is sprake van een hoge kans op recidive vanuit de persoonlijkheidsstoornis en gelet op de noodzaak voor behandeling om recidive te voorkomen, wordt ingeschat dat een TBS-maatregel nodig is. Geadviseerd wordt, door beide deskundigen, om een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het maatregelrapport van Reclassering Nederland van 23 februari 2022. De reclassering heeft daarin de rapportages van de deskundigen betrokken, waaronder de conclusies over de persoonlijkheidsstoornis van verdachte. Uit het onderzoek van de reclassering komen, behalve het zeer zorgelijke sociale netwerk van verdachte en haar persoonlijkheidsproblematiek, geen criminogene factoren naar voren. Er was sprake van stabiele huisvesting, een structurele dagbesteding en er is geen sprake van financiële problematiek of problematisch middelengebruik. De invloed van de persoonlijkheidsstoornis op het gedrag van verdachte en de keuzes die zij maakt, zijn zorgelijk. Geadviseerd wordt om verdachte intensief te behandelen binnen het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden.
Hierbij wordt geadviseerd verdachte in een klinische setting te laten beginnen aan het behandeltraject. De reclassering acht verdachte in staat hieraan haar medewerking te verlenen en schat in dat zij zich zal conformeren aan gemaakte afspraken.
Op de zitting is mevrouw C.S. Pruis, reclasseringswerker, als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft haar advies toegelicht. Ten aanzien van de voorwaarden die zien op het door verdachte geven van inzicht in haar financiële situatie, het meewerken aan een schuldsaneringstraject en het zich onthouden van het gebruik van drugs en alcohol, heeft mevrouw Pruis desgevraagd toegelicht dat verdachte op die vlakken nu weliswaar geen problemen ondervindt, maar dat oplegging van deze voorwaarden voor de zekerheid wordt geadviseerd voor het geval er in de toekomst problemen in dat kader zouden ontstaan. De reclassering kan in dat geval ondersteuning bieden.
De rechtbank stelt voorop dat bij de strafoplegging de bescherming van de maatschappij centraal staat. Gelet op dit belang acht de rechtbank het niet verantwoord dat verdachte zonder adequate behandeling terugkeert in de maatschappij, omdat bij haar sprake is van een stoornis die onder bepaalde omstandigheden zorgt voor afwijkend en gevaarlijk gedrag. Om die reden is een stevig forensisch kader noodzakelijk, zoals dat in de maatregel van TBS (met voorwaarden) kan worden geboden. Daarbij merkt de rechtbank op dat deze maatregel moet worden gezien als de in dit geval best passende reactie: een ‘optimum remedium’. Immers, door het opleggen van deze maatregel kan verdachte, ook als zij zich niet aan de voorwaarden houdt, worden behandeld, iets waar zij zelf uiteindelijk ook bij gebaat is. Tegelijkertijd wordt de maatschappij beschermd tegen een persoon met persoonlijkheidsproblematiek die onbehandeld terugkeert in de samenleving, met alle risico’s van dien. Om die reden zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen, zodat zij een adequate behandeling zal ondergaan, waarna zij kan terugkeren in de maatschappij.
Nu het onder feit 1 subsidiair bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, tijdens het begaan van het feit bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist, is aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een TBS-maatregel voldaan.
Uit het reclasseringsadvies van 23 februari 2022 leidt de rechtbank het volgende af. De reclassering acht een reclasseringstoezicht in het kader van de maatregel van TBS met voorwaarden haalbaar en uitvoerbaar. Over de haalbaarheid kan worden gezegd dat verdachte heeft aangegeven haar medewerking te verlenen, positief gedrag vertoont in de P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis, en dat de reclassering inschat dat zij zich aan de voorwaarden zal gaan houden. De reclassering acht genoemde maatregel uitvoerbaar.
De rechtbank zal de voorwaarden opleggen, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om te bevelen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal het advies over de op te leggen voorwaarden overnemen en aan Reclassering Nederland de opdracht geven als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, om toezicht te houden op de naleving van die voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten medeplichtigheid aan doodslag tegen [slachtoffer] . Dit brengt met zich dat de TBS-maatregel langer kan duren dan vier jaar.
Gelet op de ernst van de feiten, de bevindingen van de deskundigen ten aanzien van de persoon van de verdachte en de conclusies die de rechtbank daar zelf uit heeft getrokken, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een ernstig misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, indien zij niet wordt behandeld. De rechtbank zal daarom bevelen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit maakt dat de behandeling en begeleiding doorgang kunnen hebben, ook als verdachte en/of het Openbaar Ministerie eventueel hoger beroep tegen het vonnis aantekenen.

4.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38e, 48, 49, 57, 311 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

5.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het – bij tussenvonnis van 23 december 2021 – bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
42 (tweeënveertig) maanden.
Beveelt de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
Veroordeelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit.
Veroordeelde werkt mee aan het reclasseringstoezicht. Deze medewerking houdt onder andere in:
 Veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering of op een andere door de reclassering bepaalde locatie. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is.
 Veroordeelde laat een of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien. Dit is nodig om de identiteit van veroordeelde vast te stellen.
 Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om veroordeelde te helpen bij het naleven van de voorwaarden.
 Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop haar gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid.
 Veroordeelde werkt mee aan huisbezoeken.
 Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners.
 Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering.
 Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met verdachte, als dat van belang is voor het toezicht.
 Als de reclassering dat nodig acht, werkt veroordeelde mee aan een time-out in een Forensisch Psychiatrisch Centrum (FPC), een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) of een soortgelijke instelling. Deze time-out duurt maximaal 7 weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal 7 weken, tot maximaal 14 weken per jaar.
 Veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering. De reclassering kan de officier van justitie in bijzondere gevallen daarover om advies vragen.
Aanvullende voorwaarden:
Veroordeelde wordt verplicht om zich op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling te laten opnemen en behandelen in FPA Friesland of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van de Divisie Individuele Zaken (DIZ) van het Ministerie van Justitie en Veiligheid, waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht.
Indien er aansluitend aan haar detentie nog geen plek beschikbaar is, zal veroordeelde haar medewerking verlenen aan een verblijf in het kader van een overbruggingsvoorziening welke door de DIZ van het ministerie van Justitie en Veiligheid wordt bepaald.
Veroordeelde neemt, indien voorgeschreven door behandelaars, voorgeschreven medicatie in zolang als haar behandelaars dit nodig achten.
Veroordeelde werkt mee aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang als haar behandelaars nodig achten. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
Veroordeelde werkt mee aan het vinden van passend werk dan wel een zinvolle dagbesteding, waarbij rekening wordt gehouden met haar draagkracht en -last.
Veroordeelde geeft openheid over haar sociale netwerk en relaties.
Veroordeelde geeft inzicht inzage in haar financiële situatie en werkt indien door de reclassering geïndiceerd, mee aan een schuldsaneringstraject.
Veroordeelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Veroordeelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan controle op dit alcoholverbod, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen haar urineonderzoek en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd. Mogelijke controlemiddelen zijn urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest).
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze – direct of indirect – contact met , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Geeft opdrachtaan
Reclassering Nederlandtoezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart de opgelegde maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden
dadelijk uitvoerbaar, op grond van artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. I. Mannen en M. Snijders Blok – Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. Struijkenkamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 maart 2022.