3.3.1Strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 1 november 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor een soortgelijk geweldsdelict is veroordeeld. Zij is daarnaast niet recent voor een soortgelijk vermogensdelict veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
De rechtbank stelt voorop dat verdachte medeplichtig is aan doodslag van [slachtoffer] , een buitengewoon ernstig en schokkend strafbaar feit. [slachtoffer] is slechts 29 jaar geworden.Verdachte heeft, nadat tegen [slachtoffer] al geweld was uitgeoefend, de BMW in brand gestoken. Zij heeft dit gedaan om sporen uit te wissen. Nadat de medeverdachte [medeverdachte] het dodelijke schot had gelost, heeft verdachte hem geholpen te vluchten. Zij heeft zich in de tussentijd en ook nadien niet om [slachtoffer] bekommerd of medische hulp voor hem ingeroepen. . De rechtbank kan op basis van het dossier niet achterhalen waarom [slachtoffer] is doodgeschoten. Het verdriet waarmee het handelen van verdachte de nabestaanden achterlaat, is onmetelijk. De rechtbank vindt het gebrek aan respect dat verdachte hiermee voor het leven van [slachtoffer] maar ook voor diens nabestaanden toont, schokkend. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal met valse sleutels van een BMW.
In het tussenvonnis is al overwogen dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is voor de door de rechtbank bewezen geachte feiten.
Gelet op de ernst van de feiten, de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de jonge leeftijd en de persoon van de verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden (drieënhalf jaar) passend en geboden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat aan verdachte naast een gevangenisstraf ook de maatregel van TBS met voorwaarden zal worden opgelegd.
3.3.3Terbeschikkingstelling met voorwaarden
Pro Justitia rapportages
Uit de Pro Justitia-rapportages van 20 april 2021, opgesteld door drs. W. van der Meer, en van 15 april 2021, opgesteld door R.P.M. Janssen, en de aanvullende Pro Justitia-rapportages van genoemde deskundigen op respectievelijk 17 juli 2021 en 22 juli 2021, leidt de rechtbank het volgende af.
Verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Er lijkt bij verdachte sprake te zijn van een beschadigd en instabiel zelfbeeld en zelfgevoel en identiteitsdiffusie (wat inhoudt dat verdachte zichzelf of een ander alleen als ‘goed’ of als ‘slecht’ kan ervaren), wat haar kwetsbaar en beïnvloedbaar maakt.
Vanuit haar kwetsbaarheid en identiteitsdiffusie is verdachte in de maanden voorafgaand aan het ten laste gelegde volledig meegegaan in het gedrag en de behoeften van de nieuwe personen om haar heen, met een negatieve invloed. Door de aandacht en waardering voelde zij zich groots en heeft zij de onvrede over zichzelf en haar negatieve zelfgevoel kunnen verbergen dan wel ongedaan kunnen maken. Zij voelde zich gezien en gewaardeerd. Zij hoorde bij hen, zonder zichzelf kritische vragen te stellen. Haar geweten, niet sterk verankerd door haar persoonlijkheidsstoornis, wordt daarbij geheel opzij gezet. De persoonlijkheidsstoornis van verdachte, in het bijzonder haar identiteitsproblematiek, beïnvloedde ten tijde van het ten laste gelegde haar gedragskeuzes en gedragingen.
Recidiverisico
Uit genoemde Pro Justitia rapportages komt naar voren dat het risico op het nogmaals plegen van ernstige strafbare feiten met, en voor mannen hoog wordt ingeschat, als verdachte niet wordt behandeld voor haar kwetsbaarheid vanwege haar stoornis.
Advies behandeling en behandelsetting
De deskundigen adviseren een klinische behandeling om recidive te voorkomen en de ontwikkeling van verdachte positief te beïnvloeden. Deze behandeling is nodig om te voorkomen dat de persoonlijkheidsstoornis zich meer zal vastzetten en/of ernstiger wordt. Verdachte zou baat hebben bij (trauma)behandeling om haar gevoel van basisveiligheid te vergroten en haar zelfgevoel (het respect dat zij voor zichzelf heeft) en zelfbeeld te verstevigen. Behandeling en therapie zullen haar helpen om het vertrouwen in anderen te vergroten. Volgens de deskundigen is klinische behandeling noodzakelijk om van daaruit toe te werken naar ambulante behandeling. Ambulante behandeling wordt voor de eerste periode van het behandeltraject echter als onvoldoende ingeschat; er is meer nodig. Vanuit de verstoorde identiteitsontwikkeling en daarmee haar beïnvloedbaarheid en kwetsbaarheid, wordt behandeling in een 24-uurssetting noodzakelijk geacht alvorens meer onafhankelijkheid en zelfstandigheid van verdachte kan worden gevraagd en verwacht.
Er is sprake van een hoge kans op recidive vanuit de persoonlijkheidsstoornis en gelet op de noodzaak voor behandeling om recidive te voorkomen, wordt ingeschat dat een TBS-maatregel nodig is. Geadviseerd wordt, door beide deskundigen, om een TBS-maatregel met voorwaarden op te leggen.
Reclasseringsrapport
De rechtbank heeft kennisgenomen van het maatregelrapport van Reclassering Nederland van 23 februari 2022. De reclassering heeft daarin de rapportages van de deskundigen betrokken, waaronder de conclusies over de persoonlijkheidsstoornis van verdachte. Uit het onderzoek van de reclassering komen, behalve het zeer zorgelijke sociale netwerk van verdachte en haar persoonlijkheidsproblematiek, geen criminogene factoren naar voren. Er was sprake van stabiele huisvesting, een structurele dagbesteding en er is geen sprake van financiële problematiek of problematisch middelengebruik. De invloed van de persoonlijkheidsstoornis op het gedrag van verdachte en de keuzes die zij maakt, zijn zorgelijk. Geadviseerd wordt om verdachte intensief te behandelen binnen het kader van een TBS-maatregel met voorwaarden.
Hierbij wordt geadviseerd verdachte in een klinische setting te laten beginnen aan het behandeltraject. De reclassering acht verdachte in staat hieraan haar medewerking te verlenen en schat in dat zij zich zal conformeren aan gemaakte afspraken.
Op de zitting is mevrouw C.S. Pruis, reclasseringswerker, als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft haar advies toegelicht. Ten aanzien van de voorwaarden die zien op het door verdachte geven van inzicht in haar financiële situatie, het meewerken aan een schuldsaneringstraject en het zich onthouden van het gebruik van drugs en alcohol, heeft mevrouw Pruis desgevraagd toegelicht dat verdachte op die vlakken nu weliswaar geen problemen ondervindt, maar dat oplegging van deze voorwaarden voor de zekerheid wordt geadviseerd voor het geval er in de toekomst problemen in dat kader zouden ontstaan. De reclassering kan in dat geval ondersteuning bieden.
De rechtbank stelt voorop dat bij de strafoplegging de bescherming van de maatschappij centraal staat. Gelet op dit belang acht de rechtbank het niet verantwoord dat verdachte zonder adequate behandeling terugkeert in de maatschappij, omdat bij haar sprake is van een stoornis die onder bepaalde omstandigheden zorgt voor afwijkend en gevaarlijk gedrag. Om die reden is een stevig forensisch kader noodzakelijk, zoals dat in de maatregel van TBS (met voorwaarden) kan worden geboden. Daarbij merkt de rechtbank op dat deze maatregel moet worden gezien als de in dit geval best passende reactie: een ‘optimum remedium’. Immers, door het opleggen van deze maatregel kan verdachte, ook als zij zich niet aan de voorwaarden houdt, worden behandeld, iets waar zij zelf uiteindelijk ook bij gebaat is. Tegelijkertijd wordt de maatschappij beschermd tegen een persoon met persoonlijkheidsproblematiek die onbehandeld terugkeert in de samenleving, met alle risico’s van dien. Om die reden zal de rechtbank aan verdachte de maatregel van TBS met voorwaarden opleggen, zodat zij een adequate behandeling zal ondergaan, waarna zij kan terugkeren in de maatschappij.
Nu het onder feit 1 subsidiair bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, tijdens het begaan van het feit bij verdachte een ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel eist, is aan de wettelijke voorwaarden voor het opleggen van een TBS-maatregel voldaan.
Uit het reclasseringsadvies van 23 februari 2022 leidt de rechtbank het volgende af. De reclassering acht een reclasseringstoezicht in het kader van de maatregel van TBS met voorwaarden haalbaar en uitvoerbaar. Over de haalbaarheid kan worden gezegd dat verdachte heeft aangegeven haar medewerking te verlenen, positief gedrag vertoont in de P.I. Utrecht, locatie Nieuwersluis, en dat de reclassering inschat dat zij zich aan de voorwaarden zal gaan houden. De reclassering acht genoemde maatregel uitvoerbaar.
De rechtbank zal de voorwaarden opleggen, zoals door de reclassering zijn geadviseerd.
De reclassering heeft de rechtbank geadviseerd om te bevelen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
De rechtbank zal het advies over de op te leggen voorwaarden overnemen en aan Reclassering Nederland de opdracht geven als bedoeld in artikel 38, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, om toezicht te houden op de naleving van die voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon, te weten medeplichtigheid aan doodslag tegen [slachtoffer] . Dit brengt met zich dat de TBS-maatregel langer kan duren dan vier jaar.
Gelet op de ernst van de feiten, de bevindingen van de deskundigen ten aanzien van de persoon van de verdachte en de conclusies die de rechtbank daar zelf uit heeft getrokken, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een ernstig misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen, indien zij niet wordt behandeld. De rechtbank zal daarom bevelen dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn. Dit maakt dat de behandeling en begeleiding doorgang kunnen hebben, ook als verdachte en/of het Openbaar Ministerie eventueel hoger beroep tegen het vonnis aantekenen.