In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een huurder, aangeduid als [eiser], en de stichting Woningstichting Eigen Haard. De huurder had in het verleden huisgenoten in zijn woning toegelaten, terwijl de huurovereenkomst dit niet toestond. Eigen Haard had eerder een vonnis verkregen dat de huurder verplichtte de woning te ontruimen en een boete te betalen. De huurder heeft verzet aangetekend tegen dit vonnis, waarbij hij stelde dat hij in een moeilijke situatie verkeerde door de gevolgen van de Kinderopvangtoeslagaffaire en dat hij inmiddels zijn huurachterstand had voldaan.
De voorzieningenrechter heeft de situatie van de huurder in overweging genomen, inclusief zijn pogingen om in de woning te blijven en de steun die hij ontvangt van het Instituut Publieke Waarden. De rechter oordeelde dat de huurder niet langer tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, omdat de huisgenoten inmiddels waren vertrokken en de huurachterstand was voldaan. De rechter concludeerde dat de bijzondere omstandigheden van de huurder, waaronder zijn financiële en persoonlijke situatie, niet rechtvaardigen dat de woning ontruimd zou worden.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzet gegrond verklaard, het eerdere vonnis vernietigd en Eigen Haard veroordeeld in de proceskosten van de huurder. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat het onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.