Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Vrijspraak
5.Beslissing
spreekt verdachte, [verdachte] , daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
Op 24 februari 2022 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het bezit van cocaïne en hasjiesj. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 februari 2022, waar de verdachte niet aanwezig was, maar zijn advocaat, mr. E.C.J. Peek, was gemachtigd om namens hem te pleiten. De officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, vorderde een veroordeling, maar de verdediging betoogde dat er onvoldoende bewijs was voor de tenlastegelegde feiten.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op de achterbank van een auto zat, terwijl onder de voetenmat van de bijrijder een vuurwapen en een tas met cocaïne waren aangetroffen. De verdachte ontkende wetenschap en beschikkingsmacht te hebben over deze goederen. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van het vuurwapen en de drugs, en dat er geen dactyloscopische of DNA-sporen van hem op de aangetroffen goederen waren gevonden.
Gelet op het gebrek aan wettig en overtuigend bewijs heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. De beslissing werd genomen op basis van de feiten en omstandigheden die in het dossier waren vastgelegd, en de rechtbank concludeerde dat de vereiste wetenschap niet kon worden vastgesteld. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. B.M. Visser als voorzitter.