In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar werkzaam in de zorg, verzocht om opheffing van de verplichting tot thuisquarantaine die op hen en hun drie oudste kinderen rustte na terugkeer uit de Verenigde Staten, een land dat op dat moment als hoogrisicogebied was aangemerkt. De verzoekers, die beiden in de zorg werken, stelden dat zij vanwege hun beroep niet in staat waren om de quarantaineplicht na te komen, terwijl zij wel patiëntcontact moesten hebben. Ze voerden aan dat het onlogisch was dat zij wel mochten werken, maar niet naar buiten konden voor bijvoorbeeld een wandeling of boodschappen.
De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 58nb en 58nc van de Wet publieke gezondheid (WPG). De rechter concludeerde dat de uitzondering voor zorgverleners die in de uitoefening van hun functie reizen, niet van toepassing was op verzoekers, omdat zij na een reis vanuit een hoogrisicogebied terugkeerden naar Nederland. De rechter erkende echter dat verzoekster [verzoeker 2], als huisarts, niet gemist kon worden in haar praktijk en verleende haar een ontheffing van de quarantaineplicht, mits zij zich aan de geldende voorzorgsmaatregelen hield. Voor de kinderen werd geen ontheffing verleend, omdat er geen uitzonderingen van toepassing waren en de leeftijdsdiscriminatie niet gerechtvaardigd was.
De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de verzoeken van verzoeker 1 en de kinderen afgewezen, maar de quarantaineplicht voor verzoekster 2 opgeheven voor haar werkzaamheden als huisarts. Deze beschikking is gegeven op 12 januari 2022.