ECLI:NL:RBAMS:2022:1263

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
16 maart 2022
Publicatiedatum
16 maart 2022
Zaaknummer
13/186742-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vuurwapenbezit en schietincident in Amsterdam met verminderde toerekeningsvatbaarheid

Op 16 maart 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 juni 2021 in Amsterdam met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten. De verdachte, geboren in 1987 en thans gedetineerd, werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool van het merk Glock, kaliber 9mm, en munitie van dezelfde categorie. Tijdens de zitting op 2 maart 2022 heeft de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, de vordering ingediend, terwijl de verdachte en zijn raadsman, mr. L.M. Dragtenstein, hun verweer voerden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de avond van het schietincident betrokken was bij een ruzie en vervolgens met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten, wat leidde tot een gevaarlijke situatie voor omstanders.

De rechtbank heeft de bewijsvoering van het Openbaar Ministerie als overtuigend beoordeeld, waarbij onder andere DNA-sporen op het vuurwapen en overeenkomsten in uiterlijke kenmerken met de verdachte zijn vastgesteld. De verdediging heeft betoogd dat de verdachte niet de schutter was en dat het bewijs onvoldoende was om hem te veroordelen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk het vuurwapen voorhanden heeft gehad en dat er geen rechtvaardigingsgrond was voor zijn handelen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging opgelegd voor maximaal 4 jaar. De rechtbank heeft rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens, en het hoge recidivegevaar. De uitspraak is gedaan in het kader van de Wet wapens en munitie en de relevante artikelen van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/186742-21 (Promis)
Datum uitspraak: 16 maart 2022
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1987,
ingeschreven op het adres [adres verdachte] ,
thans gedetineerd te: [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting op 2 maart 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. S.H.S. Kurniawan-Ayre, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. L.M. Dragtenstein, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 juni 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Glock, kaliber 9mm en/of munitie van categorie III, te weten een of meer patro(o)n(en) (kaliber 9mm Luger), voorhanden heeft gehad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Op 23 juni 2021 rond 23:10 uur ontvangt de politie diverse meldingen van een schietincident op het Kruitberghof in de Bijlmer in Amsterdam. Een man met een afro-kapsel en gekleed in een grijs trainingspak zou daar meermalen met een vuurwapen in de lucht hebben geschoten. De politie komt ter plaatse en ziet een man lopen die voldoet aan het signalement. De man slaat op de vlucht en ontkomt via de bosschages. In de bosschages wordt een geladen vuurwapen aangetroffen. De twee patronen in het patroonmagazijn van het vuurwapen en de patroon in de kamer van het vuurwapen hebben dezelfde bodemstempel als de aangetroffen huls op de plaats delict Kruitberghof.
Op 29 juni 2021 ontvangt de politie de informatie dat “ [voornaam slachtoffer] ” (later blijkt: [slachtoffer] ) op 23 juni 2021 bij de parkeerplaats voor het buurthuis “ [naam buurthuis] ” een donkere man van vermoedelijk Surinaamse afkomst, van ongeveer 35 jaar oud en met oranje haren en baard, heeft mishandeld. Het slachtoffer zou zijn weggelopen en teruggekeerd met een pistool, waarna hij meermalen in de lucht heeft geschoten en is weggerend voor de politie.
Naar aanleiding van deze informatie start de politie een nader onderzoek naar de persoon die zij op aanwijzing van een getuige op 27 juni 2021 hebben staande gehouden en gecontroleerd wegens mogelijke betrokkenheid bij het schietincident. Deze persoon had zwart ingevlochten haar en een paars trainingspak en betrof verdachte [verdachte] . Uit bevraging van de politiesystemen bleek dat verdachte op 19 juni 2021 aangifte had gedaan van mishandeling in Roosendaal en dat ten behoeve van de vaststelling van het letsel foto’s van hem zijn gemaakt. De verdachte had op dat moment een oranje afro-kapsel, een oranje baard en een grijs vest aan. Na een vergelijking met de camerabeelden concludeert de politie dat de uiterlijke kenmerken van verdachte overeenkomen met het signalement van de persoon die op 23 juni 2021 op het Kruitberghof in de lucht heeft geschoten. Hierop wordt verdachte [verdachte] aangehouden.
4.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit gerekwireerd en daartoe het volgende aangevoerd.
Op basis van het dossier kan worden bewezen dat verdachte op 23 juni 2021 op het Kruitberghof in Amsterdam met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten. Allereerst is het DNA van verdachte op de ruwe delen van het vuurwapen aangetroffen. Daarnaast zijn er sterke overeenkomsten in de kleding en haardracht van de schutter, de persoon die een aantal uren eerder op de parkeerplaats ‘ [naam buurthuis] ’ wordt waargenomen en de foto’s van verdachte bij de aangifte in Roosendaal op 19 juni 2021. Alle drie de personen hebben een licht grijs trainingspak aan en oranje/blond gekleurde haren, baard en wenkbrauwen. Bovendien heeft verdachte bij de rechter-commissaris verklaard dat hij op de avond van 23 juni 2021 ruzie heeft gehad met een voor hem onbekende man en daarbij is geslagen. De later bekend geworden [slachtoffer] heeft erkend dat hij die avond op straat heeft gevochten met een man gekleed in een grijze hoody en een grijs vest met blondgeverfde haren, baard en wenkbrauwen. Ten slotte weegt de officier van justitie mee dat verdachte tegenover een getuige heeft opgeschept over zijn betrokkenheid bij het schietincident en met gebaren en geluiden liet zien dat hij met een vuurwapen in de lucht had geschoten.
4.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken en heeft daartoe het volgende aangevoerd.
4.3.1.
Verdachte is niet de schutter
Niet kan worden bewezen dat verdachte de persoon is die op 23 juni 2021 op het Kruitberghof met een vuurwapen in de lucht heeft geschoten.
In de eerste plaats kan niet worden vastgesteld dat verdachte de persoon is die op de camerabeelden van de apotheek te zien is. De uiterlijke kenmerken van de schutter die op de camerabeelden te zien zijn, komen niet overeen met de uiterlijke kenmerken van verdachte. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zichzelf niet herkent als de schutter die op de camerabeelden die op de zitting zijn vertoond te zien is. Verdachte heeft een oogaandoening en om de intensiteit van het licht te beperken, draagt hij altijd een zonnebril en een capuchon. Nu de schutter geen zonnebril en capuchon draagt, kan hij dat niet zijn geweest. Verder heeft de raadsman gewezen op de wijze waarop de persoon op de camerabeelden het vuurwapen bedient. Gelet op de snelheid en de vaardigheid waarmee het vuurwapen meermalen wordt herladen, is het niet aannemelijk dat verdachte, die nog nooit een vuurwapen in zijn handen heeft gehad en niet weet hoe hij daarmee om moet gaan, degene is die geschoten heeft. Ten slotte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte een alibi heeft. Hij heeft verklaard dat hij die avond bij een vriendin verbleef op de [adres 2] in Amsterdam. Verdachte heeft per ongeluk het verkeerde adres opgegeven, hij bedoelde nummer [huisnummer] . De politie heeft onderzoek gedaan naar het eerder opgegeven adres [adres 2] in Amsterdam, waar men de verdachte niet kende. Nu geen onderzoek heeft plaatsgevonden naar het adres [adres 3] in Amsterdam is het alibi van verdachte niet bevestigd, maar kan het evenmin worden weerlegd.
Daarnaast stelt de verdediging dat het gesprek dat verdachte een aantal dagen na het incident op straat heeft gehad met de anonieme meldster niet op waarheid berust. Verdachte heeft toen gelogen over het feit dat hij de schutter was om anderen af te schrikken en te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw slachtoffer zou worden van geweldsincidenten.
4.3.2.
Verdachte heeft niet het aantroffen vuurwapen voorhanden gehad
Verder heeft de raadsman beargumenteerd dat de resultaten van het DNA-onderzoek naar de sporen op het aangetroffen vuurwapen onvoldoende overtuigend zijn voor betrokkenheid van verdachte bij het tenlastegelegde feit. Bovendien staat niet vast dat het wapen dat is aangetroffen in de bosschage, hetzelfde vuurwapen betreft als het wapen waarmee de persoon op het Kruitberghof in de lucht heeft geschoten. Daarmee kan niet worden bewezen dat verdachte het tenlastegelegde vuurwapen en munitie voorhanden heeft gehad.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat op de camerabeelden van de Parkeerplaats [naam parkeerplaats] op 23 juni 2021 om 23:17 uur, die ter terechtzitting zijn bekeken en waarop de schutter te zien is, de haren van de schutter een lichte rossige gloed hebben en dat de verdachte heeft verklaard dat hij op 23 juni 2021 geblondeerde haren had, maar dat de kleur van zijn haar in het licht soms anders uitvalt.
De rechtbank stelt voorts vast dat de kleding van de persoon die op de camerabeelden te zien is en meermalen met een vuurwapen in de lucht schiet, grote overeenkomsten vertoont met de kleding die de persoon draagt die op 23 juni 2021 rond 20:00 uur op parkeerplaats de ‘ [naam parkeerplaats] ’ wordt waargenomen. Beiden dragen een volledig lichtgrijs trainingspak, dat is voorzien van opvallende zwarte ritsen en een zwart koord aan de capuchon/bovenkant van de ritssluiting. Ook is het vest qua vorm en lengte gelijk.
Daarnaast stelt de rechtbank vast dat de persoon die zich op 23 juni 2021 rond 20:00 uur op de parkeerplaats bevond, veel overeenkomsten vertoont met de foto’s die van de verdachte zijn gemaakt op 19 juni 2021 toen hij aangifte deed van mishandeling in Roosendaal. Op beide foto’s is een lichtgrijs vest met zwarte koortjes en een zwarte rits te zien en een opvallend afro-kapsel en baard dat geblondeerd/rossig is. De persoon op de foto’s bij aangifte uit Roosendaal betreft verdachte [verdachte] . Verdachte heeft zichzelf ter terechtzitting ook op de foto’s die bij de aangifte in Roosendaal zijn gevoegd, herkend.
Verder heeft verdachte erkend dat hij op de avond van 23 juni 2021 in de buurt van het Kruitberghof door een onbekende man is geslagen. Deze later bekend geworden man, [slachtoffer] , heeft het slachtoffer van deze mishandeling omschreven als een man in een lichtgrijs vest met blond geverfde haren, baard en wenkbrauwen.
De rechtbank stelt verder vast dat het vuurwapen dat is aangetroffen in de bosschages hetzelfde vuurwapen betreft als waarmee verdachte heeft geschoten. De rechtbank acht hiervoor de vindplaats van het vuurwapen van belang, de resultaten van het wapen- en munitieonderzoek en het DNA-onderzoek. Het vuurwapen is aangetroffen in de bosschages lang het pad waar de politie het zicht op verdachte verloor. De twee patronen in het patroonmagazijn van het vuurwapen en de patroon in de kamer van het vuurwapen hebben dezelfde bodemstempel als de aangetroffen huls op het Kruitberghof. Daarnaast blijkt uit het wapen- en munitieonderzoek, dat het extreem veel waarschijnlijker is dat de huls die op de plaats delict is gevonden, is verschoten met het inbeslaggenomen vuurwapen, dan dat deze is verschoten met een ander vuurwapen van hetzelfde kaliber en dezelfde systeem-kenmerken. Ten slotte heeft het NFI geconcludeerd dat het zeer veel waarschijnlijker is dat het DNA dat op de ruwe delen van het vuurwapen is aangetroffen van verdachte afkomstig is dan van een onbekende persoon.
Conclusie
Op grond van al het bovenstaande in onderling verband en samenhang bezien stelt de rechtbank vast dat het vuurwapen dat in de bosschages is aangetroffen hetzelfde vuurwapen betreft als het wapen waarmee op 23 juni 2021 op het Kruitberghof te Amsterdam meermalen in de lucht is geschoten en dat verdachte degene is geweest die het vuurwapen toen in handen heeft gehad. Derhalve verwerpt de rechtbank het verweer van de raadsman en acht bewezen dat verdachte het vuurwapen en de bijbehorende munitie op de tenlastegelegde datum en plaats voorhanden heeft gehad.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 23 juni 2021 te Amsterdam, een vuurwapen van categorie III, te weten een pistool, merk Glock, kaliber 9mm en munitie van categorie III, te weten meerdere patronen, kaliber 9mm Luger, voorhanden heeft gehad.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden. Het bewezenverklaarde feit is daarom strafbaar.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (hierna: tbs-maatregel) met dwangverpleging zal worden opgelegd voor de duur van maximaal 4 (vier) jaren.
De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat zij ernstige zorgen heeft over het gedrag van verdachte Het is onduidelijk gebleven waarom verdachte die bewuste avond met een vuurwapen op de openbare weg in de lucht heeft geschoten, met alle risico’s van dien. Ook heeft de officier van justitie aangevoerd dat zij zorgen heeft naar aanleiding van het onderzoek naar de persoon van verdachte in het Pieter Baan Centrum. Hoewel verdachte hieraan zeer beperkt heeft meegewerkt, hebben de deskundigen een gebrekkige ontwikkeling in zijn geestesvermogens kunnen vaststellen. Zijn psychisch functioneren is complex en structureel beperkt, hetgeen kan zijn veroorzaakt door een combinatie van een persoonlijkheidsstoornis, autisme en/of zwakbegaafdheid. Op basis van de niet-gespecificeerde psychische gesteldheid van verdachte, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en het strafblad van verdachte, schat de officier van justitie het risico op recidive hoog in. Nu verdachte zich als een zorgmijder opstelt, geen ziekte-inzicht heeft, niet de bereidheid heeft getoond mee te werken aan psychologisch en psychiatrisch onderzoek, eerdere behandeltrajecten (waaronder een ISD-maatregel) geen gedragsverandering teweeg hebben gebracht en de reclassering op dit moment ook geen mogelijkheden ziet om verdachte in een klinische of ambulante setting te begeleiden, is de tbs-maatregel met dwangverpleging volgens de officier van justitie het enige middel om de maatschappij te beschermen, behandeling van verdachte te realiseren en het recidivegevaar terug te dringen.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen opmerkingen gemaakt over de vraag welke straf en/of maatregel aan de verdachte zou moeten worden opgelegd indien de rechtbank, anders dan door de verdediging is bepleit, wel tot een bewezenverklaring zou komen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging dan wel maatregel is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit feit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1
Ernst van het feit
Verdachte heeft op de openbare weg een doorgeladen en voor onmiddellijk gebruik gereed vuurwapen voorhanden gehad, waarmee hij ook in de lucht heeft geschoten. Dat is een ernstig strafbaar feit. Door op die wijze te handelen heeft verdachte een zeer gevaarlijke en voor de aanwezigen en omwonenden intimiderende situatie in het leven geroepen. Verdachte heeft na een ruzie op straat met de heer [slachtoffer] , een voor hem onbekende man, er bewust voor gekozen een vuurwapen op te halen en dit daadwerkelijk te gebruiken. Vervolgens is verdachte op de vlucht geslagen toen de politie arriveerde, waardoor de politie genoodzaakt was meerdere schoten te lossen teneinde verdachte tot stilstand te brengen. De politiekogels zijn op verschillende plaatsen ingeslagen, waaronder een huisartsenpraktijk en een slaapkamer van een nabijgelegen woning.
Met dit gedrag heeft verdachte laten zien dat hij het gebruik van een vuurwapen niet schuwt. Daarmee heeft hij grote gevaren voor de veiligheid veroorzaakt. Bovendien had de situatie veel grotere gevolgen kunnen hebben als [slachtoffer] nog wel op het Kruitberghof aanwezig was en er opnieuw een confrontatie had plaatsgevonden. De rechtbank rekent het de verdachte ook zwaar aan dat hij te midden in een woonwijk in de avonduren op straat met het wapen heeft geschoten. Op de camerabeelden is te zien dat er personen in de buurt stonden en uit de vele 112 meldingen en het tijdstip volgt dat omstanders vrees hadden voor hetgeen gebeurde en dat bewoners in hun woning lagen te slapen. Voor de rechtbank weegt verder zwaar dat de verdachte het geladen en voor onmiddellijk gebruik gereed zijnde vuurwapen heeft achtergelaten in de bosschage in een woonwijk waar het door spelende kinderen had kunnen worden gevonden, met alle gevolgen van dien. Tevens weegt de rechtbank mee dat het feit heeft plaatsgevonden in de Bijlmer, een regio in Amsterdam die wordt gekenmerkt door een toenemend aantal schietincidenten. Verdachte heeft daarmee bijgedragen aan gevoelens van angst en onveiligheid van omwonenden en de maatschappij.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting.
8.3.2.
Verminderde toerekeningsvatbaarheid
De rechtbank heeft kennisgenomen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum (hierna: PBC-rapportage) van 25 februari 2022, opgemaakt door J.M. Meijer, arts in opleiding tot psychiater, onder supervisie van D. Harari, psychiater, en A. Witvliet, GZ-psycholoog. Hoewel verdachte beperkt heeft meegewerkt aan het onderzoek gedurende zijn verblijf in het PBC, ziet de psycholoog voldoende aanwijzingen dat bij verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de geestvermogens in de zin van een antisociale en narcistische persoonlijkheidsstoornis en/of autismespectrumstoornis. Daarbij wordt een verstandelijke beperking niet uitgesloten. Tevens is sprake van een overmatig cannabis gebruik. Ook de psychiater signaleert bij verdachte een gestoorde ontwikkeling in de geestesvermogens en stelt dat het psychisch functioneren van verdachte structureel ernstig en complex is verstoord. Bovendien is sprake van disfunctioneren op alle leefgebieden, hetgeen zou kunnen passen bij (vermoedelijk een combinatie van) een autismespectrumstoornis, een persoonlijkheidsstoornis en/of zwakbegaafdheid.
De rechtbank verenigt zich met deze bevindingen en de gronden waarop die zijn gebaseerd. Nu volgens de deskundigen ook ten tijde van het bewezenverklaarde feit sprake was van een gebrekkige ontwikkeling in de geestesvermogens en een stoornis in het cannabisgebruik, is de rechtbank van oordeel dat het bewezenverklaarde feit in verminderde mate aan de verdachte kan worden toegerekend.
8.3.3.
Recidive
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 5 september 2021. Hieruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor overtreding van de Wet wapens en munitie en voor onder meer die veroordeling in 2018 ook een ISD-maatregel opgelegd heeft gekregen.
Voorst blijkt uit de PBC-rapportage dat de motieven en drijfveren van verdachte bij het bewezenverklaarde feit bij de onderzoekers onbekend zijn gebleven. Gelet op de ontkennende proceshouding van verdachte, heeft de rechtbank hierover ook ter terechtzitting geen duidelijkheid kunnen krijgen. Dat is zorgelijk, nu het onderhavige feit, het strafblad van verdachte en de lichtvaardige wijze waarop hij met vuurwapens lijkt om te gaan, sterke indicaties vormen voor een hoog risico op recidive. Ook de reclassering wijst in haar rapport van 8 oktober 2021 op een groot gevaar voor herhaling. Daarbij spelen de instabiele leefomstandigheden, de psychiatrische problematiek en de zorgmijdende houding van verdachte een belangrijke rol. Verdachte heeft zelf evenwel geen enkel ziekte-inzicht, bagatelliseert zijn gedrag en staat niet open voor hulpverlening. Hierdoor is het zowel voor de deskundigen, als voor de rechtbank, moeilijk te beoordelen op welke wijze recidive adequaat kan worden voorkomen.
8.3.4.
Verloop eerder toezicht en hulpverleningstrajecten
Daarbij wijst de rechtbank er ook op dat verdachte (grotendeels) heeft geweigerd mee te werken aan de reclasseringsrapportage en het onderzoek in het Pieter Baan Centrum. Tevens is het gedurende eerdere hulpverleningstrajecten niet gelukt om de problematiek van verdachte aan te pakken en daarmee het recidiverisico te verkleinen. Verdachte is al sinds 2009 in beeld bij de reclassering, en de reclassering schrijft in haar rapport van 8 oktober 2021 dat alle toezichten negatief retour zijn gezonden. Verdachte kwam zijn afspraken niet na en wilde niet meewerken aan diagnose- en behandeltrajecten en psychologische- en/of psychiatrische onderzoeken. In 2018 werd aan verdachte nog een ISD-maatregel opgelegd. Deze maatregel heeft geen verandering in het gedrag van verdachte teweeggebracht, nu verdachte in dat kader ook weigerde mee te werken aan begeleiding en behandeling in de inrichting, alsmede aan het traject voor begeleid wonen na afloop van de maatregel. Hij heeft slechts één dag in de instelling voor begeleid wonen verbleven en is toen vertrokken waardoor aan hem geen zorg meer kon worden verleend en hij uit het zicht raakte bij de hulpverlening.
Uit het reclasseringsadvies van 15 juli 2021 blijkt dat de reclassering, gelet op de niet-gespecificeerde psychologische en/of psychiatrische problematiek van verdachte en zijn weigerachtige houding, op dat moment ook geen mogelijkheden zag om door middel van toezicht en interventies recidive te beperken. Bovendien heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij alleen bereid is om hulp te accepteren indien deze hulp via de huisarts en de GGD kan worden voortgezet. Gelet op al het bovenstaande acht de rechtbank hulp in vrijwillig kader echter volstrekt ontoereikend.
8.3.5.
De op te leggen straf en maatregelen
Alles overwegend ziet de rechtbank aanleiding de eis van de officier van justitie te volgen en verdachte te veroordelen tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden met aftrek van voorarrest. Daarnaast zal aan verdachte de tbs-maatregel met dwangverpleging worden opgelegd.
Tbs-maatregel met dwangverpleging
De rechtbank overweegt dat de tbs-maatregel met dwangverpleging primair is bedoeld om de veiligheid van de maatschappij te waarborgen. Daarnaast bestaat binnen dit gedwongen kader de mogelijkheid voor diagnostiek en behandeling, zodat de kans op recidive na terugkeer in de samenleving zoveel mogelijk wordt beperkt.
Zoals hiervoor vermeld lijdt verdachte aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en was hiervan sprake ten tijde van het bewezenverklaarde feit. Voorts is er een hoog recidivegevaar.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte ter beschikking gesteld dient te worden en van overheidswege dient te worden verpleegd, aangezien het bewezenverklaarde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
Gemaximeerd tot vier jaren
De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zodat de totale duur van de terbeschikkingstelling is beperkt tot vier jaar. Daarmee is de maatregel ook proportioneel ten opzichte van het bewezenverklaarde feit.
Onttrekking aan het verkeer
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten: één pistool, tien hulzen en vijf patronen, dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien al deze voorwerpen zijn bestemd tot het begaan van het bewezen geachte en die gezamenlijkheid van voorwerpen van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 27, 36b, 36c, 37a, 37b, 38d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
9 (negen) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf geheel in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege wordt verpleegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • 1 STK Pistool (Omschrijving: g6070315, glock);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070302, luger);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070303);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070306);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070307, politiehuls);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070308);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070309);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070310);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070311);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070312);
  • 3 STK Patroon (Omschrijving: g6070317);
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: g6070422, Dag Sx);
  • 1 STK Patroon (Omschrijving: g600786, dag SX);
  • 1 STK Huls (Omschrijving: g6070753).
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. Akkermans, voorzitter,
mrs. R.M. Troost en A.H. Tiemens, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I. van Heusden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 maart 2022.