ECLI:NL:RBAMS:2022:1232

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 maart 2022
Publicatiedatum
15 maart 2022
Zaaknummer
9577547 EA VERZ 21-761
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst na geweldsincident tussen buschauffeur en verkeersdeelnemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 17 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een buschauffeur, [verzoeker], en zijn werkgever, GVB Exploitatie B.V. Het geschil ontstond na een geweldsincident dat plaatsvond op 20 oktober 2021, waarbij [verzoeker] betrokken was. Na het incident werd hij op staande voet ontslagen door GVB, die hem verweten dat hij zich schuldig had gemaakt aan mishandeling van een medeweggebruiker. [verzoeker] heeft hiertegen verweer gevoerd en verzocht om vernietiging van het ontslag en wedertewerkstelling.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verzoeker] op het moment van het incident in functie was en in bedrijfskleding verkeerde. De rechter oordeelde dat, hoewel [verzoeker] geweld had gebruikt, de omstandigheden waaronder dit gebeurde, waaronder de bedreigende situatie met een dronken man, niet voldoende grond vormden voor een ontslag op staande voet. De rechter concludeerde dat GVB niet had aangetoond dat er sprake was van een dringende reden voor ontslag. Het ontslag werd dan ook vernietigd, en GVB werd veroordeeld tot betaling van het loon van [verzoeker] vanaf de datum van ontslag tot aan de rechtsgeldige beëindiging van de arbeidsovereenkomst.

Daarnaast oordeelde de kantonrechter dat, hoewel het ontslag op staande voet niet in stand kon blijven, er wel sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker]. Dit leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst per 1 mei 2022, zonder recht op een transitievergoeding. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9577547 \ EA VERZ 21-761
beschikking van: 17 maart 2022
func.: 49017
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoeker]
wonende te [woonplaats]
verzoeker
nader te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: [gemachtigde 1] (FNV)
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
GVB Exploitatie B.V.
gevestigd te Amsterdam
verweerster
nader te noemen: GVB
gemachtigde: [gemachtigde 2] (bedrijfsjurist).
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoeker] heeft op 8 december 2021 een verzoek met producties ingediend dat primair strekt tot vernietiging van het ontslag op staande voet, met nevenverzoeken. Subsidiair heeft [verzoeker] verzocht ten laste van GVB een billijke vergoeding toe te kennen, ook met nevenverzoeken. [verzoeker] heeft tevens een verzoek gedaan om op grond van artikel 223 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een voorlopige voorziening te treffen.
GVB heeft een verweerschrift met producties ingediend, tevens houdende een (voorwaardelijk) tegenverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Het verzoek is mondeling behandeld op 17 februari 2022. [verzoeker] is verschenen, vergezeld door dhr. [naam 1] , dhr. [naam 2] (vakbondsconsulent), de gemachtigde en een collega, mw. [naam 3] . Namens GVB zijn verschenen dhr. [naam 4] (teammanager) en mw. [naam 5] (HR Business Partner), eveneens vergezeld door de gemachtigde.
Partijen hebben hun standpunt toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord. De gemachtigde van [verzoeker] heeft een pleitnota voorgedragen en overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Na verder debat is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

1.Feiten

Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast.
1.1
[verzoeker] , geboren op [geboortedatum] 1967 en thans derhalve 55 jaar oud, is sinds 15 maart 1999 in dienst van GVB als buschauffeur. Het salaris bedraagt laatstelijk € 3.753,93 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag en overige emolumenten.
Op de arbeidsovereenkomst is de CAO GVB 2019-2020 van toepassing (hierna: de CAO).
1.2
In de nacht van 19 op 20 oktober 2021 heeft tijdens het einde van de dienst van [verzoeker] (omstreeks 00:15 uur) een incident plaatsgevonden bij de GVB Garage West aan de [locatie] . Nadat [verzoeker] zijn bus had geparkeerd werd hij, toen hij via de tourniquet het parkeerterrein van GVB verliet, aangesproken door een man (hierna: de man). Daarop heeft zich een handgemeen voorgedaan tussen [verzoeker] en deze man. Vervolgens is [verzoeker] in zijn auto weggereden en heeft hij zich begeven naar het adres van zijn echtgenote. Om 2.00 uur ’s nachts heeft de politie zich gemeld bij het huisadres van [verzoeker] , waar zijn zoon op dat moment aanwezig was. Deze heeft [verzoeker] gebeld, die zich vervolgens heeft gemeld op het politiebureau Meer en Vaart. [verzoeker] is op 20 oktober 2021 om 11.00 uur verhoord door de politie en heeft toen vernomen dat de man om 8.00 uur die ochtend aangifte van mishandeling had gedaan. [verzoeker] is tot 17.30 uur die dag vastgehouden op het politiebureau. Van het incident zijn camerabeelden aanwezig.
1.3
Twee medewerkers van OV-Zorg die na het incident ter plaatse zijn geweest, hebben, voor zover relevant, het volgende verklaard:
“ (..) …bij het binnen rijden zagen wij en man voor het hek staan waarvan zijn gezicht en kleding was bedekt met bloed. (..) Ik hoorde de man zeggen dat het net een paar minuten ervoor door een bestuurder van een bus was geslagen. Ik stapte uit samen met mijn collega en ik vroeg de man hoe dit zo kon gebeuren. De man antwoorden dat de bestuurder even hiervoor de man met zijn bus had afgesneden. (..) …de man antwoorden dat het bij Slotermeerlaan bij de rotonde gebeurt moest zijn.(..) Ik zag en rook dat de man gedronken had en vroeg of de man auto had gereden. Ik hoorde de man antwoorden dat hij wat had gedronken maar dat zijn zoon de auto bestuurde en dat zijn zoon met de laatste tram 13 naar huis is gegaan. De man vertelde dat hij hier om de hoek woonde en bij het naar huis lopen zag hij de bestuurder met de bus binnekomen en wilde verhaal gaan halen over het voorval. De man vertelde dat de bestuurder hem na een discussie meerder keren had geslagen en ook zijn bril is hierbij van zijn gezicht geslagen. Wij hebben nog gezocht op het parkeerterrein maar konden niks vinden behalve de autosleutels van de man. Ik hoorde de man vertellen dat de bestuurder weg was met zijn auto. (..)… er is besloten om de politie erbij te halen. De Politie was snel ter plaatsen en heeft wat vragen aan de man gesteld. (..)”
1.4
Op 20 oktober 2021 is [verzoeker] door GVB met behoud van salaris geschorst en uitgenodigd voor een (toelichtend) gesprek. Dit gesprek heeft plaatsgevonden op 22 oktober 2021. Tijdens het gesprek waren aanwezig: [verzoeker] met dhr. [naam 2] (vakbondsconsulent), en namens GVB dhr. [naam 4] (teammanager) en mevr. [naam 5] (HR Business Partner). In het gespreksverslag is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(...)
Confrontatie medeweggebruiker
Bij de tourniquet stond een man die aan [verzoeker] vroeg of de bus die hij naar binnen reed van hem was. [verzoeker] gaf daarop aan dat hij inderdaad deze bus naar binnen heeft gereden. De medeweggebruiker zou daarop aangegeven hebben dat hij [verzoeker] moest hebben en dat hij hem zou pakken. De medeweggebruiker zou zijn afgesneden op de Slotermeerlaan en kwam verhaal halen. [verzoeker] gaf aan dat hij de bestuurder niet kon zijn, omdat hij die avond niet op de Slotermeerlaan heeft gereden, hij reed immers op lijn 15 (…)
Vervolgens op het parkeerterrein
[verzoeker] geeft aan de medeweggebruiker hier geen genoegen mee nam en hem volgde tot op het parkeerterrein van GVB. Daar begon hij weer te keer te gaan tegen [verzoeker] , waarbij er speeksel op het gezicht van [verzoeker] kwam. Volgens [verzoeker] was hij dronken. Hij stond zo dicht tegen [verzoeker] aan, waardoor [verzoeker] zich bedreigt voelde. [verzoeker] heeft hem vervolgens een duw gegeven. De man kwam ten val doordat hij over zijn eigen benen struikelde. Hij stond volgens [verzoeker] niet stevig op zijn benen, omdat hij dronken was.
Toen [verzoeker] naar zijn auto wilde lopen, kwam de man weer achter hem aan en gaf weer aan dat hij [verzoeker] zou pakken. Ook nu kwam er weer speeksel in [verzoeker] zijn gezicht terecht. [verzoeker] heeft hier meerdere malen aangegeven dat hij de bestuurder niet was. Vervolgens zou de medeweggebruiker [verzoeker] bij zijn shirt gepakt hebben, waarbij er ook een knoop is afgetrokken. (..) Hierop heeft [verzoeker] de man weer een duw gegeven. De man kwam toen weer ten val, viel naar voren en kwam met zijn gezicht op de grond. De man stond op. [verzoeker] zag dat hij bebloed was op zijn gezicht en schrok daarvan. [verzoeker] is vervolgens naar zijn auto gelopen (...).
Gevraagd wordt of het klopt dat de medeweggebruiker twee keer is gevallen. [verzoeker] bevestigt dit. De medeweggebruiker heeft aangegeven dat hij door [verzoeker] is geslagen. Op de vraag of [verzoeker] de man heeft geslagen of geschopt, geeft hij aan dat hier in geen geval sprake van was. [naam 6] vraagt of hij bij zijn verklaring blijft wanneer de beelden bekeken zouden worden. [verzoeker] bevestigt nogmaals dat zijn verklaring in overeenstemming is met de waarheid.
Melding bij GVB
[naam 6] vraagt waarom [verzoeker] er niet voor heeft gekozen melding te doen bij GVB, bijvoorbeeld bij de teammanager van dienst of CCV. [verzoeker] geeft aan dat hij niet zo goed wist waar hij op dit tijdstip melding moest doen en besloot om het de volgende dag te zullen delen met [naam 6] .
Aanhouding politie
Even voor 2 uur (in de nacht) heeft de politie zich op het huisadres van [verzoeker] gemeld. Zijn zoon deed open en op de vraag of zijn vader thuis was, gaf hij aan dat die niet thuis was. De zoon van [verzoeker] heeft vervolgens [verzoeker] gebeld en [verzoeker] heeft zich om 2 uur gemeld bij het politiebureau Houtmankade. Vandaaruit is hij overgebracht naar het politiebureau Meer en Vaart. Daar mocht hij een aantal telefoontjes plegen. Hij heeft ervoor gekozen om zijn vrouw te bellen. Hij heeft er niet aan gedacht om GVB te bellen. Hij had daar ook geen nummer van, omdat hij zijn telefoon moest afgeven. De nacht heeft [verzoeker] in de cel doorgebracht.
(...)
De politie heeft aangegeven dat [verzoeker] op 22 november 2021 voor de politierechter moet verschijnen. [verzoeker] heeft direct na zijn vrijlating [naam 6] een Whatsapp bericht gestuurd. (...)”
1.5
Op 20 oktober 2021 heeft de betreffende man aangifte gedaan. In het door de politie opgemaakt proces-verbaal van aangifte is, voor zover relevant, het volgende opgenomen:
“(...) Ik had besloten om een melding te doen bij GVB. Zodoende begaf ik mij naar de hoofingang van de vermelde locatie. (…) Na het aanbellen zag ik een man (...) Direct herkende ik deze man als de chauffeur van GVB die hinder en of gevaar veroorzaakte. (…) Vervolgens hoorde ik de man, “Kom hier, kom hier” roepen. Nadat ik richting van hem liep, zag en voelde ik uit het niets dat hij van mijn schouder vastpakte. Hierop aansluitend zag en voelde ik dat de man mij opzettelijk en met kracht richting een metalen hekwerk duwde. (...) Toen ik mij omdraaide richting de man, zag en voelde ik dat hij meerdere harde stoten richting mijn gezicht gaf. Ik zag en voelde dat de man eerst een harde stoot tegen mijn linkerslaap gaf. Direct hierop zag en voelde ik dat de mand een harde stoot richting mijn neus gaf. Vervolgens zag en voelde ik dat de man nog één harde stoot richting mijn linkerwang gaf. Ik probeerde mij nog te beschermen door middel van mijn handen voor mijn gezicht te houden. Op dat moment voelde ik dat de man een harde trap richting mijn rechterknie gaf waardoor ik uit evenwicht raakte en op de grond ten val kwam. (...) Naar aanleiding van het incident heb ik het volgende letsel opgelopen:
- gebroken/opgezwollen neus,
- meerdere schaafwonden op mijn gezicht (...),
- nog steeds hevige pijnklachten, vooral op de plek van mijn kaak,
- mijn bril ter waarde van 300 euro is stuk (..)
1.6
Op 25 oktober 2021 is [verzoeker] uitgenodigd om de camerabeelden te bekijken, omdat deze volgens GVB niet in lijn zijn met hetgeen hij op 22 oktober 2021 heeft verklaard. [verzoeker] heeft de beelden op 26 oktober 2021 niet willen bekijken, hij heeft deze op 9 november 2021 in aanwezigheid van zijn gemachtigde bekeken.
1.7
Op 27 oktober 2021 is [verzoeker] door GVB op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief is, voor zover van belang, het volgende vermeld:

Uw verklaring
U heeft geweigerd de beelden te bekijken. Verder hebt u in dat het tweede gesprek verklaard dat u toen u de man bij het tourniquet aantrof en hij u aansprak, het niet in u opgekomen is om in de garage hulp te halen, of om achteruit te stappen als de man te dicht op u kwam staan. (...) Op de vraag waarom u niet de-escalerend heeft gehandeld gaf u aan dat gewoon naar huis wilde. De man heeft u bedreigd, hij zei ”ik ga je pakken”. U vermoedt dat het spuug dat op uw gezicht kwam en dat de man uw bij uw shirt greep u heeft getriggerd om geweld te gebruiken. U vermoedt dat u een black-out heeft gehad waardoor u zich niet meer kan herinneren wat er precies gebeurd is.
Conclusie en motivering van de beslissing
Ik verwijt u dat u op 20 oktober 2021 aan het eind van uw dienst, maar nog tijdens werktijd en in GVB bedrijfskleding op het parkeerterrein bij GVB een medeverkeersdeelnemer die verhaal kwam halen, heeft mishandeld. Ook verwijt ik u dat u daar niet gelijk openheid van zaken over hebt gegeven in het toelichtend gesprek op 22 oktober 2021. U hebt toen namelijk niet aangeven dat u een black-out hebt gehad. GVB acht het niet aannemelijk dat u een black-out heeft gehad. En het komt ook wel erg toevallig over dat u de black-out pas beseft en meldt nadat u bent geïnformeerd dat de camerabeelden niet stroken met uw relaas van 22 oktober 2021. (..
Ik heb besloten tot ontslag op staande voet. (…) Bij dit besluit heeft GVB uw persoonlijke omstandigheden, waaronder uw leeftijd, de lengte van uw dienstverband, en ook het feit dat uw dossier nagenoeg leeg is, meegewogen.
Als personenvervoerder bus bent u opgeleid om de-escalerend op te op te treden, GVB mocht van u verwachten dat ook in dit geval te doen, en zo nodig telefonisch of bij Garage West hulp in te schakelen. U hebt dat niet gedaan, u hebt de man herhaaldelijk opgewacht terwijl u simpelweg had kunnen de-escaleren door uw weg naar de auto te vervolgen (…) U heeft buitensporig geweld gebruikt tegen een medeverkeersdeelnemer die u weliswaar bij uw overhemd heeft beetgepakt, maar die tegen u geen fysiek geweld heeft gebruikt. (…)”
1.8
[verzoeker] is op 21 november 2021 door de politierechter veroordeeld tot een taakstraf van 50 uur en het betalen van € 1.054,00 schadevergoeding aan de man.

2.Verzoek en verweer tegen tegenverzoek

2.1
[verzoeker] verzoekt primair vernietiging van het ontslag op staande voet, wedertewerkstelling en betaling van loon. Aan dit verzoek legt hij - kort gezegd - ten grondslag dat geen sprake is van een dringende reden. [verzoeker] is al 23 jaar bij GVB in dienst en heeft altijd goed gefunctioneerd. Hij is een rustige man, en er hebben zich nooit eerder (gewelds- of agressie)incidenten voorgedaan. [verzoeker] is in de nacht van 19 op 20 oktober 2021 door een onbekende dronken man opgewacht, die hem op agressieve wijze heeft benaderd en aangesproken over een incident bij de Slotermeerlaan, waar [verzoeker] niet bij betrokken kan zijn geweest omdat hij daar tijdens zijn dienst niet heeft gereden. [verzoeker] heeft geprobeerd om de-escalerend op te treden door uit te leggen dat hij de chauffeur niet kan zijn geweest en door een aantal keer weg te lopen, maar de man was niet voor rede vatbaar en bleef hem achtervolgen. De man kwam steeds heel dicht bij hem staan, waardoor tot twee keer toe spuug in zijn gezicht is gekomen. Hij heeft meermaals gezegd dat hij hem “ging pakken”. [verzoeker] voelde zich bedreigd en heeft de man uiteindelijk uit zelfbescherming een duw gegeven en aantal tikken uitgedeeld. Op het parkeerterrein of in de garage was geen beveiliging aanwezig. [verzoeker] was dus op zichzelf aangewezen en niet in staat om hulp in te roepen. In plaats van dat GVB hem na dit vervelende voorval heeft gesteund, is hij vanaf het begin af aan als dader benaderd. [verzoeker] heeft tijdens het eerste gesprek op 22 oktober 2021 niet direct openheid van zaken gegeven en de beelden niet willen bekijken, omdat zijn strafrechtadvocaat dit hem had geadviseerd.
2.2
[verzoeker] heeft in het verzoekschrift subsidiair gesteld te berusten in het ontslag en verzocht om toekenning van een billijke vergoeding van € 318.395,00 bruto, een vergoeding wegens onregelmatige opzegging van € 12.735,81 bruto en een transitievergoeding van € 32.483,56 bruto. [verzoeker] heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat hij vernietiging van het ontslag wenst (de primaire vordering). Daarmee blijft de subsidiaire vordering buiten beschouwing.
Meer subsidiair verzoekt [verzoeker] voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet aan hem een transitievergoeding toe te kennen van € 32.483,56 bruto en nog meer subsidiair verzoekt hij GVB te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente over de genoemde bedragen en GVB in de proceskosten te veroordelen..
2.3
[verzoeker] verzet zich tegen toewijzing van het door GVB ingediende voorwaardelijke verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Volgens hem is geen sprake van (ernstige) verwijtbaarheid op dezelfde gronden als hiervoor aangegeven.
Provisionele vordering
2.4
[verzoeker] heeft tevens, bij wijze van voorlopige voorziening, loondoorbetaling sinds 27 oktober 2021 gevorderd en wedertewerkstelling op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag dat GVB in gebreke blijft daaraan te voldoen.

3.Verweer en tegenverzoek

3.1
GVB verweert zich tegen het verzoek. Zij voert - samengevat - aan dat [verzoeker] zich tijdens werktijd, in bedrijfskleding, schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van een medeweggebruiker. [verzoeker] heeft, in plaats van de-escalerend op te treden waartoe hij is getraind, de situatie uit de hand laten lopen en excessief fysiek geweld gebruikt door de man te slaan, te schoppen en tegen de grond te werken. [verzoeker] had genoeg mogelijkheden om de situatie anders op te lossen, door bijvoorbeeld weg te lopen of hulp (van OV-Zorg) in te schakelen. Daarnaast wordt hem verweten dat hij tijdens de toelichtende gesprekken tot twee keer toe niet eerlijk is geweest en geen openheid van zaken heeft gegeven. [verzoeker] heeft bovendien ten onrechte geen gebruik gemaakt van de heroverwegingsmogelijkheid als bedoeld in art. 16.7 CAO.
3.2
GVB verzoekt in een tegenverzoek voorwaardelijk, voor het geval het verzoek van [verzoeker] tot vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden toegewezen, om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671b lid 1 sub a jo. 7:669 lid 3 sub e BW wegens ernstig verwijtbaar handelen of nalaten en subsidiair op grond van het volledig wegvallen van vertrouwen, waardoor aan [verzoeker] geen transitievergoeding toekomt. Verder verzoekt GVB om bij het bepalen van de einddatum geen rekening te houden met de geldende opzegtermijn van drie maanden en de arbeidsovereenkomst dadelijk te ontbinden.

4.Beoordeling

Ontvankelijkheid
4.1
Het verzoek is tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is beëindigd.
Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv
4.2
Nu in deze beschikking al een finale beslissing zal worden gegeven over het verzoek van [verzoeker] , is er geen reden (meer) om met toepassing van artikel 223 Rv een voorlopige voorziening te treffen. Een voorlopige voorziening op grond van voornoemd artikel kan immers alleen worden getroffen voor de duur van het geding en het geding eindigt op dit punt met deze beschikking. Het verzoek om een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv wordt dan ook afgewezen.
Ontslag op staande voet
4.3
De kantonrechter dient te beoordelen of de redenen die GVB aan het ontslag op staande voet ten grondslag heeft gelegd als een dringende reden kwalificeren als bedoeld in artikel 7:677 BW en of er onverwijld is opgezegd. Bij de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van het ontslag moeten de omstandigheden van het geval in onderlinge samenhang worden bezien. De aard en de ernst van het gedrag van [verzoeker] spelen daarbij een rol, evenals de duur van de arbeidsovereenkomst en ook de (persoonlijke) omstandigheden van [verzoeker] en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor hem heeft.
4.4
Met GVB is de kantonrechter van oordeel dat het ontslag op staande voet voldoende voortvarend is gegeven, waarmee aan de eis van onverwijldheid is voldaan. [verzoeker] heeft dat ook niet weersproken.
4.5
Vervolgens moet beoordeeld worden of sprake is van een dringende reden als bedoeld in art. 7:677 BW.
De kantonrechter is van oordeel dat er onvoldoende gronden zijn die een ontslag op staande voet rechtvaardigen, op grond van het volgende. Vooropgesteld wordt dat GVB terecht stelt dat [verzoeker] op het moment dat het incident zich voordeed (nog) in functie was: hij had net zijn avonddienst afgerond, stond op het punt het terrein van GVB te verlaten, was in bedrijfskleding en werd door de man aangesproken in zijn functie als buschauffeur. Daarnaast is de kantonrechter met GVB van oordeel dat uit de tijdens de mondelinge behandeling getoonde beelden van het incident blijkt dat [verzoeker] zelf geweld heeft gebruikt en klappen en schoppen heeft uitgedeeld aan de man. Zo is te zien dat [verzoeker] de man een keer tegen de grond heeft geduwd, nadat deze achter hem aan bleef lopen en dat [verzoeker] de man een tweede keer, nadat hij zelf naar de man was toegelopen, zodanige klappen heeft gegeven dat deze op de grond is gevallen. De getoonde beelden roepen op twee momenten vragen op waarom [verzoeker] op die momenten niet is weggelopen van de man, maar juist op hem toeliep. De beelden wekken aldus niet de indruk dat [verzoeker] heeft gede-escaleerd, maar dat hij ook uit zichzelf geweld heeft gebruikt, hetgeen in beginsel verwijtbaar gedrag als werknemer oplevert. Daar staat echter tegenover dat [verzoeker] zich, op het moment dat het incident een aanvang nam, te weten middernacht, alleen op een verlaten terrein van GVB, zonder bewaking, bevond. GBV heeft niet weersproken dat de kantoren van GVB - in ieder geval aan de voorkant - gesloten waren en dat aan de kant waar [verzoeker] stond niet zichtbaar was dat medewerkers van GVB aanwezig waren die hij te hulp kon roepen. Bovendien staat vast dat de man die aangifte wegens mishandeling heeft gedaan op het moment dat hij [verzoeker] benaderde dronken was - waardoor zijn gedrag onvoorspelbaar was - alsmede dat hij verhaal kwam halen bij [verzoeker] omdat deze hem in het verkeer afgesneden zou hebben. Dit terwijl vaststaat dat [verzoeker] zich daaraan niet schuldig kan hebben gemaakt, omdat de Slotermeerlaan, waar dat zou hebben plaatsgevonden, niet op zijn route lag. Aannemelijk is derhalve dat de agressie is begonnen door de man en dat [verzoeker] zich in deze situatie bedreigd zal hebben gevoeld. Ook is van belang dat bij de beelden geen geluid te horen is en dat dus niet valt waar te nemen wat de man tegen [verzoeker] heeft gezegd of geroepen en hoe bedreigend of provocerend dat voor [verzoeker] is geweest. Dat er, zoals [verzoeker] heeft verklaard, speeksel van de man op hem terecht kwam, kan aan dit gevoel van bedreigdheid nog hebben bijgedragen. Daardoor valt niet met zekerheid te zeggen of en in hoeverre het gedrag van de man hem mogelijk zodanig getriggerd heeft dat begrijpelijk is dat hij met meer geweld dan nodig van zich af heeft geslagen. Of [verzoeker] in deze omstandigheden, waarin de man achter hem aan bleef lopen, de mogelijkheid had om hulp in te schakelen, bijvoorbeeld van OV-Zorg, valt te betwijfelen.
Kortom, [verzoeker] heeft harder uitgehaald naar de man dan nodig was en GVB stelt terecht dat van hem in zijn functie anders verwacht had mogen worden, maar zijn gedrag is mogelijk bepaald door de omstandigheid dat hij zich bedreigd heeft gevoeld door een dronken, boze man op een verlaten terrein.
4.6
GVB stelt ook terecht dat het op de weg van [verzoeker] had gelegen om direct na afloop het incident zijn werkgever op de hoogte te stellen en uitleg te geven over wat er was gebeurd en dat hem te verwijten valt dat hij dat heeft nagelaten. [verzoeker] heeft daarmee ook over zichzelf afgeroepen dat hij in de nacht dat het incident plaatsvond zelf als verdachte van mishandeling door de politie is ingesloten. Ook valt niet te begrijpen dat hij niet tijdens zijn verblijf op het politiebureau, toen hij in de gelegenheid werd gesteld om te telefoneren, contact heeft gezocht met GVB, althans met zijn leidinggevende. GVB verwijt [verzoeker] ook terecht dat hij niet volledige openheid van zaken heeft gegeven doordat hij op 22 oktober 2021 uitdrukkelijk heeft ontkend dat hij de man geslagen of geschopt heeft en pas nadat hij de camerabeelden had gezien waarop wel klappen en schoppen van zijn kant waren te zien, heeft gezegd dat hij een black-out moet hebben gehad. Niet duidelijk is of het [verzoeker] zelf aan te rekenen is dat hij op 26 oktober 2021 geweigerd heeft om buiten de aanwezigheid van zijn gemachtigde de camerabeelden te bekijken, hij stelt immers dat hij dat op aanraden van die gemachtigde heeft gedaan. De vraag is of [verzoeker] goed heeft kunnen inschatten of dat een verstandig advies was.
4.7
Echter, gelet op hetgeen hiervoor in rov. 4.5 over het incident zelf is overwogen en gelet op het feit dat [verzoeker] al 23 jaar bij GVB in dienst is en er nooit eerder een gewelds- of ander incident heeft plaatsgevonden, levert het gebeurde naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende grond op voor de vergaande sanctie van een ontslag op staande voet. Daarbij wordt ook in aanmerking genomen dat opvalt dat GVB niet of nauwelijks acht heeft geslagen op het feit dat [verzoeker] op haar onbewaakte remise-terrein in de nacht alleen tegenover een dronken man stond die hem - ten onrechte - ergens van beschuldigde, zonder dat duidelijk was wat die man daar midden in de nacht en zonder dat een kantoor open was te zoeken had, behalve het belagen van een individuele chauffeur.
4.7
Dat [verzoeker] geen gebruik heeft gemaakt van de heroverwegingsmogelijkheid als bedoeld in art. 16.7 CAO kan hem niet worden tegengeworpen.
4.8
Uit het voorgaande volgt dat het ontslag op staande voet niet in stand kan blijven en dat GVB zal worden veroordeeld tot loonbetaling vanaf 27 oktober 2021 totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. De gevorderde wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW en de wettelijke rente zijn eveneens toewijsbaar, nu er niet tijdig is betaald. De wettelijke verhoging zal worden beperkt tot 25%. De wettelijke rente over het achterstallig loon wordt toegewezen vanaf de datum van opeisbaarheid.
4.9
Voor toewijzing van het verzoek tot wedertewerkstelling ziet de kantonrechter geen aanleiding, gelet op hetgeen hieronder ter zake van het tegenverzoek van GVB zal worden geoordeeld. Het meer subsidiaire verzoek tot toewijzing van een transitievergoeding voor het geval de arbeidsovereenkomst wel is geëindigd door het ontslag op staande voet is niet toewijsbaar, omdat het ontslag op staande voet wordt vernietigd. Of een transitievergoeding verschuldigd is komt voorts aan de orde bij de beoordeling van het tegenverzoek.
Het tegenverzoek
4.1
Er is geen sprake van een opzegverbod.
4.11
Aangenomen wordt dat GVB zich baseert op de opzeggingsgrond van art. 7:669 lid 3 sub e BW, te weten verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.12
De kantonrechter is van oordeel dat hetgeen hiervoor in rov. 4.5 tot en met 4.7 is overwogen wel dient te leiden tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Op zichzelf beschouwd is het meer dan gepaste geweld dat [verzoeker] heeft gebruikt om de man van zich af te houden nog geen reden voor ontbinding, het is de combinatie daarvan met het feit dat hij vervolgens heeft verzuimd om GVB daarvan direct op de hoogte te stellen en dat hij niet direct de volledige waarheid heeft verteld, waardoor GVB terecht stelt dat zij het vertrouwen in [verzoeker] is verloren en dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ondanks het feit dat hierboven is geoordeeld dat het handelen van [verzoeker] niet een dringende reden voor een ontslag op staande voet oplevert, is de kantonrechter van oordeel dat wel sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verzoeker] . Gelet op art. 7:673 lid 7 sub c BW kan [verzoeker] geen aanspraak maken op een transitievergoeding.
4.13
Met inachtneming van het in art. 7:671b lid 9 sub b BW bepaalde zal het einde van de arbeidsovereenkomst worden bepaald op 1 mei 2022.
4.14
Gelet op de uitkomst van de zaak, is de kantonrechter van oordeel dat het redelijk is dat partijen ieder hun eigen proceskosten dragen.
BESLISSING
De kantonrechter:
ten aanzien van de door [verzoeker] verzochte voorlopige voorziening:
wijst het verzoek af;
ten aanzien van het verzoek van [verzoeker] :
vernietigt het ontslag op staande voet;
veroordeelt GVB tot betaling aan [verzoeker] het loon van € 3.753,93 (te verhogen met 8% vakantietoeslag en 8,33 % eindejaarsuitkering) vanaf 27 oktober 2021 tot het moment dat de arbeidsovereenkomst tussen partijen rechtsgeldig is geëindigd, te vermeerderen met de wettelijke verhoging met een maximum van 25% en de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid tot aan de dag van de gehele betaling;
ten aanzien van het tegenverzoek van GVB
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 mei 2022;
ten aanzien van het verzoek en het tegenverzoek:
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het anders of meer verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Y.A.M. Jacobs, kantonrechter en op 17 maart 2022 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter