ECLI:NL:RBAMS:2022:129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 januari 2022
Publicatiedatum
14 januari 2022
Zaaknummer
C/13/712370 / KG RK 22-28
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot opheffing van de verplichting tot thuisquarantaine voor zorgverleners na terugkeer uit hoogrisicogebied

In deze zaak hebben verzoekers, een echtpaar werkzaam in de zorg, verzocht om opheffing van de verplichting tot thuisquarantaine die op hen en hun drie oudste kinderen rustte na terugkeer uit de Verenigde Staten, een land dat op dat moment als hoogrisicogebied was aangemerkt. De verzoekers, die beiden in de zorg werken, stelden dat zij vanwege hun beroep niet in staat waren om de quarantaineplicht na te komen, terwijl zij wel patiëntcontact moesten hebben. Ze voerden aan dat het onlogisch was dat zij wel mochten werken, maar niet naar buiten konden voor bijvoorbeeld een wandeling of boodschappen.

De voorzieningenrechter heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante wetgeving, met name artikel 58nb en 58nc van de Wet publieke gezondheid (WPG). De rechter concludeerde dat de uitzondering voor zorgverleners die in de uitoefening van hun functie reizen, niet van toepassing was op verzoekers, omdat zij na een reis vanuit een hoogrisicogebied terugkeerden naar Nederland. De rechter erkende echter dat verzoekster [verzoeker 2], als huisarts, niet gemist kon worden in haar praktijk en verleende haar een ontheffing van de quarantaineplicht, mits zij zich aan de geldende voorzorgsmaatregelen hield. Voor de kinderen werd geen ontheffing verleend, omdat er geen uitzonderingen van toepassing waren en de leeftijdsdiscriminatie niet gerechtvaardigd was.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk de verzoeken van verzoeker 1 en de kinderen afgewezen, maar de quarantaineplicht voor verzoekster 2 opgeheven voor haar werkzaamheden als huisarts. Deze beschikking is gegeven op 12 januari 2022.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rekestnummer: C/13/712370 / KG RK 22-28 MDvH
Beschikking van 12 januari 2022
in de zaak van

1.[verzoeker 1] ,

2.
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats] ,
verzoekers,
in persoon verschenen,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
DE STAAT DER NEDERLANDEN
(MINISTERIE VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT),
zetelend te ’s-Gravenhage,
verweerder (hierna: het Ministerie van VWS),
verschenen in de persoon van [naam] (Programmadirectie covid-19 Ministerie van VWS).

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verzoekschriften met producties van 10 januari 2022;
- de mondelinge behandeling die op 11 januari 2022 om 17:00 uur via Teams heeft plaatsgevonden en waarbij aanwezig waren: verzoeker [verzoeker 1] en namens het Ministerie, [naam] ;
- vervolgens is beschikking bepaald op heden.

2.Het verzoek en de gronden daarvoor

2.1.
Verzoekers hebben verzocht om opheffing van de verplichting die zij en hun drie oudste kinderen [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] hebben om in thuisquarantaine te gaan op grond van artikel 58nb Wet publieke gezondheid (hierna: WPG). Het verzoek heeft geen betrekking op de jongste zoon van verzoekers, [naam kind 4] , die van de quarantaineplicht is uitgezonderd vanwege zijn leeftijd (12 jaar, zie artikel 58 nc, eerste lid, aanhef en onder d WPG).
2.2.
Verzoekers leggen aan hun verzoek het volgende ten grondslag. Verzoekers zelf werken in de zorg; [verzoeker 1] is bedrijfsarts en [verzoeker 2] is huisarts. Op grond van artikel 58nc lid 1 aanhef en onder n en/of o [bedoeld zal zijn, p, vzr] WPG zijn zij uitgezonderd van de quarantaineplicht als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen.
2.3.
Verzoekers vinden volstrekt onlogisch dat zij wel mogen werken en patiëntcontact mogen hebben, maar verder niet naar buiten mogen voor bijvoorbeeld een rondje hardlopen of een bezoek aan de supermarkt. Zij stellen voor dat hun quarantaineplicht wordt opgeheven onder de voorwaarde dat zij een zelftest doen die negatief moet uitvallen, voordat ze naar buiten gaan.
2.4.
Voor [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] voeren verzoekers aan dat zij niet meer of minder ontvankelijk zijn voor een coronavirusbesmetting, of daarvan meer of minder ziek van worden, dan hun broer [naam kind 4] . Sterker nog, zij zijn volledig gevaccineerd en [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 1] hebben meer gevaccineerde klasgenoten/medestudenten dan [naam kind 4] . Verzoekers stellen dat sprake is van oneigenlijke leeftijdsdiscriminatie door [naam kind 4] niet, maar [naam kind 2] , [naam kind 3] en [naam kind 1] wel te verplichten tot thuisquarantaine.
2.5.
Bij de verzoeken zijn kopieën gevoegd van de paspoorten van verzoekers en van [naam kind 1] , [naam kind 2] en [naam kind 3] , van hun vaccinatiebewijzen en van een positieve Corona test en herstelverklaring van [naam kind 1] .

3.De beoordeling

3.1.
Verzoekers zijn (met hun kinderen) op 8 januari 2022 naar Nederland teruggekeerd uit de Verenigde Staten, waar zij twee weken hebben verbleven voor vakantie en familiebezoek. Op grond van artikel 58nb WPG dient degene die vanuit een bij ministeriële regeling aangewezen hoog risicogebied Nederland inreist onverwijld na die inreis in thuisquarantaine te gaan. Op 30 december 2021 zijn de Verenigde Staten aangewezen als zeerhoogrisicoland (zonder zorgwekkende virusvariant) in de zin van de WPG. Op verzoekers en hun kinderen rust derhalve op grond van artikel 58nb WPG een quarantaineplicht omdat zij daarna naar Nederland zijn teruggekeerd uit de Verenigde Staten.
3.2.
Artikel 58nc WPG bevat een limitatieve opsomming van de uitzonderingen op de quarantaineplicht. Alleen wanneer zich een van die uitzonderingen voordoet, wordt de verplichting om in thuisquarantaine te gaan, opgeheven.
3.3.
De uitzondering waarop verzoekers een beroep doen is, zoals het Ministerie van VWS ter zitting ook heeft toegelicht, niet van toepassing. Die uitzondering (“personen die een medisch beroep uitoefenen als zij in de uitoefening van hun functie reizen of als zij van of naar hun werkzaamheden reizen”) ziet (onder meer) op personen die een medisch beroep uitoefenen als zij
in uitoefening van hun functie reizenof als zij van of naar hun werkzaamheden reizen, dus niet op artsen als verzoekers die na een reis vanuit een (hoog)risicogebied terugkeren naar Nederland. Voor verzoekers (artsen) geldt ook geen andere algemene uitzondering op de quarantaineplicht, zodat deze onverkort voor hen geldt.
3.4.
Verzoekers hebben voorts aangevoerd dat voor hen toch een (individuele) uitzondering moet worden gemaakt, omdat zij een medisch beroep uitoefenen en niet gemist kunnen worden. Verzoekers wijzen erop dat zij volgens de regels van hun eigen beroepsvereniging en de landelijke regels van het RIVM voor zorgmedewerkers wel mogen werken en patiëntcontact mogen hebben, mits zij de juiste voorzorgsmaatregelen in acht nemen. Dit noopt voor verzoeker [verzoeker 1] niet tot een afwijking van de hoofdregel. Hij heeft als bedrijfsarts geen cruciaal beroep in de zorg en houdt zijn meeste consults – zo heeft hij zelf verklaard – via een videoverbinding. Voor verzoekster [verzoeker 2] ligt dit anders. Zij is huisarts en kan niet goed worden gemist in haar praktijk. Zij kon bovendien op het moment dat zij naar de Verenigde Staten vertrok, niet weten dat zij bij terugkeer in thuisquarantaine zou moeten, want deze verplichting geldt voor de Verenigde Staten pas sinds 30 december 2021. De voorzieningenrechter ziet dan ook aanleiding om verzoekster [verzoeker 2] ontheffing te verlenen van de quarantaineplicht, en gaat er daarbij vanuit dat zij zich houdt aan de regels betreffende voorzorgsmaatregelen van de beroepsvereniging (NGH) en het RIVM. Deze ontheffing geldt uitsluitend voor haar werkzaamheden als huisarts. Voor het overige blijft de quarantaineplicht onverkort gelden.
3.5.
Ten aanzien van de kinderen is niet gesteld of gebleken dat een van de uitzonderingen in artikel 58nc lid 1 WPG van toepassing is. Er is ook geen reden om de kinderen een ontheffing te verlenen. Van (ongeoorloofde) leeftijdsdiscriminatie is geen sprake. Het Ministerie van VWS heeft tijdens de zitting toegelicht dat aan het onderscheid in leeftijd een proportionaliteitsafweging vooraf is gegaan. Bij de afweging heeft meegespeeld enerzijds dat de effecten van een Covid-besmetting voor jonge kinderen over het algemeen minder ernstig zijn en anderzijds het uitgangspunt dat jonge kinderen zoveel als mogelijk moeten worden ontzien, omdat het missen van school voor een klein kind ernstiger wordt geacht. Daarmee is de leeftijdsgrens van 12 jaar weliswaar enigszins arbitrair (daar valt niet aan te ontkomen), maar gerechtvaardigd.
3.6.
Dit leidt tot de volgende beslissing.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
heft voor [verzoeker 2] de ten aanzien van haar op grond van artikel 58nb WPG geldende verplichting om in thuisquarantaine te gaan op, voor zover het haar werkzaamheden als huisarts betreft,
4.2.
wijst de verzoeken voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2022. [1]

Voetnoten

1.type: EB